VERGADERING VAN 19 APRIL 1921 XV. Voorstel tot het verzoeken van vrijstelling van de verplichting tot het doen geven van onderwijs in lichamelijke oefening aan de openbare lagere scholen. Be VOORZITTER: Tengevolge van {het inwerkingtre den van de nieuwe onderwijswet is de gemeente verplicht onderwijs te doen geven in lichamelijke oefening aan de openbare lagere scholen. Evenwel kan om bijzondere re denen van deze verplichting ontheffing worden verzocht. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel dat voor deze gemeente ontheffing van de verplichting tot het geven van onderwijs in lichamelijke oefening dient te worden gevraagd, zulks op grond van het ontbreken van bevoegde leerkrachten en van terreinen en lokalen, welke aan de eischen voldoen. Zij vertrouwen, dat deze ontheffing wel zal kunnen worden verleend, omdat aan alle openbare scho len in onze gemeente onderwijs wordt gegeven in de vrije- en ordeoefeningen der gymnastiek. Burgemeester en Wethouders hebben daarom de eer Uwen Raad het voorstel te doen het College van Gedepu teerde Staten onzer provincie voor den tijd van twee jaar voor alle openbare lagere scholen vrijstelling van de ver plichting tot het doen geven van onderwijs in lichamelijke oefening te verzoeken. Het onderwijs in de vrije en orde oefeningen zal alsdan blijven bestaan. Alleen voor twee jaar wordt de ontheffing verzocht. Verlangt omtrent dit punt aan de orde een der leden het woord? Verlangt iemand stemming daarover? Niemand? Dan is het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan genomen en zal aan Gedeputeerde Staten de bedoelde ont heffing worden gevraagd. XVI. Voorstellen in zake onderwijsaangelegenheden. De VOORZITTER: Mijne Heeren, In onze vorige ver gadering heb ik U gezegd, dat onze eerstvolgende verga- gadering zou staan in het teeken van het onderwijs. Ik had gehoopt, dat dit zoo zou zijn, maar het is niet zoo. Dö onderhandelingen omtrent de al-of-niet-overname van de openbare scholen zijn nog niet zoover gekomen, dat zij rijp zijn voor behandeling. Burgemeester en Wethouders Reb ben echter gemeend, dat het voorstel op de agenda zou moeten figureeren om U te doen zien, dat het niet aan hunne aandacht is ontgaan. Burgemeester en Wethouders zullen de onderhandelingen thans wederom voortzetten en wij hopen, dat wij U in de eerstvolgende vergadering de noo- dige voorstellen daaromtrent zullen kunnen doen. Met deze voorstellen, ik heb U dit al 'eens gezegd, hangt of staat de al-of-niet-totstandkomirig van onze nijverheidsschool; 'daarom temeer dient bij deze zaak spoed te worden betracht. Het is U ook bekend, dat wij dien spoed hebben betracht, maar dat die spoed tot ons moet komen en wij alleen kun nen werken, wanneer wij van te voren tot overeenstemming kunnen geraken. Er zijn nog geen verzoeken ingekomen aan den Raad tot overname (Aan bepaalde scholen, maar nu komt, naar ik gisteren of eergisteren gehoord heb, de vereeniging, die zich voorstelt de nijverheidsschool op te richten, eenigs- zins in het gedrang. Ik heb vernomen, dat die vereeniging de terreinen slechts in optie heeft tot 1 Mei. Burgemeester en Wethouders hebben bereids een schrijven gericht aan die vereeniging om die optie alsnog verlengd te krijgen. Ik hoop, dat, hetgeen ik in deze vergadering heb gezegd, ook moge doordringen tot hen, die met de vereeniging in onder handeling zijn, en ik twijfel er niet aan, of die optie zal wel verlengd worden. Zij behoeft niet langer gevraagd te worden dan voor een tijdvak van drie maanden. Ik stel voor punt 16 der agenda hiermede als afgedaan te beschouwen. Heeft een der leden hiertegen bezwaar? Niemand? Dan ga ik over tot behandeling van punt 17. XVII. Request van de Afd. Roosendaal van „St. Michaël" en „St. Paulus" tot invoering van georganiseerd overleg. De VOORZITTER. Mijne Heeren. Namens Burgemees ter en Wethouders heb ik de vergadering voor te stellen niet af te wijken van het vroeger door U genomen besluit om de wet tot regeling van den rechtstoestand van ambte naren af te wachten, alvorens