- 660 -
ook zo moet. Ik kan U wel zeggen, dat dat een vorm is van goed overleg en van
goed bestuur. Nu geeft deze wethouder op dit moment geen duidelijk antwoord,
maar ik denk, dat ik democratisch juist handel, als ik het zo doe.
Dan kregen we van mevrouw van Zon wat kritiek op onze beantwoording van de vraag
ten aanzien van het project Kalsdonk.
Mevrouw van Zon, ik heb inderdaad in mijn verhaal hier en daar (om het niet al
te saai te doen zijn) wel eens wat humor gebruikt en soms misschien wat schert
send gesproken, maar dat is ook Uw partij wel eigen, dacht ik. Dus daarin mogen
we elkaar wat dat betreft best eens meten. Dat is sportief. Er zat beslist een
zeer serieuze toon in. Door mij werd opgemerkt: "een heel jaar aan eigen auto's
sleutelen" en dan bedoel ik het eigene van de doelgroepen dat zo kwetsbaar is en
waarvan door U wordt opgemerkt, dat zij nauwelijks over enig inkomen beschikken.
In die zin mag ik er dan best wat over zeggen, maar na deze schertsende op
merkingen heb ik heel erg nauwkeurig en precies (ook omdat meer partijen daar
over vragen hebben gesteld) de criteria genoemd, waaraan wij die projecten
toetsen. Als U met mij een zakelijke discussie had kunnen voeren, had U niet
over de scherts en de humor behoeven te discussiëren, maar dan had U beslist
over de criteria die door mij uitdrukkelijk allemaal zijn genoemd kunnen dis
cussiëren. Of moet ik dan toch denken, dat mijn antwoord te duidelijk was, zodat
U veel liever alleen wilde reageren op het schertsende van mijn betoog?
Dan komt mevrouw van Zon nog te spreken over het feit, dat wij een projectgroep
hebben ten aanzien van de jeugdwerkloosheid. Het is niet direkt alleen een
projectgroep ten aanzien van jeugdwerkloosheid. Onze projectgroep, waarin wij
deelname hebben van de zijde van het G.A.B. en van het Werkvoorzieningsschap,
bemoeit zich ook met anderen dan alleen met jeugdigen. Het gaat niet alleen om
de jeugd en het opzetten van projecten voor de jeugd. Want juist het opzetten
van de projecten voor de jeugd en voor anderen is in onze visie duidelijk een
taak van het particulier initiatief. Daarop is ook door de heer de Leeuw her
haaldelijk gewezen in andere verbanden. In de projectgroep bemoeien wij ons
speciaal (in samenwerking met het G.A.B.het Werkvoorzieningsschap en mogelijk
met anderen) over de coördinatie ten aanzien van bijvoorbeeld de aangedragen
projecten, de organisatorische vragen, het bekijken of een en ander concur
rentievervalsing inhoudt. Daarbij hebben we natuurlijk een stuk deskundigheid
nodig voor het bezien van het bedrijfsmatige karakter ervan en het oOnderkennen
of het in de non-profitsector of in de profitsector ligt, of het leidt tot
verhogingen van subsidies of het subsidievervangend is. Dat soort deskundigheid.
Dan moet ik U zeggen, dat mijn ervaringen tot op heden zijn (we hebben in onze
gemeente zo'n werkgroep gehad), dat deze terreinen over het algemeen onvoldoende
gekend worden door met name jeugdigen. Dus die inbreng op die terreinen is
waarschijnlijk niet zo groot, maar het ligt ook niet in de bedoeling van onze
projectgroep. Dat begrijpt U nu waarschijnlijk wel. Wel is het zo, dat wij bij
de vaste bezetting, die wij in de projectgroep hebben, de bedoeling hebben om zo
nodig (en ik kan me goed voorstellen, dat het voorkomt) nog anderen daarbij uit
te nodigen. Over de vaste bezetting heb ik gesproken in mijn eerste antwoord.
