659 opstelling heeft de provincie wel wat moeite, want die zegt "je moet eigenlijk de volle rente toerekenen", maar wij vinden het toch maar verstandig om op die 50% te gaan zitten. Daar zit niet meer ruimte in. Wij mogen dus niet meer doen. De afschrijving doen wij inderdaad volledig, maar dat is ook juist. Het is een normaal afschrijvingssysteem, dat wij dat met ingang van het eerste jaar waarin de investering gebeurt, al doen. Wat heeft het voor effect? Als je daar niet het eerste maar het tweede jaar pas mee begint, dan heb je kunstmatige ruimte en de problemen duren dus een jaar langer eer je de afschrijving volledig hebt terugverdiend. Met zo'n kunstgreep, want U wil die benutten om meer investeringen te doen, rioleringen enz., zit je al meteen het volgende jaar in de problemen. Want dan drukken wel die volle rentelast en wel die volleafschrijvingslast en dan zit je al een jaar later. Ik denk dat wij die kunstgreep niet moeten toepassen. U zegt ook: ja maar, door dat te ruim begroten van die kapitaallasten krijgt U rekeningsoverschotten. Ik denk dat dat niet juist meer is, omdat wij inmiddels de rentetoerekening ingevolge de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften nu anders moeten gaan doen, waardoor daar dus geen rekeningsoverschotten of nauwelijks rekeningsoverschotten uit kunnen voortvloeien. Wat het afschrijvingsbeleid betreft hebben wij nog nooit rekeningsoverschotten kunnen hebben natuurlijk. De PvdA maakt zich wat zorgen over de toekomst en is bang voor een nieuwe voorjaarsnota, waaruit dan zou moeten blijken, dat wij weer nieuwe lasten op de burgers zouden opstapelen. Wij hebben weliswaar wel van de heer Verpaalen lange vingers gekregen, maar die ga ik niet gebruiken om in de portemonnaie van de burger te graaien. Wij hebben wel een voorjaarsnota in 1983 vastgesteld, daarmee hebben wij een traject uitgestippeld tot en met 1986. Het was nodig om daar extra lastenverhogingen in op te nemen om de problemen de baas te kunnen. Om daar bovenop nog eens een keer iets te doen, die voornemens hebben wij zeker niet in deze periode. Ik heb wel gezegd, dat wij in 1986 conform het meerjarenbeeld nog voor zware problemen staan. Wij gaan die dus niet oplossen door extra lastenverhoging. Als ik mijnheer Rademakers deze keer eens bewust mag misverstaan, toen hij het had over de begroeiingen (hij zei: "Snoeien biedt uitzicht"), dan denk ik, dat wij die lijfspreuk het komende jaar nog maar eens moeten hanteren. Snoeien biedt uitzicht op een blijvend gezonde financiële huishouding in dit geval. Welzijn. Het CDA zegt, dat weliswaar de door mij uitgesproken visie aanspreekt, maar zegt dan tevens dat ik daarbij weliswaar vraagtekens heb geplaatst maar nog geen oplossingen heb geboden. Ook zegt men: zuchten helpen niet. Dat is juist, ik verzucht wel eens een keer, maar ik laat het daar zeker niet bij. Daarnaast zijn wij natuurlijk ook hard bezig om verbetering te brengen in die situatie via overleg, via het ons verschaffen van een juridisch instrumentarium, verbetering van plan, programma, verordeningen, verbetering van schriftelijke en mondelinge communicatie. In die richting zijn wij inmiddels bezig. Ik heb uit de algemene beschouwingen in ieder geval begrepen, dat ook de raad duidelijk richting heeft aangegeven op welke wijze via een wijziging in de verhouding tussen de overheid en het particulier initiatief duidelijker richting gegeven moet worden aan dat beleid. Dat was niet mis te verstaan en dat zal ik dan ook zeker niet doen. CDA sprak nog over de oktober-circulaire inzake de herbezettingsgelden. Misschien is daar toch sprake van een misverstand. Ik heb gesproken over een juli-circulaire over het sociaal-cultureel werk, die wij al wel hebben in gepast. Mij is een oktober-circulaire bekend over