lijker en wellicht onmogelijk om hulp te verleenen.
Als wij, zegt spreker*, allen ons gingen beperken in onze be
hoeften, niet een te hoogen stand voerden en den moed hadden om
niet meer uit te geven dan wij bezitten, een moed die thans ont
breekt,
De heer VALKENBURG: Ook en vooral in de hoogste kri Ten!
De VOORZITTER; dan ware wellicht de oplossi g
te verkrijgen,doch men loeft alsof de crisis te eeniger tiji wol
een einde zal nemen,men geeft uit, zonder zich rekenschap t> wen
van wat men bezit, en niemand heeft den moed de tering naar le
nering te gaan zetten
De heer LEEUW: Dat kan toch ook niet!
De VOORZITTER: en daarom is de toestand zoo ej u tg
en moeten wij sp reken van een "historisch mement",waarop de g -
meente zich heden bevindt. De enkele gemeente in het land,die
nog iets heeft,kan onmogelijk opkomen voor de tekorten van t3 n ■-
vele andere gemeenten. Er wordt,zegt spreker,gemakkelijk met"
uitgegeven dan wij kunnen missen en daardoor zijn de begroot ng -
posten belachelijk geworden en zitten de gemeenten in moeili
heden. De belastingen zijn zoo hoog opgedreven ,dat velen Aez
niet meer betalen kunnen, Als wij zegt spreker, den moed hadde;
aan steun èlechts uit te betalen wat wij werkelijk kunnen bv ta m
en dat dan op de best mogelijke wijze verdeelden,dan zou het no
gaan,maar steun verleenen aan een ieder,bona fide of niet,dat
kan geen stand houden,want dat kan de gemeente niet en het Rit
ook niet. Daarom is de toestand zoo fataal geworden,dat niemam
meer raad erop weet. En toch wil niemand naar de verlaging!
De heer LEEUW: Natuurlijk niet!
De heer VALKENBURG onderschrijft voor een groot gedeelte
wat do Voorzitter heeft gezegd en zegt eveneens van oordeel te
zijn,dat men over het algemeen op te grooten voet leeft. Echter
meent spreker,dat niet Roosendaal zelf do schuld is van de fin- n-
cieele moeilijkheden,waarin de gemeente verkeert.
De VOORZITTER zegt,dat het niet aangaat zich schoon te
wasschon.
De heer VALKENBURG zegt zulks ook niet te willen doen,
doch erop te willen wijzen,d^t het wel mogelijk is individueel
een voorbeeld te geven,doch dat de gemeente niet bij machte is
zelfstandig hare uitgaven op een lager peil te brengen,omdat zij
bijv. voor wat de steunregeling betreft,gehouden is aan de van
hoogerhand daarvoor gegeven voorschriften en hare autonomie or
dat punt vierkant kwijt is. Spreker is van oordeel,dat,indien .ie'
tofcale loven moet versoberd worden,zulks van hoogerhand moet
worden begonnen,daar het anders geheel onmogelijk is.
De VOORZITTER wijst erop,dat de nieuwe steunnormen zl 1
afgekomen en dat de bestuursleden der gemeente elkaar nu op
stuwen om naar den Haag te gaan klagen,dat er een gulden afg -
gaan is. Wij dragen alleen,zegt soreker,onze verantwoording jn
spreker voelt de zijne zeer zwaar,vooral ook omdat uit de ge
schiedenis blijkt,'wat decadentie beteekent.
De heer LEEUW zegt bezwaar te moeten maken tegen de -loc
den Voorzitter gegeven voorstelling van zaken alsof bepaalde
hoeren de gemeente in een positie zouden brengen die ca#stror an"
is. Naar sprekers meoning is het Christenplicht om de meest kdc .1-
lijdenden te helpen en naar zijn oordeel kan van het bedrag vn
den werkloozensteun niets af, Eon steunbedrag van f 10,- p-r
week voor/een jong gezin,waarvan de man geen werk heeft,acht
spreker zoo laag,dat zij,die gewoon zijn ruimer inkomsten 'e
genieten, zich niet kunnen Indenken hoe het in zoo'n gezin mort
gaan. Is bezuiniging noodig,dan moet zij naar sprekers oordop
op een andere wijze verkregen worden.
De VOORZITTER zegt,dat do gemeente toch niet meer a n
steun kan uitgeven dan zij bezit.
De heer LEEUW is van meening,dat er nog bronnen v.a la-
komsten genoeg zijn en dat het door den Voorzitter voorgestane
beginsel: niet meer uitgeven dan de gemeente bezit, in de prak4 Lj k
niet uitvoerbaar is.
De VOORZITTER stolt thans weer aan de orde do quae&tio dor
schoolgelden en der presentiegelden.
De