in deze een nieuwe beslissing- te nemen. De heer VALKENBURG. Mijnheer de Voorzitter. Ik wil niet in herhaling treden omtrent de al of niet wensche- lijkheid van de instelling eener commissie voor georgani seerd overleg in onze gemeente. Daar is in de vorige ver gadering al meer dan genoeg over gesproken en de leden van den Raad hebben nu ook in het request van „St. Mi chaël" en „St. Paulus" die motieven nogeens opnieuw kunnen lezen. Ik wil daarom kort zijn en volstaan met het voorstel te doen zoodra mogelijk over te gaan tot instelling van eene commissie voor georganiseerd overleg in onze gemeente. De VOORZITTER: Burgemeester en Wethouders stel len voor het verzoek aan te houden. Wanneer U niet meegaat met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan zal ik het adres in omvraag brengen. De heer VALKENBURG: Ik wil er nog wel eens op wijzen, dat de handelwijze ten overstaan van dit verzoek mij wel -.eigenaardig voorkomt, wanneer ik zie naar de handelwijze van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van punt 19: .„voorstel tot wijziging der verordening op het broodge wicht". Daar zijn Burgemeester en Wethouders nopens <de wijziging, die noodig was gebleken in de verordening, zelf gaan aankloppen bij de belanghebbende organisatie. Burge meester en Wethouders zijn toen bij de vereeniging „Een dracht" om inlichtingen gegaan, of de Roosendaalsche ver ordening nu wel juist was. Daardoor hebben Burgemeester en Wethouders te kennen gegeven, dat zij bedoelden, dat overleg geëischt is in sommige zaken. Dus waarom niet dit principe, dat gevolgd is bij de behandeling van punt 19, nu ook gevolgd bij de behandeling van punt 17 der agenda? De VOORZITTER: Aangezien de heer Valkenburg te kennen geeft, dat hij er voor is dit adres in te willigen, zal ik dat adres in stemming brengen, wanneer tenminste de leden van den Raad directe behandeling wenschen. Wie ondersteunt het voorstel van den heer Valkenburg? Verschillende leden steunen het voorstel van den heer Valkenburg. De VOORZITTER: Het voorstel voldoende ondersteund zijnde, zal ik het in stemming brengen. Dus zij, die voor inwilliging zijn, stemmen voor, zij die er tegen zijn, stem men tegen. VERGADERING VAN 19 APRIL 1921. De heer BRAATMijnheer de Voorzitter. Is dat wel een zuiver standpunt, dat U aangeeft: die er voor is stemt voor en die er tegen is stemt tegen? Burgemeester en Wethou ders zijn er voor, zooals U terecht hebt opgemerkt, eerst af te wachten, totdat de rechtstoestand van de ambtenaren bij de wet zal zijn geregeld. Dus degenen, die er tegen zijn, stemmen niet tegen als zoodanig, maar die stemmen alleen 'tegen omdat zij de tijd nog niet geschikt achten om het georganiseerd overleg in te voeren. De VOORZITTER: Tegen directe invoering, daar gaat het juist over. In het request wordt gevraagd directe invoe ring en die daar voor is, stemt voor en die daar tegen is, stemt tegen. Men stemt dus tegen wanneer men, gelijk door Burgemeester en Wethouders is aangehaald, eerst de .wet wil afwachten, het wetsontwerp dat in de Tweede Kamer aanhangig is en waarvan wij allen weten, dat het met den meesten spoed wordt afgedaan. De heer VALKENBURG: Ik zou daaromtrent alleen den Raad nog willen opmerken, dat het wetsvoorstel, ik behoef geen tal van maanden te noemen, maar ik mag toch gerust zeggen, zonder overdrijving, nu zeker toch al een maand of vijf, zes in behandeling is, zonder dat het een stap verder heeft gebracht op den wettelijk'en weg en wij kunnen er ons aan verwachten, zooals in het adres is aan gehaald, dat het vooreerst nog niet zal worden ingevoerd. En waarom zouden wij nu niet in dien tusschentijd eene 'oommissie kunnen instellen als de Commissie van over- leg, waaraan geen kosten verbonden zijn, en waardoor ten uitvoer komt een kwestie van rechtvaardigheid ten overstaan van het personeel. Er zijn geen kosten aan verbonden en niemand kan er tegen hebben, dat de Commissie in wer king wordt gesteld. Wij zijn er allemaal van overtuigd in de vorige vergadering is dat heel duidelijk gebleken