314 en gaat over tot de orde van de vergadering. Getekend door: H J. Polderman. Motie 20: De gemeenteraad van Roosendaal in vergadering bijeen op 4 november 1999, heeft kennis genomen van de begrotingsvoorstellen van haar college van B en W voor het jaar 2000 en de meerjarenramingen; heeft eveneens kennis genomen van de Rijksbegroting en de Troonrede op Prinsjesdag; merkt op dat het optimisme over 's-lands economie breed gedragen wordt door de landelijke politiek; merkt op dat inkomenspolitiek aan de landelijke politiek is voorbehouden; merkt tevens op dat de problematiek van armoede en tweedeling zich met name op lokaal niveau manifesteert; stelt vast: dat de problematiek van langdurige armoede zoals die o.a. beschreven wordt in de minimamonitor ook in Roosendaal nog steeds zeer zorgelijk is; dat de mogelijkheden en instrumenten van de gemeente om structureel wat aan die armoede en tweedeling te doen sterk begrensd zijn; is van mening dat alleen een algehele loonsverhoging aan de onderkant van het loongebouw, het wettelijk minimumloon, soelaas zal bieden bij de structurele bestrijding van de langdurige armoede en tweedeling, omdat de minimum uitkeringen immers aan dit minimumloon zijn gekoppeld; draagt het college van B en W op deze mening van de Roosendaalse raad kenbaar te maken aan de regering; geeft het college in overweging om hierbij een verhoging van tenminste 5% als norm te noemen, en gaat over tot de orde van de vergadering. Getekend door: H.J. Polderman. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Knappers. RBRK, mevrouw KNAPPERS: Motie 21: De gemeenteraad van Roosendaal in vergadering bijeen op 4 november 1999, overwegende, dat de verordening begraafplaats Zegestede op 27 november 1997 is aangepast en vastgesteld; dat de doelstelling van deze verordening werd aangepast om nabestaaanden het recht van omzetting te geven van een algemeen graf naar een eigen graf; dat hierop ook de tarieven werden aangepast; dat op dit moment door de gemeente actie is ondernomen om alle nabestaanden van een algemeen graf aan te schrijven; dat hierbij geen rekening is gehouden met de grafrust van wettelijk 10 jaar met een verloop tot 15 jaar; dat op dit moment nabestaanden na soms maar 5 jaar na het overlijden van hun dierbaren reeds worden geconfronteerd met een dwangmatig schrijven dat binnen 2 maanden moet worden beslist tot het omzetten van een algemeen graf in een eigen graf met daarbij de hoge prijs die daaraan ten grondslag ligt; dat daarnaast vele nabestaanden dit forse bedrag niet zo maar ter beschikking hebben en hiervoor maatregelen moeten nemen; besluit: de opdracht aan het college te geven om de uitvoering aan te passen en nabestaanden pas een jaar voor het verstrijken van de wettelijke termijn van 10 jaar aan te schrijven met het verzoek binnen een half jaar een besluit te nemen t.a.v. het omzetten van een algemeen graf in een eigen graf; 315 tevens een maatregel te treffen dat voor minder draagkrachtigen dit forse bedrag in termijnen kan worden betaald; en gaat over tot de orde van de vergadering. Getekend door: M.J.C. Knappers-Hopstaken." De VOORZITTER: Dank u. Ik kom in totaal op 21 moties, danwel amendementen. Voor ik de vergadering sluit wil ik u vragen om waar moties, dan wel amendementen elkaar overlappen in de periode tot wij de vergadering hervatten, te kijken of het mogelijk is die in elkaar te schuiven hetgeen de vergaderorde ten goede zou kunnen komen. Als dat het geval is geef ik u aan het begin van de vergadering de gelegenheid dat voor te dragen. Verder wil ik u daarvoor de tijd gunnen en stel ik voor om om 19.30 uur de vergadering te hervatten. De VOORZITTER schorst de vergadering om 17.50 uur, heropent de vergadering om 19.30 uur en zegt: De heer Roeken is om 19.30 uur ziek naar huis is gegaan en wij wensen hem