466 Het is namelijk een punt om van een stukje grond waar de bestemming van het buitengebied niet geldt, niet volledig een witte vlek te maken of te houden. Daarom is in het verleden dit stukje grond meegenomen bij het nemen van een voorbereidingsbesluit. Dus op zich was het al lang aan de orde; al lang voordat deze man deze woning kocht. Dus daar kan de pijn op zich niet in zitten. Hij heeft echter, en dat is niet helemaal ten onrechte, ergens opgevangen, dat de gedachten over dit terrein enigszins aan het verschuiven zijn. Er wordt inder daad hier en daar gedacht om in plaats van een agrarische bestemming, te zijner tijd er een bedrijventerrein bestemming aan te geven. Deze verandering in het denken is nog in een ambtelijk stadium; dat heeft deze man opgevangen en daarom heeft hij nu ook gereageerd. Nou, ik denk dat het dan inderdaad niet anders dan correct is om, op het moment dat het wat vastere vormen aan gaat nemen (op het moment dat het aan het college wordt voorgelegd, want dat is nog niet gebeurd), dan met deze man in contact te treden en eens te kijken hoe wij met zijn belang daarin om kunnen gaan. Inhoudelijk ben ik het er mee eens, dat deze persoon daar geen nadeel van mag ondervinden. De VOORZITTER: Nog een reactie mijnheer Pirée? De heer PIREE: Mijnheer de voorzitter, ik had het woord willen voeren over de zaken ten aanzien van bewoners van de Dr. Lemmensstraat/Stationsplein. Maar omdat deze zaak nog steeds onder Raad van State is, zie ik daarvan af. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Cormaux. Mevrouw CORMAUX-EENINK: Mijnheer de voorzitter, op het gevaar af vervelend te worden, wilde ik Uw toestemming om een toelichtende vraag over een E.-stuk te stellen, dus echt niet inhoudelijk er op in te gaan maar inderdaad een toelich tende vraag te stellen; ik wil er dus echt niet inhoudelijk op ingaan. Het gaat over E.-stuk nummer 5. In de commissie is dit rapport van het Stedelijk Jeugd en Jongerenwerk inhoudelijk niet behandeld omdat het nog besproken zou worden met de Werkgroep drugs waarna het met diens reactie op het rapport terug zou komen in de commissie. Nu staat het toch op de lijst van ingekomen stukken van de raad. Mijn vraag is, komt het rapport nadat het in de commissie is besproken straks nog een keer terug in de raad en de aanvullende vraag is: zou U het dan als D.-stuk willen plaatsen, want ik denk dat de inhoud van dit rapport best een discussie waard is. De VOORZITTER: Komt dit stuk nog in de commissie, ja? Goed, dan is afgesproken dat dit nog in de commissie komt. Mevrouw CORMAUX-EENINK: Mijnheer de voorzitter, komt het dan ook nog terug in de raad op de lijst van ingekomen stukken? De VOORZITTER: Dat is niet de bedoeling. De heer Van Hal krijgt het woord. De heer VAN HAL: Mijnheer de voorzitter, ik wilde Uw antwoorden op mijn schrif telijke vragen aan de orde te stellen. Dat gaat over het Van Gend Loos-pand, dat er helaas ni,et meer is. Het is dus een beetje water naar de zee dragen (de voorzitter zegt dat het meer mosterd na de maaltijd is) want het pand, zoals ik al zei, is er niet meer. Ik merk terzijde op dat meteen op de keerzijde van de bladzijde verwezen werd naar de nota kinderopvang maar dat zal wel een composi tiefoutje zijn. Voor wat betreft de antwoorden, voorzitter, ik denk dat ook hier de uitspraak van Wim Sonneveld op sommige vragen is gehanteerd, namelijk "niet op reageren Lena". De vragen zijn zo nu en dan enigszins suggestief geweest, maar ik had toch graag een antwoord van het college gehad. Het is in elk geval 467 zo, voorzitter, dat de Roosendaalse samenleving wat betreft het Van Gend Loos- pand voor het blok is gezet. De volgende vraag is, wat nu op deze kale plek? In de replieken, handelend over datzelfde Stationsplein, heeft U bij monde van wethouder Vos gesteld, dat in 1990 in een structuurvisie op de gehele stad hier op zal worden teruggekomen. Overigens worden momenteel al diverse initiatieven voorbereid om tot een inte grale beeldvorming voor dit gebied te komen. Indien dit voornemen en hiermee wordt de sloop van het Van Gend Loos-pand bedoeld, wordt uitgevoerd, kan de gemeente alleen voorwaarden stellen ten aanzien van de bouwvergunning voor de nieuwbouw. Ik zou willen voorstellen voorzitter, om graag tevoren, voordat al dan niet de bouwvergunning gegeven wordt voor het nu op te richten pand, deze twee uitspraken die ik uit de replieken van Uw college heb gehaald te koppelen en de gemeenteraad hierover in kennis te stellen. Dank U wel. De VOORZITTER: Wethouder Vos heeft het woord. De heer VOS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, het betreft voornamelijk vragen over de toekomst van deze lokatie, daarom zal ik deze beantwoorden. Ik wil eigen lijk in de toekomst wel voorkomen dat wanneer er een monumentaal pand wordt behouden, deze wethouder en de heer De Koning daarvoor de eer krijgt en wanneer er iets wordt gesloopt de wethouder monumentenbeleid daar de schuld van krijgt. Ik zal, omdat het toekomst gericht is, Uw vraag nu beantwoorden. Wanneer er voor een bepaald bouwproject een bestemmingsplanwijziging nodig is, dan is het in het Roosendaalse een goed gebruik dat het college de commissie en bij hele belangrijke grote zaken de raad randvoorwaarden laat vaststellen waar binnen het nieuwe bouwwerk kan ontstaan. Als het een bouwwerk is, passend binnen het bestemmingsplan, is het de bevoegheid van het college en geeft het college de kaders aan. Of het hier nou betreft een bouwwerk (want we kennen het bouwwerk niet), als dat past binnen het bestemmingsplan, dat heb ik nu even niet paraat maar ik dacht het haast wel; als het zo is, dan zal het zo zijn, dat het college die kaders aangeeft. Is het zo, dat we daar overheen gaan, dan gaan we uiteraard naar de commissie. Zonder hoofdelijke stemming worden de ingekomen stukken en mededelingen voor kennisgeving aangenomen. 4.a Voorstel nr. 884: compensatie premie AOW/AWW over werkgeversaandeel ziekte kosten voor rechthebbenden op een A.b.p.-weduwnaarspensioen. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aange nomen (zie besluit III/884a). 4.b Voorstel nr. 885: 12e wijziging gemeenschappelijke regeling Streekgewest Westelijk Noord-Brabant. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangeno men. 4.c Voorstel nr. 886: jaarverslag, actieplan, statuut en subsidieverzoek Bel gisch Nederlands Grensoverleg (BENEGO).

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1989 | | pagina 259