ruimtelijke ordening terug om onze visie in deze kenbaar te maken, zowel wanneer wij positief adviseren als wanneer wij negatief adviseren. Dan heb ik nog mevrouw Adriaansen betreffende het alarmeringssysteem. Daar zat ik in de fout. Landjuweel is inderdaad niet aangesloten op het systeem. Dat neem ik terug. Ik was verkeerd geïnformeerd. Ik heb zojuist nog geïnformeerd of het wel mogelijk is, maar de kosten daartoe zullen heel hoog zijn, maar gelukkig heb ik vandaag in de krant gelezen, dat een of ander instituut hier in Noord-Brabant tot de conclusie is gekomen, dat een gewone telefoon hét beste middel is om bejaarden erbij te laten horen, om bejaarden, wanneer er iets is, te doen reageren. Het punt betreffende de brievenbussen van de P.T.T. hebben wij genoteerd. Wij zijn graag bereid na de feestdagen met de P.T.T. in overleg te treden om een oplossing te zoeken. Dank U wel. De heer VOS, wethouder: Mijnheer de voorzitter, de heer Rampaart begint zijn betoog met te stellen, dat wij de vuurproef goed doorstaan zouden hebben. Ik hoop, dat hij na deze ronde deze mening blijft onderschrijven. Mijnheer de voorzitter, het C.D.A. stelt, dat ik wat algemeen geantwoord heb inzake het contact met de bewoners in Kalsdonk. Ik wil dat wel nader uiteen zetten. Inderdaad is het zo, dat er een procedure opgesteld is inzake het con tact met name met de bewoners in Kalsdonk, omdat daar veel projecten renovatie en groot onderhoud plaatsvinden. Die procedure houdt in, dat, wanneer er een project aan de orde komt, het woningbedrijf steeds het initiatief neemt om de betrokkenen bijeen te roepen, daarbij ook het opbouwwerk Kalsdonk betrekt, dat er een informatieavond plaatsvindt, zonodig meer informatieavonden, dat er vanuit zo'n overleg een werkgroep geformeerd hebt en dat met deze werkgroep de verdere gang van zaken steeds doorgesproken wordt. We laten het dan aan de bewoners zelf over of ze het opbouwwerk Kalsdonk hierin willen blijven betrekken. In het ene geval gebeurt dat inderdaad en wordt er ook gebruik gemaakt van adviezen van deze mensen. In andere gevallen, wanneer de bewoners dat wensen, gaat het woningbedrijf door met de direkt belanghebbenden. Dan vraagt het C.D.A. inzake het aanbesteden of wij bereid zijn de V.G.N.-nota, die er waarschijnlijk gaat komen, in behandeling te nemen. Het is zo, mijnheer de voorzitter, dat er op dit gebied vele publicaties verschijnen, ook publi caties waarin een zeker eigen belang zit. Wij mogen verwachten, dat we dat bij de V.N.G. niet meer zullen behoeven te verwachten. Wij verwachten een objectief verhaal. Ik kan U toezeggen, dat wij, indien deze nota inderdaad verschijnt en ons bereikt, deze zullen behandelen in de commissie voor gemeentewerken. Dan komt het C.D.A. en daarna ook de heer Pirée namens de V.V.D. te spreken over de boekwaarde en de marktwaarde betreffende het bestemmingsplan Tolberg. Ik denk, dat er een beetje verwarring is ontstaan. Het is zo, dat je beter kunt spreken van een kostprijs die een vierkante meter moet opbrengen in een plan. De kostprijs wordt berekend vanuit een aantal componenten. Een van de componenten is dan de verwervingsprijs, andere zijn de kosten van civiel-technische werken - 669 - en de rentebijschrijving voor het gehele plan en voor de gehele planperiode. Met de doorberekening hiervan en ook nog rekening houdend met de te verwachten opbrengsten kom je dan tot de kostprijs. Als U dan vraagt: "wat is dan een reële marktwaarde?"kan daarop natuurlijk het antwoord zijn, dat dat enerzijds bepaald wordt door een markt die geldt voor de vrije sector. In Kortendijk kennen we op het moment een prijs van rond honderd vijftig gulden. We kunnen stellen, dat dat voor vrije sectorkavels een reële marktwaardeprijs is. Voor de sociale woningbouw wordt de marktwaarde bepaald door de H.I.D. en dat heb je in feite maar te volgen. Mijn collega de Jong heeft zojuist al gesteld, dat wij voor Tolberg moeten proberen te komen tot een sluitende exploitatie. Die is, denk ik, te bereiken op een aantal manieren, namelijk door versobering van het plan of door uit de algemene dienst middelen toe te voegen. Als U nu vraagt: "is de reële marktwaarde bereikt?", moet ik in navolging van de V.V.D. stellen, dat we eerst moeten weten wat de exploitatieberekening brengt, wat dus de kostprijs wordt. Daaraan kunnen we dan de marktwaarde toetsen en dan kunnen we zien, welke verdere zaken we in deze nog moeten volgen. Mijnheer de voorzitter, de meeste fracties stemmen in met onze plannen voor de promotie- en acquisitiecampagne. Ik ben blij, dat het Uw instemming kan hebben. Ik hoop mét U, dat het inderdaad tot succes zal leiden. Mijnheer de voorzitter, de V.V.D. stemt in met mijn voornemen om het beleidsplan van de V.V.V. in de commissie voor economische aangelegenheden te brengen. Ik heb toegezegd, dat de riolennota gaat komen. Met de begraafplaatsen wil ik even wachten, totdat de motie aan de orde komt in mijn verhaal. Nog één punt, dat de V.V.D.-fractie naar voren heeft gebracht. De heer Pirée stelt het jammer te vinden, dat ik niet wil ingaan op zijn suggestie eens in Breda te gaan kijken hoe men daar een en ander geregeld heeft inzake werkge legenheid. Mijnheer Pirée, ik denk, dat U niet bang behoeft te zijn, dat ik daar niet wil gaan kijken. Ik wil best gaan kijken, ik wil op alle signalen afgaan. Anderzijds is het zo, dat de voorbeelden die U noemde, wel bekeken zijn door ons en daarvan heb ik enkele reacties willen geven. Dat neemt niet weg, dat ik graag bereid ben in Breda te gaan kijken. Alleen moet ik wel stellen, dat men in Breda met een industriemaatschappij te maken heeft die losstaat van de gemeente. Mijnheer Rampaart haalt even het huurdersoverleg aan en hij stelt, dat hij zich daarmee al jaren heeft bezig gehouden wat de Kroevenflats betreft. Ik heb van hem begrepen, dat hij straks ook gaat deelnemen aan het huurdersoverleg van de gehele Kroeven. Ik verwacht van de heer Rampaart niet anders dan dat inderdaad een goede uitwerking zal hebben. Mevrouw van Zon van het POR maakt mij een compliment, gaat dan ook in op het huurdersoverleg en stelt dan, dat ik in "Stadserf" een wat vertekend beeld zou

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1982 | | pagina 340