de sector maatschappelijke 660 dienstverlening. Daarvan heb ik in eerste instantie gezegd, dat ook die wordt ingepast. Overigens is er (mij wel bekend) een andere oktober-circulaire, maar die gaat dan over instellingen die rechtstreeks door het rijk gesubsidieerd worden en niet door gemeenten. Mocht het misverstand daar inzitten, dan is dat bij deze beantwoord. Mocht ik het nog mis hebben, dan hoor ik dat graag later. De heer Rampaart zegt nog, dat wij voorbij gegaan zijn aan de problemen bij Saroen. Ik ben daar niet aan voorbijgegaan, want ook de heer Rampaart weet dat wij in goed overleg met de commissie welzijn de ontwikkelingen daar zeer nauwgezet volgen. Er is daar een structuurwijziging op gang middels een enquête. De resultaten van de enquête zijn binnen. Op grond daarvan is een commissie bezig om naar een nieuw organisatiemodel te zoeken. Inmiddels zijn ook wij in kennis gesteld van een nieuw voorstel van die commissie ad-hoc, die inderdaad een ander voorstel doet, waar de betreffende wijkstichtingen nog op moeten reageren. Ik vind niet, dat ik nu moet vooruitlopen op welke uitkomst van dat overleg dan ook. Als de wijkstichtingen constateren, dat dat nieuwe model afwijkt van de wensen die in de enquêtes zijn vermeld, zullen zij dat best echt zelf meedelen, denk ik. U zegt ook, dat het nieuwe model afwijkt van een gemeentelijk model. Er is geen gemeentelijk model. Wij hebben destijds in het kader van de periodieke besprekingen met Saroen weieens een gespreksnotitie gemaakt, waarin wat staat. Dat is een intern bedoelde gespreksnotitie en daar staat inderdaad wel iets over de organisatiestructuur in, maar 't is geen gemeentelijke notitie als zodanig. Dus een gespreksnotitie waar alles mee gedaan kan worden, maar geen gemeentelijke visie. De sector cultuur. Het CDA komt nog terug op de bibliotheek en doet nog eens een beroep om het profijtbeginsel toe te passen, niet zo maar, maar om daarmee het bibliotheekbestuur meer inkomsten te doen verschaffen, waardoor uitbreiding van openstellingsuren mogelijk zal worden. Ik heb gezegd, dat het profijtbeginsel in principe een zaak is van het bibliotheekbestuur. Zij is autonoom bevoegd om de leengelden vast te stellen, of een lidmaatschapstarief. Daar zou ik niet in willen treden. Ik kan U wel meedelen, dat ik onlangs een gesprek heb gehad met het bibliotheekbestuur, waarin men heeft gevraagd: als wij nou eens zodanige activiteiten zouden ontwikkelen, die ons aan meer inkomsten helpen, is het dan mogelijk om die meer inkomsten te behouden en daardoor de openstellingsuren uit te breiden? Ik heb daar niet afwijzend op gereageerd. Ik heb wel gezegd, het taakstellend bezuinigingsbedrag moet in ieder geval eerst gehaald worden. Als U daarna meer inkomsten heeft, dan hebt U wat mij persoonlijk betreft geen problemen. Maar dat moeten wij nog aan het college voorleggen. Daar kan ik dus geen definitieve uitspraak over doen. De schouwburg. Het CDA vindt, dat ik wat vergoelijkend heb gereageerd op de kwestie van de doorbreking van de geheimhouding. Ik heb wel gezegd, dat ik geen excuus zocht maar wel een verklaring. Inderdaad was het beter om de geheimhouding op te heffen, niet alleen voor mezelf maar voor iedereen, voor zaken waarvoor de geheimhouding geen zin meer heeft. Dat is inmiddels ook gebeurd. Er zijn nog wel zaken, die niet openbaar behoren te zijn, maar die zijn nauwkeurig aangeduid. De heer Rademakers vindt nog, dat het schouwburgbestuur wat ondergesneeuwd is en dat het een geringe inbreng heeft. Ik ben dat niet met hem eens. Het schouwburgbestuur is een zeer actief lid in onze projectgroep, waarin nogal wat inbreng van het schouwburgbestuur wordt geleverd over allerlei zaken de nieuwbouw

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1984 | | pagina 336