16 VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1921 kosten over te nemen, dan moet de stichting ze toch dra gen. De gemeente zal dan toch wel bouwen en het dan in eigen beheer nemen. De Voorzitter: Zeker, het is eene kardinale vraag of de gemeente dat zal doen, maar U zult erkennen, dat ten slotte niet de vereenigingen bouwen, maar de gemeente. Nu is ge zegd, is het voor ons niet onverantwoordelijk om zelf dat bouwen te doen. Wij moeten ook in het oog houden, dat wij, wanneer wij zelf bouwen, geene opmerkingen hebben te verwachten als nu met een enkel woord ten opzichte van eene bouwvereeniging zijn gemaakt. Wenscht de Raad deze zaak niet bij de begrooting af te doen, dan kan ik daar de volgende vergadering evengoed de gelegenheid voor geven; meent U echter dat het ge- wenscht is. het nu af te doen, dan kunnen wij daaromtrent ook \in deze vergadering besluiten. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter. Ik acht die zaak van zoo ontzettende consequentie, dat ik U in over weging zou willen geven de beslissing niet in deze vergade ring te doen vallen, maar af te wachten een nader voorstel met prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Er zijn op het oogenblik heeren gekomen met bezwaren, die een gevolg zullen zijn van de overname door de gemeente en ik geloof, dat bij nadere bestudeering van het vraagstuk nog andere consequenties uit den hoek zullen komen, die wij op het oogenblik niet overzien. Daarom zou ik willen vragen of Burgemeester en Wethouders het voorstel nader in over weging willen nemen en in eene volgende vergadering den Raad zich doen uitspreken of werkelijk dat bouwen door de gemeente zal worden geëntameerd, ja dan neen. De Voorzitter: Daar heb ik geen bezwaar tegen. Er heeft zich eigenlijk nog niemand tegen het denkbeeld verklaard. Ik wil deze kwestie heel graag in eene volgende vergade ring behandelen; daar heb ik niets tegen. De heer P- Konings: Mijnheer de Voorzitter. Ik beschouw het ook als voordeelig voor de gemeente. Bif Openbare Wer ken wordt geklaagd, dat er zoo weinig werk is; dan heb ben zij daar onderhand werk genoeg. De Voorzitter: Dus, Mijne Heeren, verlangt omtrent hoofdstuk VI nu nog iemand het woord? De heer Valkenburg: Er is dus aangenomen, Mijnheer de Voorzitter, dat in de volgende vergadering een nader uitge werkt prae-advies omtrent deze zaak zal komen? De Voorzitter: In de volgende vergadering is niet zeker, maar in ieder geval zoo spoedig mogelijk. U krijgt vóór 15 Januari waarschijnlijk weer eene vergadering. De be doeling was geweest in de vorige week deze vergadering te houden en dan hadt U nog eene tweede vergadering ge kregen vóór den eersten Januari. De bedoeling van Burge meester en Wethouders is deze zaak zoo spoedig mogelijk af te werken. Ik geef U de verzekering, dat ik van mijne zijde niet zal nalaten te zorgen, dat er zoo spoedig mogelijk eene vergadering belegd wordt. Hoofdstuk VI wordt vervolgens zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming besloten Hoofdstuk VII te behandelen na de begrooting der gemeentebedrijven. Hoofdstuk VIII wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Bij Hoofdstuk IX, artikel 1(Belooningen van genees kundigen, heelmeesters, vroedmeesters, vroedvrouwen) zegt de heer Valkenburg: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil di rect aannemen, dat het gemeentebestuur weinig of geen klachten over de vroedvrouw zullen hebben bereikt, de betrokken menschen gaan daarmede naar hunne sociale organisaties en ik kan U persoonlijk de verzekering ge ven, dat daar wel herhaaldelijk klachten inkomen. De hooge prijs, die de artsen in deze 'gemeente en elders vragen voor te verieenen verloskundige hulp, is mede oorzaak, dat ééne gemeentelijke vroedvrouw zeker in de naaste toekomst te weinig zal blijken. Beleefd verzoek ik daarom het College van Burgemeester en Wethouders het oordeel in te winnen van een der hier geplaatste vaste geneesheeren, of deze naar aanleiding van de geboortestatistiek, wij kunnen dat persoonlijk niet nagaan, wij staan daar als leeken tegen over, de plaatsing van eene tweede vroedvrouw oirbaar zal achten. Over het antwoord daarop ben ik volkomen ge rust. Wanneer die geneesheer van oordeel is, dat eene tweede verloskundige moet worden bijgeplaatst, zou later op die zaak kunnen worden teruggekomen. Het eenige, wat ik