n
361
goede ontwikkelingen zijn. Dat betekent dus dat we moeten proberen samenwer
kingsrelaties tot stand te brengen en dat we moeten proberen om al doende zaken
bij te stellen en ook dat beleid steeds te evalueren en opnieuw te confronteren
met dat genoemde ideaalbeeld. Steeds zal blijken dat we dan dat beeld nooit
helemaal zullen realiseren, omdat de zorgbehoeften verschuiven, wensen en
behoeften van ouderen veranderen, omdat mensen nu eenmaal veranderen. Wij denken
wel als college dat we met deze nota inderdaad een goed kader hebben, waarmee we
die andere partijen kunnen aanspreken en als het ware een soort makelaar kunnen
zijn tussen allerlei betrokken instellingen op het gebied van de ouderenzorg.
Dan is er een groot aantal concrete vragen gesteld. In de eerste plaats is er
door de CDA-fractie en ook de Partij van de Arbeid-fractie en ik dacht ook nog
de fractie Rampaart en het POR gevraagd wat nu precies de status is van het
onderzoek leefsituatie ouderen, omdat er in de nota met dat onderdeel een
p.m.-post is opgenomen. Dat geldt voor meer onderdelen in de nota, omdat die
nota nu eenmaal een kadernota is en op dit moment niet voor elk onderdeel bekend
is wat de kosten daarvan zijn. Het college is bereid om ten behoeve van dat
onderzoek onder ouderen financiële middelen vrij te maken, om dat onderzoek ook
op redelijk korte termijn te kunnen uitvoeren, zij het, dat wij daarbij ook weer
nadrukkelijk in overleg willen treden met het te vormen overlegorgaan van de
ouderen, omdat we ook dat onderzoek juist niet willen starten zonder inspraak
van de ouderen, maar juist die groep daar zeer nadrukkelijk bij willen betrek
ken, omdat we anders weer dingen gaan onderzoeken, die die ouderenorganisaties
zelf wellicht niet belangrijk vinden. Ik kan de heer Notenboom wat dat betreft
geruststellen. Hij kan zijn motie in zijn zak houden. Het college is bereid om
daarvoor financiële middelen vrij te maken, mits ook de raad daartoe straks
bereid is, want die zal dat uiteindelijk moeten besluiten. Dan zijn er vragen
gesteld over de status van het overlegorgaan. De een heeft liever meteen een
seniorenraad, de heer De Man komt zelfs vanuit de cybernetica tot die senioren
raad, maar dat lijkt mij meer een bewijs uit het ongerijmde, mijnheer De Man,
want het voorstel, zoals wij nu op tafel leggen past meer in de leer van de
cybernetica, dan hetgeen U nu wil. Wij willen het juist laten groeien en dat is
de kern van de cybernetica, die dus steeds de signalen vanuit de maatschappij
probeert te vertalen in de meest reële voorstellen, zoals die op dat moment
gewenst zijn.
De VOORZITTER: Zeg nou eens even wat cybernetica is.
De heer GERRICHHAUZENDat moet U aan de heer De Man vragen, die kan dat in de
tweede instantie veel beter uitleggen dan ik.
De heer PIRËE: Bestuurkunde
De heer DE MAN: Dat betekent het stuur dan ook gelijk in je handen pakken.
De heer GERRICHHAUZEN: Wij kiezen er dus ook nadrukkelijk voor om niet on
middellijk te gaan starten met een seniorenraad, waar we in de praktijk nog niet
onmiddellijk weten hoe dat exact moet gaan functioneren. Wij willen wel op korte
termijn met voorstellen komen, hoe precies de status van het overlegorgaan zal
zijn, welke betrokkenen daarin moeten deelnemen en dat zullen wij in ieder geval
ter kennisname brengen van de commissie welzijn, zodat de raad daarover nadruk
kelijk geïnformeerd is. Dan is door een aantal fracties ook gesproken (U kunt
goed merken dat mevrouw Adriaansen-Van Nispen ook al die tijd lid is geweest van
de projectgroep) over een aantal onderdelen met betrekking tot de Stichting
Welzijn voor Ouderen, of zoals het voorheen heette de Stichting Gecoördineerd
362
Ouderenwerk. Een aantal stellingen die zij daar betrekt kan ik toch niet onder
schrijven, zoals de stelling dat de stichting zeer ruim in de personele jas zou
zitten. Ik denk dat dat in vergelijking met andere steden beslist niet het geval
is. Ik denk dat we wel een adequate toerusting hebben voor de stichting en ik
denk ook dat die een aantal activiteiten ontwikkelt, zoals maaltijdenvoorziening
en sociale alarmering, die ook in andere plaatsen bij zo'n stichting plaatsvin
den. Dus wat dat betreft deel ik haar opvattingen niet. Dan is er gesproken (ook
door haar fractie, met name met betrekking tot de motie, en door veel fracties
is daarna daarop verder gebouwd) over de maaltijdenvoorziening. Er is een aantal
fracties die daar al een duidelijk commentaar op geleverd hebben. Ik denk dat de
intentie van die motie (en ik denk dat alle fracties daarmee eens zijn geweest)
op zichzelf sympathiek is, dat het inderdaad ook een reëel feit is dat het
Provinciaal Welzijnsbeleid Ouderen die adviesprijs van 5,10 steeds noemt. In
de Nota flankerend ouderenbeleid hebben we vastgesteld (ook op basis van de
informatie van de Stichting Welzijn Ouderen) dat op dit moment de knelpunten
relatief beperkt zijn en stellen we voor toch bij de bestaande prijs te blijven.
