596 -
meedelen?" Uiteraard, zou ik bijna zeggen. Het zal in de eerste plaats toch in
de begroting tot uitdrukking moeten komen. Ik weet nog niet precies hoe, maar
wij zullen toch trachten een middel te vinden om daarnaast nog eens de resultaten
op een rijtje te zetten. Ik wijs toch nog op een gedeelte van mijn antwoord,
waarin staat, dat het nog niet over de hele lijn in één jaar mogelijk zal zijn,
dat we dat gefaseerd denken aan te pakken.
Dan kom ik aan de heer Rampaart. Er is hier al verscheidene keren het woord
"noten kraken" gebruikt. Dat is wel de hardste noot geweest die ik te kraken
kreeg. De heer Rampaart en ondergetekende zitten samen al zo lang in de politiek
en wij hebben al zoveel harde, zeer harde noten gekraakt. Misschien moet in dat
licht bezien worden mijn reaktie op zijn uitlatingen. Het een doet wat meer pijn
dan het andere. Ik maak (begrijpt U me goed) de heer Rampaart geen verwijten,
dat hij de zaken aanvat, want de kritiek die hij heeft op de trage gang van
zaken, daarvan dacht ik, dat dat toch ook in mijn antwoord tot uitdrukking
gekomen was en de burgemeester heeft in andere en misschien duidelijkere bewoor
dingen er het zijne van gezegd, maar dat onbehagen bestaat bij ons ook. De heer
Rampaart heeft zijn betoog geëindigd met te zeggen, dat hij niet rancuneus is.
Dat weten wij ook wel. Ik ken de heer Rampaart al lang genoeg om te weten, dat
hij niet rancuneus is. Hij kan ervan verzekerd zijn, dat het van deze kant ook
zeer zeker niet het geval zal zijn. Zaten er al graten in kelen, dan hoeven die
daar zeker niet in te blijven zitten. Wat zijn fractiegenoot, de heer Voermans,
daarvan gezegd heeft is aan mij niet voorbijgegaan.
Inhoudelijk zou ik er nog het volgende van willen zeggen. De bewoners van de
Kade-Turfberg vinden het verschrikkelijk lang duren. Dat begrijp ik heel goed.
En als je de zaak op een bepaald moment op een rijtje zet, kom je tot je schrik
tot de ontdekking: is er nu weer een jaar voorbij, waarin we nog niet tot her
vatting van het overleg zijn gekomen? Het is wel zo, dat er wat tusseninformatie
verstrekt is en ik begrijp heel goed, dat dat bij de bewoners niet het enthou
siasme opgewekt heeft, dat men zegt: nu zit het gauw te komen. We zijn nu bijna
zover (blijkt uit onze antwoorden), dat het overleg hervat kan worden. Binnen
niet al te lange tijd hopen we onze visie op het door hen ingediende plan en
waartoe het allemaal geleid heeft weer aan hen te overhandigen en dan tot her
vatting van de bespreking te komen.
Ik wil hier even benadrukken, dat er toch wel heel hard aan gewerkt is. Het is
natuurlijk voor de buitenwacht heel moeilijk dat zo te onderkennen, maar begrijpe
lijk is wel, dat de plannen, zoals ze oorspronkelijk waren, door een aantal
zaken ingrijpende wijzigingen hebben ondergaan. Ik doel hier met name alleen
maar op (daarvoor zal de raad begrip hebben) de oorspronkelijke uitgangspunten
van de nogal omvangrijke vestigingen van kantoorvoorraden, wat natuurlijk in de
huidige omstandigheden helemaal niet meer denkbaar is, wat ook weer geleid heeft
tot een andere benadering van de zaak door de paters, waarmee we de zaak in
behandeling hadden. Bij de combinatie EMPEO/MAVOB zal natuurlijk de interesse
voor een dergelijk plan om in die mate mee te werken nu het plan ver terugge
drongen is tot proporties die hoofdzakelijk de woningbouw betreffen wel wat
bekoeld zijn. Ik dacht niet, dat het verstandig is om er op dit moment verder op
in te gaan. Ik zeg U toe, dat we zullen proberen dat overleg met de bewoners zo
open mogelijk te voeren.
