8 in de verste verte niet tippen aan de bedragen die wij in Roosendaal beschikbaar gesteld hebben. Wij hoeven ons daar, vergeleken met die gemeenten, niet voor te schamen. Verder is het natuurlijk wel zo dat iedere gemeente zijn eigen beleid voert. Ik zal niet verder gaan met vergelijken, want ik ben er van overtuigd dat het hier in Roosendaal naar alle redelijkheid gaat. Ik protesteer er tegen als men zou suggereren dat wij, en dan met name de mensen die in het college van sociale zekerheid zitten, want daar ligt de uitvoering van de bijstandswet, niet goed op de hoogte zouden zijn van mogelijke noden in het Roosendaalse Mevrouw KNAPPERS-HOPSTAKEN: Mijnheer de voorzitter, namens Roosendaals Belang wil ik reageren op het door U gegeven antwoord op onze vraag om te komen tot opstellen van het beleidsplan voor gehandicapten. Uw negatieve antwoord hierop stelt ons teleur. U ziet het beleidsplan nog steeds niet als een prioriteit. U geeft daarbij aan dat de verschillende facetten van dit beleid in belangrijke mate zijn geïntegreerd in het reguliere beleid en dat is nu juist het grote probleem. Integratie is goed, vooral wanneer dit op persoonlijke benadering plaatsvind, maar belangenbehartiging is een heel ander onderwerp. Wij vinden dat het een eerste vereiste moet zijn dat alle bijzondere regels en wetgevingen worden samengevat en dat er een inventari satie in het Roosendaalse moet plaatsvinden in de diverse zorgfuncties voor gehandicapten. Hulp daarbij is U aangeboden. Men kan niet over integratie spreken als men als gehandicapte eerst diverse drempels moet nemen alvorens men bij de juiste instantie terecht komt. De afhandelingen van diverse zaken lopen via vele omwegen en duren soms erg lang, zodat de drempelvrees alleen maar hoger wordt. Men kan ook niet van de ambtenaren verwachten dat ze alle afwijkende regels en wetten van buiten kennen. Een naslagwerk in de vorm van een nota zou ook voor hen een grote uitkomst zijn, evenals voor de zwakkeren in onze samenleving. Dan kan men pas spreken over integratie, omdat er daardoor ook voor de gehandicapten een erkenning is van Uw zijde, zoals ook bij de andere groeperingen en zaken waarvoor wel specifieke nota's zijn opgesteld De heer GERRICHHAUZEN, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ik denk toch dat ik weinig toe te voegen heb op het antwoordt dat wij als college gegeven hebben. Wij proberen een zo goed mogelijk gehandicaptenbeleid te voeren. Ik denk dat een nota als zodanig daar weinig toegevoegde waarde aanbrengt. Dat is een van de motieven waarom wij het maken van zo'n nota niet een hoge prioriteit geven. Als er voor ambtenaren knelpunten zouden zijn op het gebied van toepassing of uitvoering van regelingen met betrekking tot gehandicapten of als er coördinatieproblemen zijn, dan zijn we natuurlijk altijd bereid om dat te checken, na te gaan en te kijken of we daarin verbeteringen kunnen aanbrengen. Wij hebben daarvoor ook een aantal maatre gelen getroffen. Ook zijn wij bereid om in overleg te treden als dat nodig is met het Roosendaalse Gehandicapten Platform om concrete knelpunten te inventariseren. Maar het college ziet niet meteen het schrijven van een hele nota hierover als een nuttige activiteit. De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede instantie? Mevrouw KNAPPERS-HOPSTAKEN: Mijnheer de voorzitter, wij betreuren dat echter wel. Ik vind het maatregelen nemen wanneer de problemen aan de orde komen, het paard achter de wagen spannen en dan moeten er die bewuste vele omwegen plaatsvinden, waardoor het alleen maar een langdurig effect heeft. Wij zijn

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1989 | | pagina 9