275 toezegging, dat U geactualiseerd cijfermateriaal zou overleggen. Dit jaar hebben wij het genoegen 2 verzoeken van schoolbesturen aan te treffen tot het stichten van nieuwe scholen. Beide onderbouwden hun verzoek op de twee enige manieren die de wet toestaat, de een met een deugdelijk onderbouwde prognose, zowel volgens het V.N.G.-model als volgens het Primos-model en de andere met een voldoende aantal handtekeningen van ouders, die voornemens zijn hun kind op die school te plaatsen. Wij moeten echter onze beslissing nog steeds baseren op een, weliswaar geactualiseerd, onderzoek spreiding openbaar basisonderwijs. Wij vinden het eigenlijk onze eer te na komen, dat wij, als grotere stad van bijna 60.000 inwoners voor 2 omvangrijke schooltypes, het R.K.- en het openbaar onderwijs, niet over cijfermateriaal en prognosemethodieken beschikken, zoals bijvoorbeeld de StOAGG voor haar Montessorischool. Terecht constateert U, dat dit jaar noch een openbare noch een R.K. school voor Tolberg-West in het plan voor scholen kunnen worden opgenomen. U hanteert echter verschillende motieven. De R.K. school moet wegens leegstand in de buurt nog even in de wachtkamer en voor het openbaar onderwijs durft U nog steeds de conclusie te trekken, dat Roosendaal over voldoende openbaar basisonderwijs beschikt in een genoegzaam aantal scholen en die mening te baseren op een eerder genoemde spreidingsonderzoekjeMijnheer de voorzitter, naar onze mening moet volgens het systeem van de wet eerst de kwantiteitsvraag beantwoord en beargumenteerd worden, vervolgens de spreidingsvraagwaarvan U overigens zelf toegeeft, dat die spreiding verkeerd is. Daarna pas moet in het kader van het overzicht vermeerdering huisvesting gekeken worden naar optimale benutting van bestaande schoolgebouwen. Een behoefte-onderzoek dient ingericht te zijn zoals StOAGG dat bijvoorbeeld doet op basis van demografische gegevens, komen tot een berekening van het mogelijke aantal schoolgaanden in die leeftijdsklassen vermenigvuldigd met het belangstellingspercentage. Dat belangstellingspercentage dient naar onze opvattingen objectief beredeneerd en berekend tot stand te komen. Uw percentage van 302 voor het openbaar onderwijs zou best eens redelijk kunnen zijn, gezien de onderzoeksresultaten van de heer Brasten van de Erasmusuniversiteit, die uitkomt op 322 voor Roosendaal, en gelet op de ervaringscijfers in de laatste voltooide woonwijk maar als U het percentage nader zou willen vaststellen door middel van directe meting, hebben wij daar geen enkel bezwaar tegen. U redeneertrant op basis van het spreidingsrapportje, er zijn geen voorzieningen dus er is ook geen belangstelling, is echter voor de VVD-fractie onaanvaardbaar. Vergelijking tussen het spreidingsonderzoekje 1986 en 1989 bewijst immers Uw eigen ongelijk. Het aantal openbare leerlingenplaatsen is in die 3 jaar immers toegenomen van 658 naar 834 en het zogenaamde belangstellingspercentage steeg ook met 3,212. Dit alles ondanks de zeer slechte spreiding. Mijnheer de voorzitter, in Uw raadsvoorstel kondigt U aan, vóór 1 apri* volgend jaar met een notitie naar de raad te komen waarin duidelijk wordt hoe U in de toekomst met deze materie om wenst te gaan. Eigenlijk hebben wij vorig jaar al bij amendement aangegeven, dat wij dat voor dit jaar wilden, maar omdat we op basis van de toen voorliggende gegevens niet in staat waren gemotiveerd te verklaren of in onze stad voldoende openbaar onderwijs bestaat in die genoegzaam aantal scholen. Datzelfde geldt eveneens voor het R.K. basisonderwijs. Ook dit jaar kunnen wij dat tot onze spijt niet en wij zijn genoodzaakt Uw voorstel om noch een openbare noch een Rooms-Katholieke school in het plan op te nemen, te volgen. Wij betreuren het echter, dat daardoor onduidelijkheid en onzekerheid met name bij het SKOR ontstaat. In ons betoog hebben we aangegeven, dat onze stad het waard is zorgvuldig beredeneerd en berekend met deze materie om te gaan. Wij moeten het een particuliere instelling