vraag, is of Burgemeester en Wethouders de goed heid willen hebben een geneeskundige te doen nagaan of het van belang is, in onze gemeente eene tweede vroed vrouw te .plaatsen. De Voorzitter: Ik zal den heer Valkenburg zoo goed mo gelijk van antwoord dienen. Toen die zaak in de vergade ring is ter sprake gekomen, hebben wij ons afgevraagd, waarom zouden wij mede moeten werken tot het aanstellen van eene tweede vroedvrouw. Wij voor ons hebben eene gemeentelijke vroedvrouw alleen aan te stellen voor de verloskundige praktijk van den arme, en die heeft de tegen woordige werkelijk niet te veel. Wanneer de artsen in deze gemeente het met elkaar zou kunnen vinden, dat zij de taxe voor verlossingen hoog willen bepalen, dan kunnen wij daar niets aan doen. Zij hebben de tarieven ook ver hoogd voor de visites. Daar staan wij buiten. Iedereen heeft zoowat zijne tarieven verhoogd. Den dienst, dien de ge meente voor de vroedvrouw heeft voorgeschreven, -,doet zij goed. Nu kan ik mij heel goed indenken, dat de vroed vrouw ook rekening houdt met den prijs der heeren dok toren en zegt: ik zal f 5.f 7.50 of f 10.onder dat tarief blijven. Dan is iedereen vrij gebruik te maken van de diensten der vroedvrouw, maar met de aanstelling eener tweede vroedvrouw komt men niets verder. Wanneer wij eene tweede gemeente-vroedvrouw gaan aan stellen, dan moeten wij de gemeente gaan halveeren, en dan moeten wij de inkomsten van de eerste verminderen, en nu kunt U wel denken, dat zij dan een goedkooper tarief zullen maken, maar U mist de bevoegdheid haar een tarief voor te schrijven voor particulieren; dat kunt U niet. Als wij dat konden, dan konden wij het de doktoren ook wel voor schrijven, maar dat kunnen wij toch ook niet. W:ij kunnen het wel voor onze armlastigen doen, maar verder gaat onze be voegdheid niet. Ik kan mij heel goed indenken, dat U ver^ nomen heeft, dat er geklaagd wordt, dat de vroedvrouw ook haar tarief heeft verhoogd, maar daar kunnen Burgemees ter en Wethouders niets aan veranderen. De heer Valkenburg: Het is geenszins de bedoeling, dat eene tweede gemeentelijke vroedvrouw zal worden aange steld, dat is een heel andere zaak, maar dat het Gemeente- 17 VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1921. bestuur zou trachten eene tweede vroedvrouw hier te krij gen, opdat door het vrije spel der concurrentie vanzelf het tarief daardoor lager zou worden en op de tweede plaats de tarieven van de betrokken geneesheeren. Wanneer de geneesheeren afkeerig zijn van het op peil houden der vergoeding, die zij vragen voor het verrichten van ver lossingen, dan zouden zij daarmede te kennen geven, dat zij zoo ruin mogelijk verlossingen wenschen, Verschillende leden: Dat hebben zij al gedaan. De heer Valkenburg:maar dan treedt tenvolle op den voorgrond, de noodzakelijkheid om verloskundige hulp te hebben vanwege de vroedvrouw. U zult mij moeten toe geven, Mijnheer de Voorzitter, dat de gemeente in deze eene zekere taak te vervullen heeft ten overstaan van de bevolking, die niet over voldoende geldmiddelen beschikt. Die menschen kunnen onmogelijk bedragen gaan betalen van twinug, dertig en veertig gulden en ik geloof, dat dit oorzaak zal zijn, dat verkeerde practijken zullen vol gen. Ik ken twee gevallen, waarbij de te hooge kosten oorzaak zijn geweest, dat verleden jaar verkeerde practijken plaats hadden. Ik mag natuurlijk volstrekt geen namen noe men, maar ik heb dat persoonlijk meegemaakt en wanneer ik het tweemaal meemaak, dan geloof ik wel, dat meerdere personen en vooral oudere personen, die over grootere er varing beschikken dan ik, dit ook wel zooveel maal tweemaal hebben meegemaakt. Ik geloof, dat daaruit de noodzakelijk heid naar voren treedt om eene tweede vroedvrouw aan te stellen of althans de noodzakelijkheid voor het Gemeente bestuur om pogingen in het werk te stellen, eene tweede vroedvrouw in deze gemeente te plaatsen. Ik geloof, dat ik hiermede de meening weergeef van <Ie leden der tweede afdeeling. De Voorzitter: Is naar de meening van de tweede af deeling de verloskundige hulp niet voldoende verzekerd in onze gemeente? Dat is voor mij het voornaamste. Wij hebben vier doktoren hier en eene vroedvrouw. Zouden zij met hun vijven dat werk niet af kunnen? De heer Valkenburg: U heeft volkomen gelijk, Mijnheer de Voorzitter; de geneeskundige hulp, die men hier in Roo