teruggeven aan de inwoners) en we gaan er ten eerste al een bedrag van 185.000, aan meevallers tegen afzetten. Dan is punt 2 helemaal niet meer nodig en zelfs dat werd niet gewijzigd door het C.D.A. Dus dat begreep ik niet. Mijnheer de voorzitter, punt 2 van het dekkingsplan is een eenmalige begrotingstruc. Daaraan heb je weinig. Eén ke^r geeft het enige verlichting en dan ben je voor altijd die ruimte uit je begroting kwijt. Als wij in onze algemene beschouwingen principieel hebben staan: "pleiten voor structurele bezuinigingen, voor structurele zaken, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant", moet je niet met dergelijke kleine begrotingstrucjes proberen iets te doen. Er hangen ontzettend veel onzekerheden boven deze begroting. Ik ga ze niet weer opnoemen, mijnheer de voorzitter, ze zijn diverse keren genoemd, maar eentje wil ik toch nog even aandikken, omdat ik vind, dat de wethouder er erg weinig de nadruk op heeft gelegd. Neem bijvoorbeeld het bedrag van 500.000,die we in onze begroting hebben zitten, omdat we denken, dat het rijk het gemeentelijk aandeel in de kosten van bijstand wel zal tegemoetkomen. Mijnheer de voorzitter, ik ben geen profeet, ik heb ook maar gewoon een tele foontje met een kamerlid gepleegd. Het is verre van zeker (zoals ik in mijn algemene beschouwingen heb gezegd), dat het er komt. Iets anders kan ik er niet over zeggen. Die inkomstenpost is in ieder geval hoogst onzeker. Als alleen dat ene postje al niet doorgaat, zitten we al met een gat, dat door dit soort zaken niet eens wordt opgelost. Dan zullen we binnen enige maanden in deze raad met begrotingswijzigingen moeten komen, öf met een bezuiniging óf met een verhoging van een of ander belastingtarief, want we zullen dat gat toch moeten dichten. Dat is nog maar één klein wolkje van de hele rij die ons tijdens deze algemene beschouwingen zijn voorgehouden door de diverse fracties zelf. Bovendien vind ik het (als een partij pleit voor het doorvoeren van het profijt beginsel) bij de allereerste keer, dat het college van burgemeester en wet houders met een voorstel komt, waarin het probeert de uitgaven en opbrengsten iets dichter bij elkaar te leggen, niet principieel (daarom snapte ik de hele motie niet) om juist datgene eruit te pikken wat iets naar het profijtbeginsel toegaat en daar zijn we dan tegen. Ik wil het in eerste instantie hierbij laten, mijnheer de voorzitter, dank U wel. Overigens, de V.V.D.-fractie zal tegen deze motie stemmen, maar dat had U al begrepen. De heer VERGOUWEN: Mijnheer de voorzitter, ik kan het erg kort maken. Ik spreek niet namens de gehele P.v.d.A.-fractie. Ik ben het geheel eens (en ook het lid van onze fractie die eveneens tegen deze motie zal stemmen) met het pleidooi van de heer Pirée. Ik vind, dat hij het goed heeft verwoord. Wij vinden het een onverantwoordelijke motie en een gedeelte van onze fractie zal daarom tegen deze motie stemmen. De heer RAMPAART: Mijnheer de voorzitter, met deze motie heben wij ook moeite en overvalt ons evenzeer. Als wij alles tegen elkaar afwegen, zeggen wij: we kunnen de burgers iets teruggeven. We hebben veel te hoge lasten voor de burgers en zeker voor de oudere burgers. Nu kunnen we iets teruggeven en laat ons dan er maar op gokken, dat we binnenkort niet behoeven terug te komen met een voorstel - 683 - om dat geld van de burgers weer te vragen. Dan moeten we ervoor zorgen, dat we op een ander terrein bezuinigen. Ik ben geneigd dit voordeel, dat we de burgers kunnen doen, aan de burgers te willen geven. De heer DE MAN: Mijnheer de voorzitter, ik zal vóór de motie stemmen, juist omdat het op zo'n genuanceerde manier is verwoord en uitgewerkt. Dank U wel. De VOORZITTER: Mjjnheer Claessens krijgt tot slot het woord. Bij moties is de gang van zaken als volgt. We geven de indiener van de motie het laatst het woord, want hij kan dan antwoorden. Die persoon zit dan in de verdedigende positie. Dus hij kan beter de andere sprekers voor laten gaan. De heer DE LEEUW, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ik wil aan mijn betoog in tweede instantie nog iets toevoegen. De motie gaat uit van het sluitend zijn van de begroting op dit moment. Daaraan heb ik nog te weinig aandacht besteed. Op dit moment is de begroting inderdaad sluitend en zit er een voordeeltje in de lucht, maar zoals ik al heb gezegd, het voordeeltje dat in de lucht zit, is een incidenteel voordeeltje. Mijnheer Pirée heeft het nog duidelijker gezegd, namelijk dat je voorzichtig moet zijn met structurele maatregelen achterwege te laten, omdat je een incidenteel voordeel hebt. Ik zou ervoor willen pleiten geen beleid te voeren, dat je zou kunnen uitleggen als volgt. Na vandaag de zondvloed. Als de bui inderdaad losbarst, zien we wel weer. Ik denk, dat ik een beroep op U mag doen om impopulair te durven zijn, niet alleen ten aanzien van bezuinigingen, maar ook ten aanzien van het in geringe mate bijstellen van de heffingen. Ik wil me straks niet (zeker als het rijk doorgaat) op overmacht behoeven te beroepen in de zin van: "het rijk zegt, dat we zoveel moeten verhogen en we zullen dat beleid voortzetten". Ik hoop, dat U ook enig begrip wilt hebben voor de autonomie die wij zelf hebben, niet alleen ten aanzien van bezuinigen, maar ook ten aanzien van het heffen van tarieven. De heer CLAESSENS: Mijnheer de voorzitter, zoals het een leeuw betaamt, heeft hij zich namens het college goed verweerd, maar hij moet ons dan ook de ruimte geven ons standpunt volledig naar voren te kunnen brengen. Inderdaad is ons uitgangspunt, dat wij streven naar een sluitende begroting, ook op termijn. Dus niet alleen op dit moment, maar ook in de komende jaren. Zo lang de donkere wolken niet zijn geconcretiseerd, dus totdat wij nog geen verantwoorde beslissing kunnen nemen, willen wij niet nu reeds aan de burger aanvullende lastenver zwaringen vragen. Wij wensen, zodra het college naar de raad komt met een nota over de concretisering van de donkere wolken, dan een verantwoorde beslissing te nemen en nu reeds daarop niet vooruit te lopen. De conclusie is duidelijk. Wij handhaven onze motie, omdat wij het, zeker in het kader van een goed en evenwichtig begrotingsbeleid, nu verantwoord vinden. Ik vind anderzijds, dat ik niet moet ingaan op de opmerkingen van de fractievoor zitters van de V.V.D. en van de P.v.d.A. die enigszins snerende opmerkingen naar onze kant hebben gemaakt. Wat is het geval? Nu reeds zijn teruggangen in de markt- en kapitaalrente zichtbaar die wellicht op termijn zeker een orde van

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1982 | | pagina 347