677 borst geklopt deze dagen. Je kunt met de bus fantastisch tot de hoofdingang van het station komen. Als er dan iets aan het station moet veranderen, dan denk ik, dat wij voor goede voorzieningen voor invaliden moeten komen en er eens een lift in moeten maken. Dan zou ik daaraan nog eerder gemeenschaps geld geven dan aan een terrein, dat alleen maar in een lijstje komt te staan, waarin P R-terreinen zijn te vinden. De N.S. heeft daar een lijstje van. Wij vinden dit een hoge prijs en ik denk dat het een goede zakelijke reden is om van mening met andere partijen te kunnen verschillen. Wij vinden de roep van onze burgers in de stad op diverse plaatsen, waaraan wij oor willen lenen, belangrijker en wij willen, nu wij hier een ruimte hebben gevonden zonder ergens anders pijn te doen, die gelden daar graag voor aanwenden. Dus kort en bondig, wij willen deze motie graag in stemming gebracht hebben, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Is er nog behoefte aan verdere discussie in tweede instantie over deze motie? Mevrouw KERKHOF-MOSJa, mijnheer de voorzitter, natuurlijk is het zo dat burgers om parkeervoorzieningen vragen, maar ik denk, dat de heer Pirée volledig voorbijgaat aan het feit, dat juist de woonbuurten in de omgeving van het station ernstig hinder ondervinden van die enorme parkeerdruk, die mogelijk kan worden opgelost met de aanleg van dit belangrijke terrein. De VOORZITTER: Nog verdere behoefte in tweede instantie? Wenst de heer Pirée nog te reageren in tweede instantie op de opmerking van mevrouw Kerkhof? De heer PIRËE: Heel kort, mijnheer de voorzitter, het is niet waar wat mevrouw Kerkhof zegt, want het terrein aan de Spoorstraat is gemeten (ik praat hier niet zomaar uit flauwekul) en is gemiddeld voor 30% bezet. Daar kunnen dan nog best wat wagens bijDe vraag om parkeervoorzieningen die ons bereiken, komen ook juist uit de nieuwbouwwijken. Die los je niet op met een parkeerterrein te leggen nabij het station. Daarvoor los je misschien voor een straat iets op, maar die kunnen ook naar de Spoorstraat. Overgegaan wordt tot stemming van de de motie van de WD. Vóór de motie stemmen achtereenvolgens de dames Eenink en Wegman-van Kan, de heren De Leeuw, Pirée, Van Drunen en Hoogendoorn. Tegen de motie stemmen achtereenvolgens de heer Vergouwen, mevrouw Moer dijk, de heren Vos, Backx, De Jong, Buijsen, Biskop en De Man, mevrouw Kerkhof-Mos, de heer De Bruijn, mevrouw Borghans, de heer Rampaart, mevrouw Adriaansen- van Nispen, de heren Verpaalen en Claessens, mevrouw Van Ben- them-Schoonen, de heren Wouters, Van Rijswijk, Van Haperen, Notenboom, Luijkx, Rademakers, Heijmans en Kerstens. De motie is dus verworpen met 24 tegen 6 stemmen. De VOORZITTER: Had de heer Pirée nog andere punten naar voren willen brengen? Nee, dan heeft de heer Rampaart het woord. 678 De heer RAMPAART: Ja, mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van hetgeen wij vanmiddag gezegd hebben, zullen wij tegen de post van 66.884,van het sociaal-cultureel progamma 1985 (van Saroen) stemmen. - De heer RAMPAART en mevrouw ADRIAANSEN-VAN NISPEN wensen de aantekening, dat zij geacht willen worden tegen de post van 66.884,zijnde organisatiekosten van de stichting Saroen (te vinden op bladzijde 26 van het sociaal-cultureel programma 1985), te hebben gestemd. - De VOORZITTER: Heeft de heer Rampaart nog andere opmerkingen? Nee, dan is het woord aan de heer Vergouwen. De heer VERGOUWEN: Dat sloeg op een eerder behandeld stuk, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Dan heeft de heer Verpaalen het woord. De heer VERPAALEN: Ik zou graag toch nog een nadere motivering willen geven tegen mijn algehele tegenstem, voorzitter. Dat is namelijk niet alleen het feit dat het POR vindt dat wij indirect medewerking zouden verlenen aan het landelijk crisisbeleid, hetgeen wij niet zouden willen. Een crisisbeleid waar de raad ook weiger tegen stelling te nemen. Dat is voor ons ook een zeer essentieel punt. Er is nog een ander punt, wat ik straks, dacht ik, ook duidelijk had genoemd, dat wij als fractie veel te weinig kunnen terugvinden in de hoofdlijnen van beleid, zoals dat in de begrotingsstukken naar voren komt. Ik denk, dat wij mogen zeggen dat wij zeer veel suggesties hebben gedaan voor verbeteringen, die hebben wij aangedragen, maar die zijn toch, laten we eerlijk zijn, vrijwel allemaal van tafel geveegd of er is ook na twee instanties gewoon niet op ingegaan. Ik kan ook verwijzen naar een veel uitvoerigere motivatie, die vorig jaar rond ditzelfde punt gedaan is, door mijn voorgangster mevrouw Van Zon. Ik kan ook verwijzen naar de eerste pagina van onze algemene beschouwingen, waar wij er ook uitgebreider op ingaan. Wij kunnen onmogelijk alle puntjes uit die stukken ziften waar we wel en waar we niet achterstaan. Daarom ook is onze tegenstem in eerste instantie, denk ik, symbolisch bedoeld. Wij zeggen daarmee als het ware: dit beleid, althans in hoofdlijnen, is ons beleid niet. Ik denk, dat wij dat zo moeten vertalen en dat dan een antwoord is op wat U daarstraks heeft gezegd. Ik heb nog een andere opmerking van meer algemene aard en dan ben ik helemaal uitgesproken. De VOORZITTER: Wij zijn niet aan een derde instantie bezig, mijnheer Verpaalen, wij zijn nu aan een stemverklaring bezig. De heer VERPAALEN: Die opmerking van algemene aard is, dat ik begrijp dat de wethouders De Bruijn en Vos hun zeer tendensieuze woorden aan ons adres niet terugnemen. De VOORZITTER: Ja, dit is een derde instantie, mijnheer Verpaalen, waar U nu aan begint. Daar moeten wij nu maar niet verder op ingaan, want daarover hebben wij in twee instanties discussie gevoerd en gesloten.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1984 | | pagina 345