- 676 -
vrijwel nooit toestemming daarvan een groter gebruik te maken. Het zou ook geen
verstandige zaak zijn reserves in tè grote mate te gebruiken, omdat je dan bezig
bent je eigen huis op te eten. Vanuit diezelfde gedachte stellen we pogingen in
het werk om dat voor bijstandgenietenden niet meer te behoeven te doen. We
moeten dat dan ook niet voor onze gemeentelijke huisho.uding doen. Hiermee heb ik
ook antwoord gegeven op de kwestie van het vermogen instandhouden, zoals de
C.D.A.-fractie dat ook wil. Zij vraagt wel een nota omtrent de gemeentelijke
reserves, een herbeoordeling van hetgeen wij in stand moeten houden en welke wij
moeten benutten. Ik denk, dat er misschien wel enkele tussen zitten die benut
kunnen worden. Een daarvan is het fonds plaatselijke kunstenaars, waarmee we
wellicht iets kunnen doen, maar overigens zullen dat er, naar mijn stellige
indruk, betrekkelijk weinig zijn, omdat de andere echte doelreserves zijn die we
overwegend in stand zouden moeten houden, althans waarvan ik het verstandig vind
om dat te doen.
U vraagt ook een nota over de donkere wolken die concreet op het Roosendaalse
afkomen en U wilt daarin door ons een reeks van dekkingsmogelijkheden aangegeven
zien. Als we ze voor het oprapen hadden, zouden we dat best in een nota kunnen
verwerken, maar ik ben bang, dat we erg hard zullen moeten zoeken naar een
dekkingsmiddel. Dan zie ik de noodzaak van een nota niet zo zeer in.
Het is wel zo, dat, als die donkere wolken op U afkomen, U daarvoor een af
zonderlijk raadsvoorstel krijgt, als wij daarvoor dekkingsmiddelen gevonden
hebben die tot de competentie van de raad behoren.
Ik ben aangeland bij de beantwoording van de V.V.D. Het hoofdstuk financiën heb
ik reeds behandeld. De schouwburgkwestie hoop ik ook in voldoende mate te hebben
beantwoord.
Het hoofdstuk welzijn. Het verheugt de V.V.D.dat wij het particulier initia
tief positief tegemoettreden. Uiteraard, U had niet anders kunnen verwachten. U
komt ook met het nieuws (voor mij althans), dat het platform, dat de gesub
sidieerde instellingen gaan oprichten, bijna klaar zou zijn. Daarvan heeft mij
nog geen bericht bereikt, evenmin het bericht, dat Saroen daaraan niet zou
deelnemen. Ik zie de ontwikkelingen wel tegemoet.
Youth for Christ hebt U aangestipt. Daarop kom ik terug als ik mevrouw Eenink
beantwoord.
De Partij van de Arbeid heb ik reeds beantwoord ten aanzien van de schouwburg
kwestie.
De heer Wouters maakt de opmerking, dat wij de schouwburgreserves zouden moeten
opmaken voor andere zaken. De vraag over de riolering heb ik inderdaad in eerste
instantie niet beantwoord. Ik denk, dat het niet mogelijk is reserves, die we
voor een bepaald doel hebben bestemd, aan iets anders op te maken. Bovendien
denk ik, dat we die reserves (welke oplossing er ook uit de bus komt) in ieder
geval nodig hebben.
De heer Rampaart wacht mijn antwoord af inzake de motie 2. Ik hoop, dat mijn
antwoord zodanig bevredigend is, mijnheer Rampaart, dat mijn oproep om die motie
niet te steunen ook bij U gehoor zal vinden.
- 677 -
Dan kom ik aan mevrouw van Zon. Mocht ik wat porrig hebben gereageerd, dan zal
ik dat voortaan iets anders doen en zal ik het knorrig noemen, want U komt in
tweede instantie terug met dezelfde verhalen als in eerste instantie, zij het,
dat ik wel enige verschuiving proef uit Uw opstelling over het welzijnswerk. Ik
heb mijn visie nogal uitdrukkelijk en uitvoerig verteld, naar ik mag aannemen.
Het is ook gebaseerd op hetgeen U in eerste instantie hebt gezegd. Ik citeer:
"het welzijnswerk moet direkt werken aan de individuele problematiek van mensen
en moet zich daarnaast richten op de maatschappelijke oorzaak van sociale proble
men. Verandering daarin kan alleen door politieke strijd tot stand komen. Deze
strijd zal gevoerd moeten worden door groepen die het slachtoffer zijn van
huidige maatschappelijke structuren en door mensen die met deze groepen solidair
zijn". Daaruit heb ik ook een nadere invulling geproefd over hetgeen U verstaat
onder solidariteit. Dat is dan een beetje meer dan alleen problemen van mensen
oplossen. Ik heb in eerste instantie gereageerd met de opmerking, dat ik dat een
gevaarlijke weg vind. Als U zegt: "als mensen problemen hebben, moet je solidair
zijn en voor dat probleem een oplossing zoeken", kan ik met Uw visie best
instemmen, zoals U die in tweede instantie hebt verklaard.
Wij hebben in het welzijnsgebied nogal wat voorzieningen, zeker ook in de
zorgsector, die aan de problemen van de mensen kunnen werken. Het begrip soli
dariteit kan dan uitgelegd worden als een onvrede over de manier, waarop dat
door de andere instellingen wordt opgelost. Dan gaat U een beetje verder. Ik
houd het maar liever op mijn eerste betoog en op de waarschuwing voor het
gevaar, dat erin zit.
Ik zou de welzijnsinstel1ingen een wonderlijke macht toedichten. Ik heb dat idee
niet en gelukkig maarl
U spreekt over de steunfunctie, zoals die bij de school voor expressie kan
worden uitgeoefend. Ik heb daarvan in eerste instantie gezegd, dat we op korte
termijn invulling kunnen gaan geven aan de manier, waarop we daaraan inhoud gaan
geven. Per 1 januari aanstaande komt de functionaris rechtstreeks bij ons in
dienst, zij het, dat hij door de provincie gesubsideerd wordt. We zullen op
korte termijn met een plannetje komen (althans voor de school voor expressie) om
inderdaad die steunfunctie inhoud te kunnen geven.
U vindt het vacaturebeleid geen opbouwwerk maar afbraakwerk. Het zou kunnen
leiden tot een afbraak van personele kosten. Ik noem dat geen afbraak maar een
bezuiniging op personele kosten. Wij hopen daarmee de voorzieningen die er zijn
op peil te houden, zij het, dat die anders georganiseerd en gestructureerd
moeten worden. Ik wil daarmee afbraak proberen te voorkomen, terwijl U het
afbraak noemt.
Wat Kroeven/Langdonk betreft, vindt U, dat U geen afdoende antwoord hebt gekregen.
Dat vind ik merkwaardig. U hebt daarover schriftelijke vragen gesteld. In de
raadsvergadering is het gebruikelijk, dat, als U het antwoord daarop niet
afdoende vindt, U daarop dan mondeling kunt terugkomen. Ik vind het merkwaardig,
dat U dat dan in algemene beschouwingen nog niet afdoende vindt.
In eerste instantie heb ik na de beantwoording van Uw schriftelijke vragen het
laatst bekende nieuws gegeven. Ik denk, dat ik daarmee al het mogelijke heb
gedaan voldoende duidelijkheid daarover te verschaffen. U spreekt over een brief
die zoek is geraakt. Die brief is niet zoek geraakt, maar is enige weken later
binnengekomen dan de datum van 23 november. De brief kan wel die datum dragen