249 Interpellatie van de heer Vergouwen Inzake het kappen van bomen op het Hudsonterrein. De VOORZITTER: De heer Vergouwen vraagt in het kader van agendapunt 6 het woord op basis van artikel 36 van het Reglement van orde. Dat gaat over onderwerpen die vreemd zijn aan de orde van de dag. De heer Vergouwen moet maar eerst uiteenzetten wat hij eigenlijk wil. Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen van U direkt artikel 36 van het Reglement van orde paraat heeft. Ik zal de korte inhoud daarvan nog even weergeven. Het is namelijk daarom ook wel goed om dat even te doen, omdat voor het eerst, in de periode althans dat ik deze raad voorzit, van dat artikel gebruik wordt gemaakt en het misschien een goede aanleiding is om ons eens even goed op dat artikel binnen het gemeentelijk bestel te bezinnen. Artikel 36, eerste lid luidt: indien een lid, ten aanzien van een bepaald onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag wenst, dat door burgemeester en wethouders of de burgemeester ingevolge artikel 129 van de Gemeentewet (dat is het verantwoordingsartikel) inlichtingen zullen worden gegeven, dan heeft hij tot het doen van de daarop betrekking hebbende vragen het verlof van de vergadering nodig. De te stellen vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd zijn en tijdig, schriftelijk, bij de voorzitter worden ingediend. Heeft dat plaats meer dan twee maal vierentwintig uur voor de aanvang van de vergadering, dan worden de leden met het voornemen in kennis gesteld, onder mededeling van het onderwerp van de interpellatie. U heeft dus gemerkt dat U die vragen niet hebt en dat ze dus niet twee maal vierentwintig uur vantevoren zijn ingediend. Ik constateer bovendien dat ik ze tot op dit moment ook niet heb. Het artikel vervolgt: in spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kunnen de vragen ook zonder voorafgaande schriftelijke indiening in de verga dering worden gesteld. De voorzitter kan dat dus op dit moment niet beoordelen omdat hij nog niet beschikt over de tekst van de korte en duidelijke vragen. Maar goed, we werken allemaal voor het eerst met dit artikel. We zullen straks de korte en duidelijke formulering van de heer Vergouwen aanhoren en dan zal de voorzitter zijn mening geven over het al dan niet spoedeisende karakter. Stel dat de voorzitter het spoedeisend vindt, dan zal de vergadering verlof moeten geven tot die interpellatie. De vergadering kan het dan eens zijn met de voor zitter of niet eens zijn met de voorzitter. Dat is natuurlijk Uw vrijheid en verantwoordelijkheid. Wordt dat verlof verleend door de vergadering, dan geven burgemeester en wethouders, of geeft de burgemeester, desverkiezende dadelijk, of in een volgende vergadering (dat zou er mede van af kunnen hangen dus of ze eerder schriftelijk kennis hebben kunnen nemen) de verlangde inlichtingen, voorzover dat niet strijdig is met het openbaar belang. Dit is het artikel. Nu zijn we benieuwd naar de heer Vergouwen die het woord heeft. De heer VERGOUWEN: Mijnheer de voorzitter, ik wil het ook wel erg formeel spelen. Op de eerste plaatst staat in het artikel niet dat ik mijn vragen voor moet lezen, maar moet U op grond van het onderwerp dat ik aandraag beslissen of het thans goed is en of het een spoedeisend geval is. Het onderwerp, waarover ik het wil hebben gaat over het kappen van de bomen op het voormalige Hudsonter rein. Gelet op het feit dat afgelopen zondag een advertentie in de krant gestaan heeft dat dat (zo er geen bezwaren zijn) binnen een week gaat gebeuren, denk ik, dat ik hiermede voldoende heb aangegeven dat mijn onderwerp, waar ik kort geformuleerde vragen over wil stellen, een spoedeisend karakter heeft. Een tweede opmerking, mijnheer de voorzitter, in