sendaal heeft, is meer dan voldoende, maar daar gaat het niqt om. De kleine menschen. die niet over voldoende geld middelen beschikken, gaan bij voorkeur bij de vroedvrouw, omdat die veel goedkooper is dan de geneesheeren. Wan neer die vroedvrouw nu meerdere malen bezoeken krijgt van dergelijke personen en dus bij verschillende verlossin gen in een kort tijdsbestek aanwezig moet zijn, dan wordt het voor die vrouw heel moeilijk om aan verschillende aan vragen van armen het gewenschte gevolg te kunnen geven. En nu zou ik voor mij het Gemeentebestuur willen verzoe ken, pogingen in het werk te stellen om eene tweede vroedvrouw in de gemente te krijgen, dan zal vanzelf door het vrije spel der concurrentie het tarief dalen en op de tweede plaats zullen de armen dan ook over betere en meerdere verloskundige hulp kunnen beschikken. De Voorzitter: Ik zal die zaak nader in de vergadering \an Burgemeester en Wethouders bespreken en doen na gaan, of de lijst van hen, die op kosten der gemeente door de gemeente-vroedvrouw worden bediend, wel ver genoeg is uitgebreid. Verder gaan mag ik niet. De heer Valkenburg: U zou toch pogingen in het werk kunnen stellen, dat eene tweede vroedvrouw in de ge meente kwam. De Voorzitter: Ik heb het hier vroeger medegemaakt, dat men over de geneeskundige hulp geklaagd heeft. Nu zijn er vier geneesheeren en nu zou het nog wel eens kunnen ge beuren, dat men kwam klagen. Moet ik er dan ook een vijfde bij laten komen? De heer Valkenburg: Er wordt alleen over geklaagd, dat er op zeker oogenblik niet voldoende verloskundige hulp is. De Voorzitter: De gemeente is toch alleen maar geroepen om armlastigen verloskundige hulp te verzekeren. Ik be treur het met U, dat de prijzen zoo hoog zijn, maar de ge meente heeft ten deze geen andere zorg dan te maken, dat de genees- en verloskundige hulp voldoende zij voor de armlastigen. Verder kunnen wij niet gaan. Als ik dat kon en wij konden zeggen, U heeft de tarieven zoo en zoo te be palen, dan zou ik daar zeer zeker voor zijn, maar wij heb ben daar de bevoegdheid niet voor. Ik hoop. dat deze discussies er aanleiding toe mogen ge ven, dat de geneeskundigen hunne tarieven wat lager zullen stellen- De heele kwestie is, dat zij het met hun vieren roe rend eens zijn en overeengekomen zijn, hunne tarieven zoo vast te stellen. Nu heeft de vroedvrouw daarvan geprofi teerd en waarschijnlijk gedacht: wanneer de doktoren hunne tarieven verhoogen, laat ik de mijne dan ook maar wat verhoogen. Daar kunnen wij niets aan doen. U kunt alleen de lijst van armlastigen vergroot krijgen, als dat de bedoe ling is. De heer Verheijen: Dat is de grief niet. De Voorzitter: Dan begrijp ik het niet. De heer Verheijen: Ik geloof, Mijnheer de Voorzitter, dat wij eigenlijk het debat hierover wel kunnen sluiten, aange zien het bekend is, dat er een algemeen tekort aan vroed vrouwen bestaat. Er zijn er eigenlijk geen. Er worden op verschillende plaatsen vroedvrouwen gevraagd, waar men haar heel wat meer kan garandeeren dan hier het geval is, maar er is niet aan te komen. Ik geloof wat mij betreft, dat het debat gevoerd wordt over iets wat wij niet beheer- schen kunnen. De heer Valkenburg: Wanneer dat vaststaat, Mijnheer de Voorzitter, dan heeft het verder geen nut daarover te praten. De Hoofstukken IX, X, XI. XII, XIII, XIV, XV en XVI worden vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangeno men. De Voorzitter: Ik wensch nu over te gaan tot behandeling van de begrooting der gemeentebedrijven en met de ont vangsten te beginnen, want dat kan van invloed zijn op de uitgaven der gemeentebegrooting. Verlangt omtrent de be grooting van de gemeentebedrijven, te beginnen met de lichtbedrijven, een der leden het woord? Ik zou liefst met het electriciteitsbedrijf beginnen; daar wensch ik nog wel een woordje over te zeggen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter. Mag ik daar omtrent misschien eene algemeene bespreking houden? Voorzitter: Ik dacht, dat dit bij de gemeente-begroo ting reeds gebeurd was- Vaststelling begrooting 1922 der gemeente en gemeente-instellingen. Woningbouw. Aanstelling tweede gemeente-vroedvrouw. Vaststelling begrooting 1922 der gemeente en gemeente-instellingen. Aanstelling tweede gemeente-vroedvrouw. Begrooting gemeentebedrijven.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1921 | | pagina 77