niet gunnen, ook al is het een onderwijsinstelling, dat zij het huiswerk beter maken dan wij. Onze verwachtingen voor het volgend voorjaar zijn 276 dan ook zeer hoog gespannen en dat in meerdere opzichten, mijnheer de voorzit ter Dank U wel De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Kuijpers. De heer KUIJPERS: Mijnheer de voorzitter, de POR-fractie is van mening, dat onderwijs zoveel mogelijk geïntegreerd moet plaatsvinden en dat het onderwijs, zeker als dat betrekking heeft op leerlingen van het basisonderwijs, zo dicht mogelijk bij het kind gebracht moet worden. En hier bedoelen dan niet zo zeer de leerstof mee (ook dat is een must voor het onderwijs) maar in dit geval bedoelen wij de afstand. Voor een basisschoolleerling is de buurt, na het huis, de meest directe leefwereld en daar behoort dat onderwijs plaats te vinden. Vanuit deze 2 facetten, namelijk integratie en afstand, benadert de POR-fractie dit voorstel. Voorzitter, het verzoek van de Stichting Islamitisch Onderwijs Roosendaal om een basisschool op Islamitische grondslag in het plan op te nemen, betreuren wij want het doet afbreuk aan de integratie. Nu moeten wij daar nu ook weer niet al te dramatisch over doen want stichtingen of verenigingen, die Protestants- Christelijk, Katholiek of openbaar onderwijs voorstaan, doen toch ook hetzelfde als deze stichting, namelijk scholen gebaseerd op eigen grondslag stichten. Had dit recht, voortgekomen uit de schoolstrijd, ook onder andere niet tot gevolg, dat het Katholieke deel van de Zuidelijke Nederlanden via hun eigen vorm van onderwijs zich kon emanciperen? Wij hebben nu zoiets, voorzitter, als "de pot verwijt de ketel". Met betrekking tot a. en b. van dit voorstel moet de POR- fractie concluderen, dat het einde van de schoolstrijd in Roosendaal nog niet in zicht is. Het einde van de schoolstrijd is de titel van een artikel in Interme diair van 22 september 1989, waarin wordt beweerd, dat het CDA, met daarbij de vroegere onderwijsminister Deetman, geen absolute prioriteit meer toekent aan het confessioneel onderwijs. In Roosendaal, voorzitter, zijn wij nog niet zo ver. Bij ons woedt nog de schoolstrijd, de strijd wie er nu scholen mag stichten in Roosendaal. Op grond van de gemeentelijke cijfers en de wetgeving, zegt het college tegen de voorstanders van openbaar onderwijs en Rooms-Katholiek onder wijs: neen. Deze cijfers worden door beide partijen bestreden. Een directe me ting kan hierin tijdelijke uitkomst bieden en de POR-fractie vraagt het college dan ook: wanneer gaat U nu eens eindelijk over tot de directe meting. Laten we ons dan ook gelijk realiseren, dat een directie meting ook maar een momentopname is en daardoor een beperkte betekenis heeft. Maar het is in ieder geval iets. Bekijken wij nu de leerlingenaantallen, dan komt zowel het openbaar- als het Rooms-Katholiek onderwijs niet in aanmerking voor het stichten van een school. Daarbij moeten wij dan ook nog in aanmerking nemen, dat er plannen bestaan om de stichtingsnorm van basisscholen te verhogen. Als wij echter alle leerlingen in Tolberg-West, die resteren na alle berekeningen, bij elkaar optellen, dan komen wij aan een leerlingenaantal van ruim boven de 200 leerlingen: voldoende voor het stichten van een volwaardige school. In Tolberg is er namelijk nog plaats voor een 4e school, niet voor een 5e school. Uitgaande van onze twee reeds eer der geformuleerde doelstellingen, namelijk integratie en afstand, ondersteunt de POR-fractie het voorstel van het college maar vraagt in het verlengde hiervan aan het college, om te bezien of het mogelijk is om in overleg met bijvoorbeeld het SKOR te komen tot een geïntregeerde school of, zo U wilt, tot scholen op Oecumenische grondslag of een drie-in-één-schoolVoorzitter, alleen door het stichten van zo n school, kunnen alle kinderen uit Tolberg-West in hun eigen buurt naar de basisschool. De VOORZITTER: De heer De Man krijgt het woord.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1989 | | pagina 163