het kader van de toestemming die de raad moet geven vooraleer ik mijn vragen stel (om het heel formeel te stellen) is, dat ik mij terdege realiseer dat artikel 36 alleen maar bij grote uit zondering gebruikt dient te worden. Dat dat mijn intentie is, daarvan moge 250 getuigen het feit, dat ik twee dagen geleden U een brief heb gestuurd met het verzoek om het kappen van de bomen op het Hudsonterrein in deze vergadering te agenderen, zodat de totale raad hierover zou kunnen meepraten. Op formele gronden (terecht, zeg ik erbij) is dat afgewezen. Toen heb ik gezocht naar een mogelijkheid (nogmaals gelet op dat spoedeisende karakter) om alsnog vanavond dit te doen en heb U dus gevraagd om artikel 36 te mogen toepassen. Rest mij, vooraleer ik mijn kort geformuleerde vragen stel, U toestemming te vragen om dit te doen, in het kader van spoedeisende gevallen en U op Uw beurt aan de raad te vragen of ik inderdaad toestemming krijg om mijn vragen te stellen. Dat ter toelichting, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Nu is mijn vraag dus, wilt U Uw vraag even formuleren. Laten wij er niet moeilijk over doen. Wat ik al belangrijk vind en nog eens even heb willen onderstrepen en wat naar mijn genoegen door de heer Vergouwen onder streept wordt, is, dat de mogelijkheden die artikel 36 biedt in ons bestel, in ons gemeentelijk bestel, inderdaad hoge uitzondering dienen te blijven. Wij hebben de mogelijkheden tot schriftelijke vragen stellen aan het college en we moeten niet (in gevallen dat dat niet écht nodig is) tot deze zaken onze toe vlucht nemen. Laat ons niet al te ingewikkeld doen en met elkaar afspreken dat het een hoge uitzondering moet worden. Ik zou bij U willen bepleiten om de heer Vergouwen de gelegenheid te bieden zijn vragen kort en duidelijk aan het college te stellen, zodat in ieder geval er de mogelijkheid is voor het college om daarop te reageren. De heer Rampaart en mevrouw Kerkhof-Mos wensen het woord. De heer RAMPAART: Mijnheer de voorzitter, wij hebben deze dagen, ik meen maandag of dinsdag een uitvoerige brief gekregen van mensen die een bezwaar hebben ingediend. Die hebben dat tijdig ingediend, naar ik meen en dan moet er dus een AROB-procedure of iets komen en moeten we afwachten De VOORZITTER: Het gaat over de vraag of we toestemming geven aan de heer Vergouwen om kort en duidelijk vragen te formuleren. De heer RAMPAART: Mijnheer de voorzitter, dat is onze vraag. Als dus die zaak aanhangig is gemaakt dan is dus een procedure gaande die de zaak op de helling zet. Dan vind ik dat het niet nodig is om nu die vragen te stellen en nu te behandelen. Dan moeten we eerst afwachten De VOORZITTER: Dan moet U tegen het verzoek stemmen ook. Had mevrouw Kerkhof—Mos nog het woord willen hebben? Mevrouw KERKHOF-MOS: Mijnheer de voorzitter, ik zou, gezien het feit dat het onderwerp dat de heer Vergouwen vanavond wil bepraten, mij bekend is, willen zeggen dat ik het belangrijk genoeg vind om het op dit moment te ondersteunen, (maar ik onderschrijf Uw woorden, dat het inderdaad tot de uitzonderingen beperkt moet blijven) gezien het toch spoedeisende karakter. Ik heb trouwens ook (in dit verband wil ik dat toch even opmerken) de heer Vergouwen gevraagd, waarom is daar geen schriftelijke vraag over gesteld. Terecht heeft hij gezegd: ja, dan komt het antwoord wel te laat". Vandaar dat ik, met name om die reden, nu zijn verzoek zou willen ondersteunen en dat betekent, denk ik, dat U hem de gelegenheid kunt geven de vraag te stellen. De VOORZITTER: Zou degene die er bezwaar tegen heeft dat de heer Vergouwen zijn vragen stelt, de hand op willen steken. Mijnheer Vergouwen gaat Uw gang.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1989 | | pagina 144