beterschap. Is er iemand die nog een nieuwe motie in wil dienen in ruil voor twee ingediende moties? Dan stel ik het college voor te beginnen met de beantwoording van wat in tweede termijn is gesteld. Ik zal zelf starten. Een aantal raadsleden heeft gesproken over het functioneren van de raad in relatie tot het college. De SP vraagt in het verlengde van wat de PvdA heeft gezegd, of een verordening aangepast zou moeten worden; een commissieverordening om meer ruimte voor discussie te krijgen. Ik wil de heer Polderman er op wijzen dat er in toenemende mate meer opniërende stukken in de commissie gebracht worden. Het college hecht er aan dat zaken die in de raad komen ook van een advies worden voorzien. De misvatting dat hier geen debat plaatsvindt is betrekkelijk. Een debat in de commissie is ook een debat. Wat het college betreft bestaat geen behoefte aan aanpassing van de verorderingen. Sommige raadsleden hebben onder het motto van dualisme een voorschot genomen op de discussie die landelijk speelt. De bedoeling is om in januari een bijeenkomst te houden. In fractievoorzitter-verband wordt regelmatig gedebatteerd over de vraag wat er in het functioneren van de raad c.q. de verhouding raad-college zou kunnen veranderen, terwijl het college voor suggesties, zoals gebruikelijk, open staat. Ik was enigszins verrast dat uitgerekend de WD met een pleidooi voor dualisme kwam. Omdat onlangs uit de landelijke pers bleek dat juist de WD op landelijk niveau een afwijkende mening heeft. Ook de Roosendaalse Lijst heeft het over communicatie met de raad, waarop het college wil oproepen om voortdurend met elkaar het eigen functioneren tegen het licht te houden en daarin verbetering aan te bren gen. Het CDA vraagt m.b.t. de koffieshops om binnenkort met een notitie over de stand van zaken te komen en de Vrije Lijst stelt concreet voor om in het voorjaar te evalueren. Ik zeg u een notitie over de stand van zaken toe. Hoe binnenkort dat is, kan ik op dit moment niet zeggen, daar kwaliteit van de nota voorop zal staan: er zal meer in moeten staan dan wat tot nu toe bij de raad bekend is. Aan de hand daarvan kan bekeken worden of er aanleiding is voor een evaluatie. Dat neemt niet weg dat de raad binnen niet al te lange tijd wat aanpassingen van het college op de nota kan verwachten o.a. op grond van nieuwe wetgeving en nieuwe jurisprudentie. Het informatiehuis: daar zijn wat kanttekeningen bij gemaakt, zelfs een tweetal moties van de WD en van POR/GL. Ik wil er nogmaals op wijzen hier binnenkort in de commissie op terug te komen, daar informatie voor gemeentelijk handelen een buitengewoon essentieel element is. Het is nodig om goed beleid te maken en om dit goed te kunnen uitvoeren en te kunnen evalueren. Een goede informatiehuishouding is nodig om dat allemaal te kunnen doen. Dat betekent dat een goed kader gesteld zal moeten worden, maar dat betekent vooral ook dat aan de uitvoering van een aantal zaken nadrukkelijk prioriteiten gesteld zullen moeten worden. Er valt nog veel te doen ten aanzien van de informatiehuishouding. De nota die nu voorligt geeft daar een eerste aanzet toe. Ik wijs er op dat juist van de kant van de burgers een toenemende vraag is naar het adequaat tegemoetkomen aan hun informatiebehoefte. Aan de wijze waarop men informatie wil, worden steeds hogere eisen gesteld. De post zoals die in de begroting staat is een stelpost. Voor de besteding daarvan komen we steeds weer bij de raad terug en ik wil u uitnodigen om bij die gelegenheden kritisch te kijken naar de kosten, maar de prioriteit voor het op orde brengen van onze informatiehuishouding vooral niet in de waagschaal te stellen. Het is om die reden dat het college de raad de motie van de WD daarover en het onderdeel van de POR

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 163