In de motie wordt voorgesteld om te komen tot een differentiatie in de prijs
stelling. Ik denk dat daar toch een aantal kanttekeningen bij geplaatst moet
worden, die ook door de andere fracties genoemd zijn. Ik denk in de eerste
plaats, dat het vaststellen van de prijs ook een stukje autonomie is van de
stichting, waar wij wel degelijk medezeggenschap over hebben, maar als wij
daarmee willen praten, dan hangt daar onmiddellijk een prijskaartje aan vast. In
de nota wordt daar ook nadrukkelijk naar verwezen, wat het budgettair zou
betekenen, als we die prijs op 5,10 zouden brengen. Dat zou een aanzienlijke
meeruitgave met zich brengen, waarvan je toch de vraag kunt stellen, gelet op
het feit dat ook U onderkent, dat een aantal ouderen de prijs zonder meer op
kunnen brengen, of dat dan wel helemaal doelmatig besteden van gelden is. In de
tweede plaats zitten daar natuurlijk ook tal van uitvoeringsproblemen aan vast.
Het is gemakkelijk om het in een motie te formuleren en te vragen, maar daar
zitten administratieve kosten aan vast om inderdaad vast te gaan stellen wie dan
wel en wie dan niet voor een hoger of lager tarief in aanmerking komt. Daarnaast
hebben de andere fracties vragen gesteld over de opbouw van de prijs en de hele
gang van zaken rond de prijs of je ook niet op andere manieren in het voedings
pakket onderscheid kunt aanbrengen. Ik zou willen voorstellen om de motie,
enigszins gewijzigd door het college, over te nemen, namelijk om wel in overleg
te treden met de Stichting Welzijn voor Ouderen om een duidelijke notitie boven
tafel te krijgen, waarin op een aantal aspecten van die prijsopbouw en van de
uitvoeringspraktijk wordt ingegaan, zonder op dit moment aan te geven, dat de
prijsdifferentiatie het gevolg moet zijn, zoals dat in de motie wordt neerge
legd. Er is ook door de CDA-fractie een andere suggestie gedaan die wellicht net
zo doelmatig en doeltreffend is. Het betekent dus dat de motie voor het college
voor een deel zonder meer meegenomen kan worden in het overleg en als de re
sultaten van dat overleg er zijn kunnen die opnieuw aan de raad worden voorge
legd en kan alsnog bekeken worden wat er moet gebeuren en heeft iedere fractie
ook de mogelijkheid om naar voren te brengen wat ze wil op dit punt. Er is ook
door andere fracties gewezen op de inkomenspositie van ouderen. De heer
Notenboom heeft voorstellen aangekondigd bij de algemene beschouwingen in het
kader van het minimabeleid. Die voorstellen wachten wij af. Ik stel ook vast,
dat er een nieuw kabinet aan zit te komen, dat toch ook weer de inkomenspositie
van ouderen zal verbeteren: er komt toch weer een koppeling tot stand onder een
aantal voorwaarden, die ook voor ouderen inkomensgroei en delen in de wel
vaartsgroei zal inhouden. Ik denk dat dat ook een gunstige situatie is. Even
kijken of ik de meeste punten gehad heb. Ik loop het even per fractie na. Ik
noem nog even een punt over de samenwerking tussen de Stichting Welzijn voor