- 678 -
als zijnde verzonden, maar ik heb te maken met de datum, waarop de brief is
binnengekomen. Die brief is nog in behandeling en op die behandeling kan ik nog
niet vooruitlopen. Het is in ieder geval niet zo, dat er in ons apparaat brieven
zoek raken.
Wat emancipatie betreft, denk ik, dat ik kan volstaan met de antwoorden, zoals
ik die aan het C.D.A. heb gegeven.
Ik blijf met U van mening verschillen omtrent het Meidenkafee. Ik denk, dat er
in voldoende mate binnen het Vrouwencafé mogelijkheden moeten zijn. Ik heb er
wat problemen mee, dat, als iemand zich daar niet helemaal thuisvoelt (terwijl
dat toch tot de doelstellingen behoort) die persoon dan een apart clubje opricht
en apart subsidie gaat vragen. Dat is een heilloze weg van sektarisch subsidie
vragen.
De minderhedennota komt er aan en daarover wordt uiteraard overleg gepleegd met
de minderheden zelf.
Ik heb de heer Rademakers kennelijk niet kunnen overtuigen wat zijn protest
betreft tegen de tariefstelling. Hij doet dat nu wat uitgebreider door tegen de
bedrijfsbegroting te stemmen, hetgeen hij vorige jaren niet heeft gedaan. Ik
constateer in zijn motivering nog steeds hoofdzakelijk protest tegen de tarief
stelling als zodanig en niets anders. Dan denk ik toch, dat hij dan alleen tegen
de tariefsverhogingen moet stemmen en niet tegen de gehele begroting. Ik kan hem
niet overtuigen en eerlijk gezegd, had ik dat ook niet verwacht.
Wat zijn suggestie betreft de energienota door de rijksbelasting te laten innen,
denk ik, dat het op de manier, zoals dat nu gebeurt, keurig, efficiënt en zeker
naar de burger toe duidelijk gebeurt. Dus die suggestie wil ik in ieder geval
niet overnemen.
De heer Rademakers spreekt dan ook nog over een loyalist en hij brengt er een
nadere verbijzondering aan, namelijk een loyalist zonder eigen mening. Ik moet
dat bestrijden. Overigens zit ik hier niet om mijn eigen mening te verkondigen,
maar ik ben als raadslid ingehuurd om de mening van de bevolking te vertegen
woordigen. Als U in onvoldoende mate mijn eigen mening hebt gehoord vanachter
deze collegetafel of vanachter mijn tafel in de raad, denk ik, dat ik mijn werk
gewoon goed doe.
De heer Rademakers zal vóór de motie 2 stemmen, al is het alleen maar, omdat dat
een lastenverlichting voor de burger inhoudt. Ik kan U daarvan niet weerhouden,
maar ik blijf het niettemin ontraden.
Mevrouw Eenink heeft een motie ingediend over Youth for Christ en zij zoekt
daarbij aansluiting bij de motie, zoals die vorig jaar in deze raad is behan
deld.
Ik zeg daarvan, dat die motie in de vorige raad het niet heeft gehaald. Zij zegt
daarbij zelf ook in haar betoog, dat er sindsdien niets is veranderd. Omdat er
niets is veranderd, vallen er van het college geen initiatieven te verwachten om
nu plotseling een ander standpunt in te nemen. De exacte tekst van de motie van
- 679 -
vorig jaar heb ik er niet op nageslagen, maar ik neem aan, dat de tekst het
zelfde is. Daarom denk ik, dat ik de motie moet ontraden.
Mevrouw Borghans heb ik nog wat te vertellen. Zij heeft geen antwoord gekregen
op haar vraag omtrent het beleid van het college inzake aankoop van beeldende
kunst. Ik kan haar toezeggen, dat we zeker het volgend jaar eens willen bekijken
of we een geschikt kunstwerk kunnen aanschaffen uit het fonds, dat voor die
reden is gevormd.
Ik heb haar in mijn verhaal er niet van kunnen overtuigen, dat harmonieën,
enzovoort in de sector recreatie thuishoren. We blijven daarmee dan contro
versieel. Dat kan zo nu en dan eens voorkomen. Ik hoop niet te vaak, maar ik
blijf het bij mijn eerste verhaal houden.
Mevrouw Borghans is teleurgesteld over mijn antwoord betreffende de 1%-regeling.
Ik moet daarvan toch zeggen, dat ik de commissie voor culturele zaken niet zou
willen zien als een soort kunstbeoordelingscommissie. Ik vind, dat die commissie
zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het meehelpen procedures en rand
voorwaarden vast te stellen, maar zeker geen kunstbeoordelingscommissie moet
zijn. Vanuit die optiek, denk ik, dat het antwoord luidt, zoals ik dat in eerste
instantie heb gegeven.
Mijnheer de voorzitter, ik denk, dat ik hiermee hopelijk geen enkele vraag heb
overgeslagen. Dank U wel.
De VOORZITTER: Dames en heren, we houden er de moed in. U kent nu de standpunten
van het college ten aanzien van de moties, 5 in totaal. Om U de gelegenheid te
geven tot onderling beraad, schors ik de vergadering voor maximaal 10 minuten.
De vergadering wordt geschorst van 18.25 - 18.35 uur.
Na de schorsing heropent de VOORZITTER de vergadering.
De VOORZITTER: Aan de orde is motie nummer 1. Dat is de motie die betrekking
heeft op de raadsvergoeding en luidt:
"De gemeenteraad van Roosendaal en Nispen, in vergadering bijeen op donderdag,
16 september 1982;
besluit uit solidariteit met de verslechterde inkomenspositie van de Roosen
daal se burgerij de geldelijke tegemoetkoming voor de raadsleden, als bedoeld in
artikel 2, lid 1, van de verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en
commissieleden, met ingang van 1 januari 1983 en voor de duur van één jaar te
handhaven op het peil van 1982;
en gaat over tot de orde van de dag".
De motie is ondertekend door mevrouw Kerkhof-Mos, de heren Biskop, Jongenelen,
Vergouwen, de dames Borghans, Moerdijk, de Sutter-Bestersvan Benthem-Schoonen
en de heer Rampaart.
Wenst nog iemand het woord over deze motie of mag ze als voldoende toegelicht
worden beschouwd?