- 672 - voor welzijnszaken ons al geadviseerd hebben over rentetoerekening aan gesub sidieerde instellingen. Daarover beraden wij ons nog. In positieve zin, kan ik er nog bij zetten, zodat ik er geen verschil in benadering meer in kan zien, wel een verschil nog in de praktische uitwerking. De emancipatie. U vraagt om een nota en zelfs om meerdere nota's. U vraagt niet alleen een nota over emancipatie, ook een over de legesheffing garantiever klaringen, een nota over de gemeentelijke reserves, welke we in stand houden en welke we moeten benutten, en een nota over de donkere wolken, waarmee U reeksen van dekkingsmiddelen aangegeven wilt zien. Over het fenomeen nota's heb ik wel een mening. Ik denk, dat we daarmee niet al te kwistig moeten rondstrooien, want dat weerhoudt je mogelijk van uitvoerend werk, terwijl daarin toch het eerste accent moet liggen. Ik kan U best toe zeggen, dat we over emancipatie zeker in de termijn die U voorstaat, vóór 1 januari 1985,.een nota kunnen maken. Een van de problemen, waarmee we op dit moment nog zitten is, dat er op rege ringsniveau nog wijzigingen op til zijn met betrekking tot emancipatiebeleid. Zolang het rijksbeleid niet duidelijk inhoud en gestalte heeft gekregen, is het nog wat problematisch een nota te maken. Het is ook helemaal niet zeker of de rijksbijdrage voor emancipatiezaken er over twee jaren niet meer zal zijn. Het is best mogelijk, dat het daarna als afzonderlijke rijksbijdrage doorgaat. Als het niet doorgaat, hebben we de verwachting uitgesproken, dat het zal worden ingesluisd in het sociaal-cultureel werk. Ik zie U denken: ja, maar als gemeente hebben we toch autonome bevoegdheden om het een en ander te kunnen doen". Dat ben ik met U eens. Dat moeten we ook zo lang mogelijk proberen te handhaven, maar anderzijds zeg ik, dat er één be langrijk element in onze nota zou moeten staan, namelijk hoe het rijksbeleid in dat opzicht zou moeten zijn. Ik concludeer niettemin, dat U best vóór 1 januari 1985 een nota tegemoet zoudt kunnen zien. De schouwburg. U was erover verbaasd, dat mijn reactie slechts één volzin bevatte. Zeker in lange betogen probeer ik zoveel mogelijk in één enkele zin te zeggen, waarop het neerkomt. Dat blijkt wel eens onvoldoende te zijn, maar ik denk, dat het niet ligt aan de lengte van het betoog. Ik koester de hoop, dat ik in die ene volzin heb kunnen duidelijk maken hoe de stand van zaken op dit moment is. U hebt vrij collectief om nadere informatie gevraagd, alvorens tot een stand puntbepaling te kunnen komen. Uiteraard heeft de raad en elk individueel lid van de raad alle mogelijke vrijheid dié informatie te verzamelen die hij of zij wen selijk acht om tot een gedegen advies te komen. U hebt ook volledige vrijheid in welke vorm dat moet gebeuren. Ik constateer alleen het volgende uit de wijze, waarop het is gevraagd. De een wil eerst informatie, daarna een informele raadsvergadering en daarna besluitvorming. Dat kan. U kunt ook kiezen voor rechtstreeks een informele raadsvergadering, waarin alle informatie wordt verstrekt. Dat kan ook. Ik wijs daarbij wel op een paar voor- en nadelen. Het voordeel is, dat bij een informele raadsvergadering alle fracties betrokken zijn en niet alleen de fracties die tot de hoofdlijnen van beleid zijn gekomen. Dat - 673 - is een voordeel. Het nadeel is mij ingegeven (althans vanuit mijn optiek) uit de praktijk van de 8 jaren die ik in deze raad heb meegemaakt. Informele raads vergaderingen kunnen wel eens het karakter hebben van nadere argumentatie verzamelen voor reeds ingenomen standpunten. Ik denk, dat dit onderwerp daarvoor niet zo geschikt is. Ik wijs daarmee de informele raadsvergadering niet af, maar ik wijs slechts op nadelen. Ik zou er dan (dat is een persoonlijke visie) meer voor voelen eerst de nodige informatie te verschaffen, in een informele raadsvergadering nadere informatie te verstrekken en het daarbij te laten, niet verder ingraven in stellingen. De voorzitter heeft al gezegd, dat aan de manier, waarop U tot een besluit vorming wilt komen en aan de manier, waarop U informatie wilt verzamelen, medewerking wordt toegezegd. Dus ik denk, dat ik het hierbij mag laten wat dit onderwerp betreft en dan hoop ik maar, dat ik in meer dan één volzin duide lijkheid heb kunnen verschaffen. Dan ga ik in op het hoofdstuk financiën. U zegt, dat ik aan de strekking van het C.D.A.-verhaal ben voorbij gegaan. Ik denk, dat ik dat niet heb gedaan ten aanzien van het hoofdstuk financiën in Uw beschouwingen, misschien wel wat de totaliteit van Uw beschouwingen betreft, want daarin vond ik toch een paar te gen s tri j d i gheden Als U enerzijds ten aanzien van het hoofdstuk financiën zegt: "We moeten zo summier mogelijk zijn met lastenverzwaringen. Die moeten we beperken tot het hoogst noodzakelijke", geeft U in het vervolg van Uw betoog bij diverse onder delen aan, welke wensen er nog leven en welke lasten er mogelijk komen aan de uitgavenkant. Dan heb ik daarmee wat moeite. Aan die strekking ben ik dus een beetje voorbijgegaan. Ik vind wel, dat we moeten proberen ook aan de inkomstenkant iets te doen. De stelling, dat we eerst naar tariefsverhogingen zouden hebben gezocht en daarna naar bezuinigingen, kan ik helemaal niet onderschrijven. Er is nogal wat bezuinigd. De heer Pirëe heeft in zijn betoog gezegd, dat ik teleurgesteld zou zijn over het feit, dat zijn fractie niet de loftrompet heeft gestoken ten aanzien van de bezuinigingen, want hij kon ze niet zien, althans niet in de aanbiedingsnota. U kunt van mij niet verwachten, dat ik loftrompetterend over bezuinigingen spreek, want dat vind ik een pijnlijke operatie. Ik vind wel, dat U niet alleen naar de aanbiedingsbrief moet kijken. Er zijn heel wat meer beleidsinstrumenten, waarin U kunt zien op welke wijze er be zuinigingen zijn aangebracht. Ik verwijs dan bijvoorbeeld naar de begroting, waarin heel wat bezuinigingen zijn terug te vinden. De aanbiedingsnota geeft alleen maar het slot van het verhaaltje weer. Nadat alle bezuinigingen zijn aangebracht, komen we toch nog tot een klein tekort en dat tekort hebben we op die manier weten te dekken. Dat geeft een vertekend beeld. Ik ga weer terug naar het C.D.A. en deze fractie vraagt of ik het profijtbe ginsel geen warm hart toedraag. Ik draag het profijtbeginsel wel een warm hart toe en ik ben het zeker ook eens met Uw visie, dat je bij de toepassing van het profijtbeginsel onderscheid zou moeten kunnen maken tussen voor de burger vermijdbare uitgaven en voor de burger onvermijdbare uitgaven.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1982 | | pagina 342