18 sprekingen - wij hebben er echt naar gekeken of het niet anders kan want liever niet dan wel, zeg ik u in alle eerlijkheid - zien wij echt geen andere mogelijkheden, willen we inderdaad risico's voor de toe komst zo goed mogelijk uitsluiten, want dan staat die B.V. echt op afstand en zal zij het ook echt moeten rooien. Dat vinden wij in ieder geval erg belangrijk. Ja, dan het kapitaliseren van immateriële activa. Dat is niet het beleid van de gemeente Roosendaal. Dat is ook een uitgangspunt, dus dat komt er nog eens extra bij. In die zin hebben we dan toch zoiets van ja, dat moet dan maar. Er is een toe vallige omstandigheid - gelukkig - dat wij oude kapitaalslasten niet nodig hebben en dat we die daar voor zouden kunnen benutten. Dat hoort door de raad bekrachtigd te worden. Dat is een uitdrukkelijke begrotingswijzigingen en dat we nu bij uw raad langskomen vind ik een ordentelijke manier van met elkaar omgaan. Mijnheer Eist, u heeft het nog even over de horeca. Ik denk dat het terecht is dat u daar nog op wijst. Dan toch nog even terug in de historie. Bij alle voorbereidingsscenario's en alle plannenmakerij is nadrukkelijk ook het horecagedeelte betrokken geweest. Er zijn plannen voor ge maakt, er zijn onderbouwingen voor geleverd en uiteindelijk heeft dat in 1996 geleid tot het besluit dat wij de horeca onderdeel laten zijn van het totale bedrijfsplan van het nieuwe zwembad. Het is een essentieel onderdeel hoe we daarmee omgaan en het is... - De heer ELST: Mijnheer de voorzitter, welk bedrijfsplan? - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, het bedrijfsplan wat we toen hebben opge zet. Dat maakt onderdeel uit van de bedrijfsvoering, laat ik het dan anders formuleren. Het is een na drukkelijke keuze geweest van de raad want wij moeten inderdaad niet gaan handelen in hamburgers, laat staan in "zure bommen", dat is helemaal niet nodig. Het hoort echter inderdaad wel goed opgezet te zijn. Maar er is gekozen voor het inbrengen van de horeca in de totale exploitatieopzet, omdat... - De heer PIRÉE: Mijnheer de voorzitter, maar dat wil toch nog niet zeggen dat u niet kunt verpachten, dat u een 100% overheids-B.V. hamburgers moet laten bakken? Ambtenaren dus. - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, jawel, maar ik constateer toch dat wij in de cember 1996 met elkaar nadrukkelijk - op basis van goede argumenten en goede documentatie - dat besluit hebben genomen. Het maakte onderdeel uit van het besluit, de horeca blijft binnen het totaal van de exploitatie B.V. Punt uit. - De heer PIRÉE: Mijnheer de voorzitter, daar hebben wij geen moeite mee, maar wel dat ze het zelf gaan doen, dat ze dat niet verpachten en de revenuen bij hun binnen vloeien is logisch. Zo hebben wij dat begrepen. Je gaat in 1999 toch geen ambtenaren meer in een cafetaria zetten, kom nou. - - Mevrouw KERKHOF-MOS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, dat zijn geen ambtenaren. - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, de exploitatie B.V. gaat aan de slag en de horeca hoort daar gewoon bij. - De heer ELST: Mijnheer de voorzitter, maar dat is toch de gemeente? - De VOORZITTER: Wethouder De Jaeger, heeft het woord. De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, nee, de gemeente is groot aandeelhouder, mijnheer Eist en ik baseer me nog steeds op besluitvorming van december 1996. Die was glashelder en daar gaat de B.V gewoon mee aan de slag. Voorzitter, ik wou het daarbij laten, het is jammer maar we moeten wel door. De VOORZITTER: Wenst iemand in tweede instantie het woord? Achtereenvolgens wensen de heren Hermans, Verschuren, Van Antwerpen en Eist het woord. Het woord is aan de heer Hermans. De heer HERMANS: Mijnheer de voorzitter, toch even naar dat horecagedeelte. Ik heb het bedrijfsplan gelezen - tenminste wat er bij lag - en daar stonden toch een aantal kanttekeningen bij het horecage deelte - een bargedeelte. Dan zeg ik van nou, is het nu echt glashelder dat het horecagedeelte door de B.V. word uitgevoerd of wordt het verpacht? Want een verpachting zou in wezen toch niet zo'n slechte opzet zijn, om dat toch te doen. De VOORZITTER: het woord is aan de heer Verschuren. 