594 - kost dan als de vereniging dat zelf met vrijwi11igers zou kunnen organiseren. Het is toch een moeilijke zaak in die zin, dat de ene vereniging heel gemak kelijk over vrijwilligers beschikt en een andere vereniging heeft geen enkele vrijwilliger. Wij willen toch trachten in al dat soort regelingen enige uni formiteit te houden. Mijnheer Voermans sprak ook nog even over sportvrienden en dan met name over de jeugdleden die zo graag in het buitenland allerlei ontmoetingen hebben. Ik gun ze dat van harte, maar het wordt wel eens moeilijk in die zin, dat de ene jeugd groep zelfs naar Italië wil en dan zit je met het volgende probleem. Soms be treft het al de wat ouder wordende jeugd en zijn het spelers van 18, 19, 20 en 21 jaar. Die heb je natuurlijk ook zitten (ik noem maar wat) bij een mannenkoor Concordia en zij willen, als ik goed geïnformeerd ben, ondertussen al naar de Verenigde Staten. Met andere woorden, wij hebben de goede gewoonte als men ons vraagt als gemeente bij zo'n jeugduitwisseling (met name de jeugd moet ik noemen) om een of ander relatiegeschenk, dat wij daar wel gunstig op reageren. Ik ben bevreesd, dat, als bij wijze van spreken jeugdverenigingen naar Engeland en Italië willen en misschien nog verdere reizen gaan ondernemen, wij de toer op zouden gaan dat wij daar financiële steun aan gaan geven, dat iets te ver zou voeren Dan sloot de heer Voermans zijn opmerkingen af met de gele trui van wethouder de Jong om daarmee een stukje sfeer te tekenen die in ons college heerst. Ik hoop, dat wij na deze algemene beschouwingen direkt onder de snert ook iets van die sfeer kunnen proeven. Ik wil de afwezige voorzitter (de plaatsvervangend voor zitter is aanwezig) hartelijk danken voor de gelegenheid om op deze wijze te kunnen reageren. De heer VAN HAPEREN, wethouder: Het woord is aan de heer de Jong. De heer L.J.B.L. DE JONG, wethouder: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog graag ingaan op enige overgebleven vragen en opmerkingen. De heer Vos is begonnen met de vraag en ook de heer Hooghiemstra heeft over dat punt gesproken: "hoe zit het nu eigenlijk met de parkeergarages die aan bod komen in het investeringsplan?" Het bedrag, dat voor 1980 is opgenomen in het investeringsplan, voorziet in de aanleg van de uitbreiding van het Dr. van Dregtplein en is ook voorzien (weet U wel) in de parkeernota. Noodzakelijk is om het betaald parkeren te kunnen reguleren de onmiddellijke behoefte aan uit breiding van de mogelijkheden voor lang parkeren. Maar de heer Vos zegt: "komt er in 1980 al een parkeergarage?" Zeer zeker niet. In het antwoord, dat ik aan de heer Hooghiemstra gegeven heb heb ik ook gezegd: het blijkt toch wel en ook in de parkeernota is dat, hoewel niet diepgaand, aangeroerd. Er is natuurlijk nog steeds een toenemende vraag naar parkeerruimte ook rond het centrum vooral en het ziet er heus naar uit, dat er op langere termijn (welke termijn dat zal zijn is mij op dit moment ook nog niet voldoende duidelijk) toch wel behoefte zal zijn (zoals ik ook al in mijn antwoord gezegd heb) om er dan nog een aantal (op dit moment wijst dat in de richting van 400) plaatsen bij te creëren. Het is natuurlijk te veel om bij het centrum een groot plein aan te leggen. Dat vraagt te veel ruimte en het zou ook afbreuk doen aan de beloopbaarheid van de winkelcentra of het centrum. - 595 - Dan wordt er aan deze kant aan gedacht maar dat zijn allemaal nog niet uitgekris talliseerde gedachten) om zo'n garage of garages (het ligt er aan in welke omvang het zal kunnen worden gerealiseerd) te combineren met andere voorzie ningen die in de binnenstad aangelegd worden. Hardop denkend zou je bijvoorbeeld de combinatie schouwburg met parkeergarage kunnen bedenken. Maar legt U me er nu niet op vast, dat ik gezegd heb, dat er onder de schouwburg dus een parkeer garage zal komen. Dus op welke termijn kan ik niet zeggen. Wat staat er dus voor de jaren na 1980 te gebeuren? In het investeringsplan staat uitbreiding par keergelegenheid en in de memorie van antwoord wordt gezegd: ondermeer fonds vorming ten behoeve van parkeergaragesU kunt ervan overtuigd zijn, dat wij er van onze kant van overtuigd zijn, dat het voor de volgende jaren natuurlijk zeer zeker ten opzichte van nu wat harder gemaakt moet worden, voordat inderdaad wat de volgende jaren betreft die cijfers zich in het investeringsplan zullen her halen. Dus met andere woorden: voor 1980 is er wel een exact uitvloeisel van de parkeernota, zoals die door de raad is aangenomen, uitbreiding parkeergelegen heid Dr. van Dregtplein. Voor volgende jaren, daarvan kunt U overtuigd zijn, moet het eerst harder gemaakt worden, voordat er cijfers in het investeringsplan zullen blijven vigeren. De heer Jongeneelen zegt: "hoe kan het nu eigenlijk, U zegt, dat er niet zal kunnen worden ontkomen aan een extra verhoging, U vindt, dat het allemaal nogal meevalt". In mijn antwoord staat ook, dat we (en met name de heer van Lieshout heeft daar nogal de aandacht op gevestigd) niet alleen naar de inkomstenkant moeten kijken, maar dat we onze aandacht de eerstvolgende jaren meer dan tot nog toe zullen moeten richten op de uitgavenkant. Zoals ik al gezegd heb in mijn antwoord zal het geen gemakkelijke zaak zijn, want de discrepantie tussen de inflatie en de toegestane verhogingen neemt steeds toe. Hoe het allemaal zal uitvallen, daarvan kan op het ogenblik heel weinig concreets gezegd worden. De heer Jongeneelen zegt ook: "ik hoop, dat het structuurplan voor de binnenstad duidelijkheid zal verschaffen". Dat hopen wij ook. Misschien zal het mogelijk zijn het binnen nu en enkele maanden in behandeling te nemen. Ik weet niet meer wie van de sprekers gevraagd heeft het in een informele raadsvergadering te doen. Het ligt zeer zeker in de bedoeling dat in een informele raadsvergadering te doen. De heer Hooghiemstra sprak ook over parkeergaragesIk heb er in antwoord op de heer Vos het mijne van gezegd. De heer Hooghiemstra denkt, dat wij toch wat schromen om toe te geven, wanneer er iets verkeerd is gegaan met de oppervlaktewatervervuiling. Hij zegt: "U hebt helemaal niet toegezegd, dat U ons een rapport zult geven". Ik dacht, dat ik gezegd had, dat in voorkomende gevallen, maar dat kunnen alleen de gevallen zijn als dus de gemeente betrokken is bij de oppervlaktewatervervuiling, wij daar inderdaad melding van krijgen zoals in dit geval. En ik heb toegezegd, dat wij dat aan U zullen doorgeven. Er bestaat geen enkele behoefte om informatie waarover wij zelf beschikken niet aan IJ door te geven. De heer van Lieshout zegt: "ik mis toch nog wat in het antwoord van de wet houder" en hij vraagt: "wilt U de resultaten van de heroriëntatie en dergelijke

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1979 | | pagina 336