We kunnen tot Sint Juttemis over de kindertelefoon blijven discussiëren, maar
ons antwoord ten aanzien van de kinder- en jongerentelefoon is erg duidelijk,
dacht ik. Wij zouden dan toch maar in herhaling vervallen.
- 661 -
In het vandalisme kan inderdaad een stuk noodkreet zitten. Dat heb ik al eerder
gezegd. Dus daarop behoef ik ook niet meer in te gaan.
Dan kom ik bij de heer Kerstens. Mijnheer Kerstens, we zijn niet van plan
marskramers naar Nispen te sturen. Ik begrijp nu Uw vraag beter. U bedoelde Uw
vraag meer in de volgende zin. Wanneer die ene kleuterleidster met de kinderen
in het afzonderlijke gebouw zit en er gebeurt wat of ze is te laat, kan dat
problemen veroorzaken. Mijnheer Kerstens, daarop heb ik het schoolbestuur zelf
geattendeerd. Ik heb erover gesproken met de Stichting Katholiek Onderwijs
Roosendaal en hen erop geattendeerd, dat er misschien een kans is via een
werkverruimende maatregel er wat aan te doen.
Het is namelijk zo, dat wij met name jonge meisjes die nauwelijks aan de bak
komen (de zwakste doelgroep die wij hebben, de afgestudeerden van de L.H.N.0.)
voor een periode van een jaar dan op die manier zeer nuttig en zinvol werk
kunnen laten doen. Misschien is dat een oplossing voor Nispen, maar het is
natuurlijk wel een zaak die des schoolbestuurs is. Wel moet ik U zeggen, mijn
heer Kerstens, dat deze problematiek (dat hoop ik althans) niet zo lang meer
hoeft te spelen, want juist in Nispen zal het een van de scholen zijn, waar wij
het eerst in heel onze gemeente (Nispen heeft weer een streepje voor, ziet U
wel, mijnheer Kerstens) inderdaad de kleuterschool al inbouwen, vooruitlopend op
de Wet Basisonderwijs, waarbij het kind mogelijkerwijs geïntegreerd en ingebouwd
is.
Mevrouw Borghans was het op een aantal zaken erg goed met ons eens. Waarvoor
dank. Ze heeft nog wel een opmerking gemaakt ten aanzien van de uniformiteit en
de eigen identiteit. Mevrouw Borghans, het kan best wat onduidelijk geweest
zijn, maar dat is het risico. Wij bedoelen met uniformiteit vooral de unifor
miteit die de wet vereist en verder ben ik het helemaal met U eens (en ik denk,
dat we dat samen kunnen bevestigen), dat het ook al jaren zo was, dat wij elke
school een stuk eigen identiteit, eigen stijl en eigen visie gunnen. De ene
school is daartoe ook met wat andere leerkrachten bemand dan andere. Daar liggen
de belangstel!ingsferen anders. Ouders die wij hierbij inschakelen hebben
verscheidene mogelijkheden. Zo zijn er nog meer. De ene wijk, waar de school
staat, is anders gestructureerd dan de andere wijk. Dus het is ook alleen maar
een goede zaak, dat zo'n school zich als een kloppend hart midden in de woonwijk
bevindt en dat daarin onderwijsvormen gebruikt worden die echt aansluiten bij de
belevingssfeer van de desbetreffende ouders.
Dan pak ik de heer Notenboom weer op. Als hij goed geworteld is, kan ik hem niet
oppakken, maar hij weet dat ik het in overdrachtelijke zin bedoel, al zal hij
misschien niet over te dragen zijn.
Mijnheer Notenboom, U sprak over het zware werk, dat een gemeentelijke sociale
dienst vandaag de dag moet verrichten en U uit waardering voor het werk, dat
daar verricht wordt. U hebt er zicht op. Dat begrijp ik, maar U komt er nogal
vaak vanwege Uw functies in diverse commissies. Vandaar, dat U een van de beter
geïnformeerde raadsleden bent. Ik kom ook wel eens bij U om advies, zoals U
begrepen zult hebben.