19 De heer VERSCHUREN: Voorzitter, we zetten de B.V. op afstand en dan mag de B.V. bekijken hoe hun denken dat zij een horecagelegenheid te gelde kunnen maken. Ik zou me daar niet graag mee willen bemoeien. Maar ik ben het nog steeds niet eens met de investeringssubsidie die wordt voorge steld. Ik denk dat het inderdaad goed is dat wij als raad hier heel duidelijk een signaal afgeven. De raad heeft de grenzen vastgesteld. We hebben gezegd hoeveel we eraan willen besteden en nu gaan we fouten in wezen belonen met een beroep en ik citeer u wij willen risico's voor de B.V. uitsluiten". Ik denk dat de B.V. de risico's gewoon moet lopen, daarvoor worden ze op afstand geplaatst. Mocht u dus inderdaad bij uw voornemen blijven in de vorm van investeringssubsidie, dan zijn wij genoodzaakt tegen te stemmen. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Van Antwerpen. De heer VAN ANTWERPEN: Mijnheer de voorzitter, ik snap dat ook de wethouder zegt dat het jam mer is dat het zo gegaan is. Zo gaat dat een stukje in het bedrijfsleven, jammer, maar helaas. Ja, we moeten hier inderdaad van leren en als u zegt van ho eens, maar de B.V. heeft geen fouten gemaakt dan vind ik dat toch wel een erg elastische verklaring, gezien het feit dat wij als gemeente groot aan deelhouder zijn, de directeur leveren en de financiering over 2,8 miljoen tot in lengte van jaren voor onze rekening nemen. Maar goed, dat is uw interpretatie. Blijft staan - voor de Partij van de Arbeid- fractie - het feit dat u toch deze start maakt met deze wijze van financiering, dan mag u ook onze te genstem noteren. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder De Jaeger. De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, u bent mijnheer Eist vergeten. De VOORZITTER: Oh sorry, mijnheer Eist. Het woord is aan de heer Eist. De heer ELST: Mijnheer de voorzitter, dat vind ik natuurlijk wel begrijpelijk want mijnheer Hermans maait het gras voor mijn voeten weg. Ik heb in die stukken inderdaad niet op kunnen maken of de B.V. dit in eigen beheer houdt of dit gaat verpachten. Wij blijven dus tegen het zelf doen van het horecage deelte. Daar zijn wij geen voorstander van. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder De Jaeger. De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, dan wordt het onderhand toch nog een "pa tatje oorlog" denk ik. - De heer ELST: Mijnheer de voorzitter, u kent de termen al. - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ja ik kom ook uit het vak, dat heb ik ook al gedaan, mijnheer Eist. Maar ik wil best aan de commissieleden de stukken ter hand stellen waarin het besluit genomen is hoe we daar mee om springen. Verder blijf ik toch bij mijn mening. Ik kan hier lang en breed met u over gaan discussiëren, ledereen is er van overtuigd dat het in ieder geval moet, dus daar is geen misverstand over. We houden verschil van mening over de financieringsvorm. Ik vind het onverstandig om de exploitatie B.V. op voorhand daarmee te belasten. Dat is niet ter bescherming van de B.V. - dat wil ik ook nadrukkelijk stellen - want die hebben een taakstelling, de opdracht straks, als ze inderdaad echt gaan beginnen - en daar wil ik me nog steeds aan houden - daar heb ik een duide lijke afspraak over gemaakt met de raad. Mij is verzekerd dat er geen ruimte zit om dit bedrag uit die middelen te halen, dan zeg ik, dat mij in ieder geval geen keuze rest. Dat leg ik ook aan de raad voor en de raad is uiteraard vrij om daar andere keuzen in te doen. - De heer ELST: Mijnheer de voorzitter, wij vragen alleen om dat nog eens te onderzoeken, of dat verpachten niet beter is, voor het totaal? Met minder risico's. - De heer DE JAEGER, wethouder: Mijnheer Eist, dat ben ik niet plan. Het is de B.V. die aan de slag gaat, het is de B.V. die zijn eigen zaakjes moet runnen en als de B.V. straks tot de conclusie komt dat ze het op een andere wijze wil organiseren, vind ik dat prima. -De heer PIRÉE: Mijnheer de voorzitter, in dit krediet zitten gelden voor leidinggevenden in de horeca en wij bepalen nu dat krediet. Dus het is niet de B.V. maar wij bepalen het. -

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1999 | | pagina 11