- 606 -
burger reageert en dat is ook een man die kan meewerken tot het goed functioneren
van de inspraak. Ik geloof, mijnheer Vos, dat U dit toch teveel van een afstand
bekijkt en dat U te weinig, althans minder dan wij, tussen die mensen gaat
zitten. Natuurlijk gaat het ook goed. Na de vorige lange zitting die wij hier
hebben meegemaakt ben ik ook geweest naar de inspraak van de Flintdijk. Ik moet
U zeggen, mijnheer de voorzitter, dat ging uitstekend onder prima leiding van
een uitstekende voorzitter, maar ik kan niet komen met een motie om voor te
stellen die man een andere functie te geven en hem te laten zorgen, dat de
inspraak in Roosendaal goed loopt. Zo ver kunnen we toch niet gaan. Ik zou
mijnheer Vos willen zeggen: het doet pijn als je de martelingen ziet aan weers
zijden van de tafel. Ik vind, dat daar een eind aan moet komen en een kans om er
een eind aan te krijgen is, dat er gewoon in Roosendaal iemand komt en dan
zonder wantrouwen te gebruiken, maar gewoon een man met gezag, een man die de
veranderingsprocessen bij grote bedrijven heeft geleid, die weet wat de menselijke
problemen kunnen zijn aan veranderingen. Zo iemand zouden we toch graag in
Roosendaal eens een keer zien rondlopen.
Diezelfde woorden, geloof ik, kan ik mijnheer Jongeneelen toevoegen.
Tegen mijnheer Rademakers zou ik willen zeggen: een jaar wachten, Toon, jongen,
Roosendaal lazert al bijna in elkaar. Dank U wel.
De VOORZITTER: Wenst iemand in tweede instantie het woord naar aanleiding van
deze motie?
De heer DE MAN: Mijnheer de voorzitter, een van de belangrijkste vertrekpunten
van een organisatiepsycholoog is dat hij succes zou willen hebben. Een van de
voorwaarden voor een psycholoog om in zo'n contact te treden om succes te kunnen
hebben is gefundeerd op de mate van vrijwilligheid, waaronder hij is binnengehaald.
Is hij alleen binnengehaald door hoog, dan heeft hij weinig kans op succes (ik
heb het even over een organisatie), is hij alleen binnengehaald door laag, dan
heeft hij weinig kans op succes. Hij zal ontzettend veel werk moeten verrichten
om, als hij binnengehaald is door de direkteur, het vertrouwen te gaan winnen
van alle personeelsleden en omgekeerd.
Mijnheer de voorzitter, de V.V.D. heeft groot gelijk, dat het nuttig is als er
iets aan de verbetering van samenwerking tussen bestuurders en bestuurden wordt
gedaan. Ik betreur het in hoge mate, dat de tekst van de motie aanleiding geeft
om te denken, dat dit een soort motie van wantrouwen is. Ikzelf heb met deze
tekst namelijk ook moeite. Waarom staat er nu niet bijvoorbeeld: "de raad nodigt
het college uit" en waarom staat bijvoorbeeld de zin niet herhaald die mijnheer
van Lieshout in eerste instantie verleden week heeft gezegd: "U kunt geen paal
slaan of er wordt overal gemopperd en gescholden". Ik citeer nu maar zo'n beetje
uit mijn hoofd. Mijnheer de voorzitter, U weet: de psycholoog is de grote tove
naar die alles in het reine zal brengen. Als U hem vraagt: "hoe laat is het",
zegt hij: "wat denkt U daar zelf van?" Mijnheer de voorzitter, ik vraag me af of
er misschien nog een amendement komt, zodat dit wantrouwen kan worden wegge
nomen. Ik vind wel, dat in latere instanties mijnheer van Lieshout zeer genuan
ceerd deze motie heeft gepresenteerd en daar laat ik het nu maar even bij.
- 607 -
De heer H00GHIEMSTRA: Mijnheer de voorzitter, wat er zoeven door de heer de Man
is gezegd, is in grote lijnen de stelling die ook wij met elkaar hebben be
sproken. De drie punten die door de heer van Lieshout naar voren zijn gebracht,
daarvan zijn het eerste en het derde punt zeer zeker waar, de tweede is bijna
waar. Ik heb enige verbetering geconstateerd bij het college van burgemeester en
wethouders in de beantwoording van hun vragen, alhoewel wij er niet van over
tuigd zijn, dat het ook zo uitgevoerd gaat worden. Maar wij willen het college
van burgemeester en wethouders (gezien alles wat er omheen is verteld door de
diverse mensen) nog een eerlijke kans geven en deze naar een motie van wantrouwen
ruikende motie niet ondersteunen, maar ik zou willen zeggen: als het college van
burgemeester en wethouders inderdaad er blijk van geeft niet voor rede vatbaar
te zijn en verbeteringen aanbrengt, kom er dan over enige tijd mee en wij zullen
U zeer zeker steunen.
De VOORZITTER: De heer van Lieshout antwoordt in tweede instantie.
De heer VAN LIESHOUT: Ik wil bij mijnheer Hooghiemstra beginnen. Als mijnheer
Hooghiemstra gelijk zou hebben, dat U nu verbeteringen aanbrengt, zou het een
motie van wantrouwen zijn. Maar ik ben er van overtuigd (en die overtuiging is
niet van gisteren of eergisteren, die is van jaren), dat U allen zoals U daar
zit achter die tafel Uw uiterste best doet om die zaak goed te laten lopen en
dat zult U gewoon blijven doen. Daar heeft mijnheer Hooghiemstra alle vertrouwen
in. Daar heb ik alle vertrouwen in. Maar ik geloof, dat het geen schande is om
een advies te krijgen van een deskundige hoe in vredesnaam in deze moeilijke si
tuaties verder te gaan. Dat is geen kwestie van wantrouwen, maar dat is een
kwestie van techniek, van taktiek misschien, maar zeker niet van wantrouwen. Ik
geloof dus, dat, wanneer mijnheer Hooghiemstra zegt: ga maar door op deze weg, U
zelf een veel te zware belasting op U krijgt, omdat U problemen moet gaan op
lossen, waarvoor een ander U de weg zou kunnen wijzen. Ik weet, mijnheer de
voorzitter, hoe zwaar U allen en Uw topambtenaren belast zijn. Daarom gun ik U,
dat U een technisch advies krijgt om op deze moeilijke situaties een doorbraak
te plegen en de zaken in goede banen te leiden.
Mijnheer de Man schildert mij een psycholoog voor. Die ken ik ook wel zo, maar
ik heb niet voorgesteld een psycholoog hierop af te sturen. Ik zou graag iemand
zien (en dat zijn over het algemeen organisatiedeskundigen van grote organi
satiebureaus) die veranderingsprocessen weet te begeleiden. Daarmee zijn heel
goede resultaten behaald. Ik kan daarvan voorbeelden noemen, hoewel ik dat in
het openbaar toch eigenlijk beter niet kan doen, maar er zijn voorbeelden van
situaties, waarbij de zaak vastzat en die door organisatiedeskundigen door
middel van het begeleiden van die veranderingsprocessen zijn opgelost. Dat is
het enige wat ik wil en daar is geen ziertje wantrouwen bij, het is alleen maar
het goede wat ik voorheb met het college, maar in de eerste plaats met de stad
Roosendaal. Ik dank U wel, mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER: Ik breng de motie in stemming.
Overgegaan wordt tot stemming over de motie van de heer van Lieshout c.s.