- 597 -
De heer Rademakers zegt: "zullen dan de tarieven van de onroerend-goedbelasting
weer verhoogd moeten worden?" Dat kan niet en dat weet hij ook. Wat staan we nu
voor? Uit het antwoord, dat ik voorgelezen heb blijkt het. De verhoging
moeten we zo zien, dat het in de begroting opgenomen bedrag met 3verhoogd
wordt en wanneer de totale waarde is vastgesteld zullen aan de hand daarvan de
tarieven nader vastgesteld worden. Verhogen kan dus niet. Wij denken niet, dat
het nodig zal zijn. Wij zien niet, dat ten aanzien van de laatste vaststelling
van de waarde op 1 januari 1978 ten opzichte van 1 januari 1980 een zodanige
waardedaling van de panden heeft plaatsgevonden, dat het zou moeten leiden tot
tariefsverhoging. Uiteindelijk komt het erop neer, dat het netto bedrag, dat de
Roosendaal se belastingbetaler op zijn aanslagbiljet krijgt gemiddeld (dat wil ik
nog eens benadrukken) met 3\l zal stijgen.
Het was de heer Rademakers die vroeg het structuurplan binnenstad in een informele
raadsvergadering te brengen. Dat heb ik al toegezegd. De bedoeling zit voor,
zaken die met het structuurplan samenhangen (en genoemd is al de schouwburg en
wat er natuurlijk zeer nauw mee samenhangt de noordwand van de Markt) als het al
lukt in een informele raadsvergadering te behandelen.
De heer Rademakers maakt zich wat zorgen over de geluidhinder. Ik dacht, dat er
ook wel aanleiding is zich die zorgen te maken. Waar de nieuwe wet op de geluid
hinder allemaal toe zal leiden, weet ik niet. Een wet maken, waar een aantal
normen in wordt gelegd, dat is één, maar de financiële gevolgen van die uitvoering
zijn overal nog een open vraag en op basis daarvan heeft ook een aantal onderzoe
ken plaatsgevonden die tot bepaalde uitkomsten geleid hebben. Wij zijn ook
benieuwd hoe dat aangepakt gaat worden met de financiële gevolgen van de toepas
sing van de wet op de geluidhinder.
De heer Rademakers sprak ook nog even over Kade-Turfberg. Ik dacht, dat ik bij
de beantwoording van de vorige spreker daar al voldoende diep op was ingegaan.
De heer Verpalen is nog niet tevreden over de bewegwijzering. Wij hebben de
indruk, dat de naam Nispen op de aanwijzingsborden voorkomt, zoals dat in de
normen van de A.N.W.B. is opgenomen en er is geen enkele sprake van (dat hebben
we al verscheidene keren ondervonden), dat de A.N.W.B. daarvan afwijkt. Het is
geen kwestie van "is er nog plaats op een bord", maar dat beperkt zich tot een
aantal aanduidingen.
De heer Vergouwen stelt een aantal concrete vragen over het Mark-Vlietkanaal en
hij is zeer benieuwd naar het restje. Hij noemde het zo, maar hij zal zelf ook
wel begrijpen, dat hier niet van een restje gesproken kan worden van wat er nog
te betalen valt.
In mijn antwoord heb ik gezegd, dat we met gedeputeerde de Geus daarover zouden
spreken op 13 december. Dat is vandaag en aangezien we vanmiddag hier zijn
begrijpt de raad wel, dat dat gesprek vanmorgen heeft plaatsgehad. De uitkom
sten, zoals ze nu voor ons liggen en waarmee we natuurlijk nog uitgebreider en
gedétailTeerder zo spoedig mogelijk bij de raad komen, duidt erop, dat van het
aandeel, dat het rijk eerst zou betalen wij niet de rekening gepresenteerd krij
gen. Dat neemt dus de provincie mee voor zijn rekening. Wij hebben de laatste
tijd nogal eens gelezen, dat de provincie goed in zijn financiën zit, beter dan
deze gemeente. We krijgen wel de rekening gepresenteerd uiteraard. In 1967 is