183 iets, want er kan wel eens iemand op mijn plekje liggen. Als er geen eigen plekjes zijn, dan kan ook niemand op m'n plekje liggen. Dat is de situatie zoals die nu is en die zal dan blijven tot inderdaad de verdere besluitvor ming heeft plaatsgevonden. De heer Snel had vier opmerkingen. Ik denk dat de eerste drie al redelijk beantwoord zijn. U doet nog de suggestie om de stuw terug te plaatsen, maar eerst nu al baggeren, want daar is het het minst vervuild. Met die constatering bent U er wel, maar baggeren betekent toch dat het slib verwerkt moet worden. Als U dat nu zegt, dan zitten we toch twee keer met het aanvoeren van het materiaal. Ik denk dat dat dan toch twee keer aanzienlijke kosten zouden zijn. Het is beter de damwand terugzetten, een structurele oplossing zoeken en de kosten zo veel mogelijk beperken, zodanige oplossingen zien te zoeken, dat dat haalbaar is. Daar is nog studie voor nodig, wat de beste oplossing is. Regelmatig baggeren, dan ben je ook van het probleem af, maar dan is het de vraag: hoe vaak dan wel? Daar moet je toch onderzoek naar hebben, naar de aard en omvang van met name de bron en wat daar aan mogelijkheden zijn om dat af te dichten. De heer Van Iersel zegt dat de nota, zoals die er nu ligt een groot aantal feiten opsomt en daarnaast nog vragen open laat. Vragen zijn er voor het college ook nog best. Hoe kunnen we de oorzaak van de vervuiling beheersen en kunnen we zodanige maatregelen treffen, dat we niet in grotere frequentie voor verras singen komen te staan en welke technische oplossingen zijn er voorhanden, die een zo min mogelijk beroep op de portemonnee doen. Die vragen hebben we ook allemaal nog. De financiële consequenties van een en ander zijn nog zeer sterk afhankelijk van het bestuurlijk overleg met al de organen en de verantwoordelijkheden die ik heb genoemd, hoogheemraadschap, waterschap, provincie, Rijk, België en ook afhankelijk van de verschillende opties die in technische opzicht mogelijk zijn. Ik vind desalniettemin dat op grond van de vragen die er nu nog zijn niet de conclusies getrokken kunnen worden zoals het POR die trekt. U wilt de wethouder van sport nog vragen: hoe zit het nou met vrije ligplaatsen als ik dat zo mag zeggen. Ik denk dat ik daar antwoord op heb gegeven. D66 zegt: de gemeente zou eigenlijk nog beter moeten luisteren en adviezen van burgers daarbij betrekken. Elk signaal van de burgers dat ons bereikt en dan zeg ik er wel wat bij, dat ons bereikt, wordt wel degelijk bekeken in samenhang met andere signalen. Als dat inderdaad een signaal is, dan zijn wij nooit te lui om te luisteren. Dat wil niet zeggen dat we het altijd eens zijn, dat is een ander verhaal. Voorzitter, ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord en dat ik nogmaals kan herhalen dat ik liever heb dat de motie met betrekking tot de afkeuring inderdaad wordt ingetrokken. Ik denk dat het college geen enkele blaam treft, ook niet de individuele wethouder, maar ook het hele college niet. Ik denk dat we de zaken goed op een rijtje hadden, maar net als U pijnlijk verrast zijn. We kunnen helaas niet om met alternatieven van: had je maar. Ik zou niet weten op welke wijze dat het beleid c.q. de voorbereiding van de raadsvoorstellen op een andere manier danwel zorgvuldiger had moeten plaats vinden dan het hier is gebeurd. Dank U wel, voorzitter. De VOORZITTER: Dames en heren, ik denk dat we nu na twee instanties zo ver zijn dat we in ieder geval kunnen aangeven dat het college graag bereid is ten behoeve van de commissie voor de bedrijven alle informatie te verstrek ken en de portefeuillehouders daarvoor beschikbaar stellen om als dat nodig is de nodige toelichting te geven. Dan is die zaak, denk ik, afgewikkeld. Houd ik over de twee ingediende moties. Ik wil de heer Kuijpers vragen of hij als laatste nog gebruik wil maken van de mogelijkheid om te reageren op de laatste betogen. 184 De heer KUIJPERS: Mijnheer de voorzitter, U kijkt mij zo indringend aan, dat ik het niet meer durf, gezien de hitte ook. De VOORZITTER: Dan vraag ik U of U Uw moties wenst te handhaven? De heer KUIJPERS: Ja. De VOORZITTER: Dan denk ik dat het goed is om ze in stemming te brengen en als ik het goed heb heeft U eerst de motie van afkeuring besproken en inge diend. Ik zal hem nog voorlezen, mogelijk ten overvloede. "De gemeenteraad van Roosendaal en Nispen bijeen op 25 mei 1989 heeft kennis genomen van de notitie en bijlagen betreffende de problematiek van het havenslib en de consequenties voor (ondermeer) de jachthavenplannen (D-stuk 5 van de lijst van ingekomen stukken). Op basis van deze informatie en overwegende, dat tijdens de raadsvergadering van 22 december 1988 bij agendapunt 8a, voorstel 680 ("realisatie jachthaven") zoals vastgelegd in de notulen, pa gina's 574 t/m 582 door het college aan de raad kennelijk onvolledige en onjuiste informatie is verstrekt, dat tevens moet worden vastgesteld, dat de voorbereiding tot de presentatie van dit agendapunt, onvoldoende zorgvuldig is geweest waardoor ondermeer essentiële en actuele informatie met betrekking tot de aard en omvang van het slibprobleem ontbrak, althans niet werd verstrekt, BESLUIT: het gevoerde beleid in dezen uitdrukkelijk af te keuren en roept het college op, de voorbereiding van en de informatie aan de raad over dergelijke voorstellen in de toekomst zorgvuldiger ter hand te nemen en gaat over tot de orde van de vergadering." Is genoegzaam ondertekend en ik breng de motie in stemming. Voor de motie stemmen achtereenvolgens: mevrouw Knappers-Hopstaken, de heren Verpaalen, Kuijpers, mevrouw Adriaansen-Van Nispen, de heren Snel en De Man. Tegen de motie stemmen achtereenvolgens: de heren Van Iersel, Notenboom, Vos, Backx, Van Drunen, mevrouw Moerdijk, de heren De Jaeger, De Leeuw, mevrouw Van Benthem-Schoonen, de heren Havermans, Van Rijswijk, Gerrich- hauzen, Kerstens, Vergouwen, Reeuwijk, Luijkx, de dames Cormaux-Eenink, Kerkhof-Mos, de heren Pirëe, Buijsen en Van Hal. De motie is verworpen met 21 tegen 6 stemmen. Ik stel dan aan de orde de motie die luidt als volgt: "De gemeenteraad van Roosendaal en Nispen bijeen op 25 mei 1989 heeft kennis genomen van de notitie en bijlagen betreffende de problematiek van het havenslib en de consequenties voor (ondermeer) de jachthavenplannen (D-stuk 5 van de lijst van ingekomen stukken).

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1989 | | pagina 110