671
Mevrouw KERKHOF-MOS: Mijnheer de voorzitter, ik beschik nog niet over de
teksten van de moties en ik zou graag de gelegenheid krijgen om ze even te
bekijken.
De VOORZITTER: Daarom vroeg ik, is de tekst bij de hand?
De heer Pirée zal exemplaren van deze beide moties uitdelen en ik schors
even de vergadering teneinde de gelegenheid te geven die moties even te
bezien.
De vergadering wordt geschorst van 19.20 uur tot 19.25 uur.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wij zullen achtereenvolgens nu
die twee moties behandelen. U hebt de tekst van de motie betreffende de
welstandscommissie voor U. De motie is door voldoende leden ondertekend. Ik
denk, dat het verstandig is om eerst aan de betreffende wethouder De Jong
het woord te geven. Ik ga er vanuit, dat de indieners van de motie aan
nadere toelichting, na hetgeen zij daarover in de algemene beschouwingen
hebben opgemerkt, geen behoefte hebben.
De heer DE JONG, wethouder: Mijnheer de voorzitter, met de motie, zoals die
nu voorligt, heeft ons college geen enkele moeite. Wat hier omschreven
staat, dat gebeurt en niet anders. Driekwart van alle bouwaanvragen die in
de welstandscommissie komen, gaan er met vlag en winmpel door, daar is niets
mee. Daar hoeft niemand voor te komen opdraven. Dat kan zo. Dan blijven wij
nog met een kwart van de zaken zitten, laten wij het zomaar een beetje grof
benaderen, die in de eerste vergadering dus niet scoren, waar dus iets mee
is. Er moeten vragen beantwoord worden. Er moet overleg gepleegd worden. Dan
wordt vanuit die commissie de architect opgeroepen die het plan heeft
ingediend en de aanvrager kan dan rustig meekomen. Dan wordt die zaak weer
besproken met de architect en de aanvrager. In de meeste gevallen komt het
dan tot een oplossing, tot een compromis, waarin iedereen zich kan vinden.
Dan gaat het plan ook weer verder, alleen 14 dagen later. Wat hier staat,
gebeurt allemaal. Ik zie helemaal de noodzaak niet in van deze motie. Ik
begrijp wel de onvrede die er leeft hier in Uw midden. Ik wil U toezeggen,
dat het college, die toezegging hoef ik eigenlijk niet te doen, want dat was
al afgesproken, zich uitvoerig zal verstaan met de welstandscommissie en dat
wij daarover een notitie aan uw raad zullen voorleggen. De motie hoeft voor
mij niet, mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER: Mag ik na deze toelichting van de wethouder aan de indieners
van de motie vragen, of zij daarin aanleiding vinden om de motie terug te
trekken of stellen zij prijs op verdere behandeling?
De heer PIREE: In principe stellen wij wel prijs op verdere behandeling,
mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER: Wie wenst het woord over deze motie?
Mevrouw KERKHOF-MOS: Mijnheer de voorzitter, ik constateer dat de wethouder
zegt: er zijn maar in een klein aantal gevallen problemen. Die problemen
komen natuurlijk ook bij de politieke partijen binnen. Ik denk, dat dat nu
juist de reden is waarom wij hebben gevraagd: zorg er nu voor dat die
beraadslagingen bijgewoond kunnen worden door de belanghebbende, want dan
hoef je je die hele sores niet op je nek te halen van afgewezen worden, nog
672
eens een keer terugkomen, nog eens een keer een beoordeling in de
welstandscommissie, nog eens een keer terugkomen en eindelijk kun je het dan
samen eens worden. Wij denken, dat als die motie zo wordt uitgevoerd, dat
hoorde ik U namelijk niet zeggen, daarom vraag ik het nog maar eens een
keer, zoals het hier staat in de laatste zin van de motie "zodat dezen de
beraadslagingen kunnen bijwonen", dat daarmee juist de wrevel kan worden
voorkomen, die er nu leeft. Dat hoorde ik U niet zeggen. U zegt wel: er kan
na afloop gepraat worden en dan komen zij nog eens een keer terug, maar ik
denk dat dat juist die wrevel oproept. Dat kan voorkomen worden, als direct
bij de eerste behandeling de betreffende belanghebbende bij die beraadsla
ging zou kunnen zijn. Als U daar nog wat duidelijker over zou kunnen zijn,
heb ik inderdaad geen moeite om met U te zeggen: aan deze motie is geen
behoefte, maar op dat punt bent U niet helemaal duidelijk.
De VOORZITTER: Vindt U het goed, als ik eerst wethouder De Jong verzoek om
de praktijk nog wat duidelijker toe te lichten, voordat de andere sprekers
aan bod komen?
De heer DE JONG, wethouder: Ja, mijnheer de voorzitter, in eerste instantie
wordt de betrokkene niet opgeroepen, want dan is nog niet duidelijk en nog
niet zichtbaar, of zijn plan wel of niet wordt goedgekeurd. In tweede
instantie, wanneer dus het plan toch onverhoopt niet scoort, dan wordt de
betrokkene wel opgeroepen. Dat is dan in de meeste gevallen de man die het
indient, de architect. Wij hebben er helemaal geen problemen mee om naast de
architect ook nog de betrokkene erbij te vragen. Wij stellen nooit achteraf
vast. De conclusie wordt vastgesteld waar de anderen bij zijn, dus waar de
architect bij is. Achteraf beraadslagen doen wij niet. Het plan wordt
behandeld en er wordt dan ja of nee op gezegd.
De VOORZITTER: Wie wenst na deze toelichting, om te beginnen bij mevrouw
Kerkhof, het woord. Mevrouw Kerkhof nog behoefte om na deze toelichting iets
te zeggen?
Mevrouw KERKHOF-MOS: Nee, mijnheer de voorzitter, het is mij helemaal
duidelijk.
De VOORZITTER: De heer Verpaalen heeft het woord.
De heer VERPAALEN: Het is mij nu ook duidelijk, voorzitter, dank U wel.
De VOORZITTER: De heer Vergouwen heeft het woord.
De heer VERGOUWEN: Dank U wel.
De VOORZITTER: De heer Pirée, hoe reageert de heer Pirée op de opmerkingen
die over de motie zijn gemaakt?
De heer PIREE: Mijnheer de voorzitter, het is onze fractie helemaal
duidelijk. Ik denk, dat ik na de woorden van mevrouw Kerkhof niet zo heel
veel meer hoef toe te voegen. Wij hebben in onze eerste en tweede instantie
bij de algemene beschouwingen juist geprobeerd te onderbouwen waarom wij dit
willen. Het is om het begrip bij de burgers voor de besluitvorming groter te
maken, ook als het niet wordt goedgekeurd. Uiteindelijk moet niet een
ontevreden burger rondlopen, maar hij moet het besef hebben dat de criteria