dat de Commissie er moet komen, in principe was niemand tegen overleg, dus waarom moet eene dergelijke Commissie niet worden ingesteld? De VOORZITTER: Daar kan ik U heel gemakkelijk ant woord op geven. Dan zoudt U moeten overleggen wat U onder georganiseerd overleg verstaat en hoever U daarmede wil gaan. Wanneer lik een rechtstoestand heb, staat het daarin duidelijk omschreven, maar U kunt wel verder gaan dan dat. Burgemeester en Wethouders laten zich voor dat gat niet vangen. Dat U als organisatieman er voor strijdt, kan ik mij heel goed indenken, maar men heeft niet omschreven, hoever elke organisatie zich indenkt, dat zij heeft te gaan en Burgemeester en Wethouders wenschen niet verder te gaan dan in de wet op den rechtstoestand is omschreven. C)at is het verschil tusschen U en ons. Daar laten wij ons niet op vangen. Daarom stellen wij weer voor, dat af te wachten. U zegt wel, het kost niets en het doet niets, maar dat kan ons allemaal niets schelen. Burgemeester en Wet houders willen weten, hoever zij hebben te gaan. Ik heb het vreemd gevonden, dat wij nu nog een nader adres hebben gekregen om ons te overtuigen, dat wij het totfi zoo slecht gezien hebben. Juist dat doet ons prudent zijn, juist daarom doen wij het voorstel om maar kalm af te wachten. Ik heb voor mij de overtuiging, dat, vóór wij drie maanden verder zijn, die wet is tot stand gekomen. Ik ben de vorige week nog in de gelegenheid geweest iemand te spreken, die in dezelfde Staatscommissie is waarin ik zitting heb en die was van dat gevoelen. Er is wel degelijk door de Regeering omschreven hoever zij wenscht te gaan. Ik kan heel goed aannemen, dat de organisatie's nog liever verder gaan, doch die klip wenschen Burgemeester en Wethouders te omzeilen. Wij behoeven daar nu verder niet over te spreken. De heer VALKENBURG: U zult mij ten goede houden, wanneer IJ zegt, dat dat alleen de kwestie van verschil is, dat ik er dan nog even op antwoord. Wanneer dat alléén het verschil is, dan meen ik, dat het al heel gauw zal zijn op te ruimen. Het is niet de bedoeling geweest van den Raad en het is ook niet mijne bedoeling, dat concrete voorstellen hier zullen worden behandeld, want die zijn er doodgewoon niet. Het gaat er hier alleen maar om of het georganiseerd overleg zonder meer in principe wordt aangenomen. Daarna kunnen binnen korten tijd Burgemeester en Wethouders zoo noodig door krachten uit den Raad te assumeeren, juist om schreven voorstellen ontwerpen, welke aan de prudentie van den Raad zullen worden onderworpen. De VOORZITTER: Wat de wet voorschrijft, daar heb ben zij zich mede te vereenigen. De heer VALKENBURG: Ik meen, dat U zich daarmede vergist. De VOORZITTER: Wij hebben gezegd, wanneer de wet op de rechtstoestand er is. U moet mij geen rad voor de oogen willen draaien. Ik zit ook in een Staatscommissie en Ik! weet heel goed, wat de eisch van het georganiseerd overleg is. Zooals de organisaties dat wenschen verstaan te zien, heeft de Raad niets meer te vertellen. Dat kan misschien Uwe organisatie niet willen, maar er zijn meer organisaties. De eigenlijke voorstanders van georganiseerd overleg wenschen niet anders. En wanneer wij de teekenen des tijds aanschouwenU moet niet neen schudden, want het streven is er. Dat wenscht de tegenwoordige regeering niet aan te nemen. De heer VALKENBURG: Ik mag wel opmerken, dat ik in de hoedaanigheid waarin ik hier zit, geen enkele organi satie vertegenwoordig. Waarom wachten tot invoering dei- wet? Het is niet noodig. Tot, wie weet hoe lang, wordt een toestand van rechteloosheid voor het gemeentepersoneel bestendigd, welke niet deugt. Wat Uwe bezwaren betreft inzake een mogelijke verkeerde toepassing van het „over leg", ik kan ze niet deelen. Wat de rechtsche organisaties aangaat, daarvan is zulks niet te verwachten. U zegt, dat andere organisaties dat wèl zullen doen. Ik ben overtuigd, dat dit gewoon niet zal kunnen gebeuren, omdat de gemeentewet zich daartegen verzet. Zij zullen toch nooit kunnen overgaan tot verkrach ting van de wetsartikelen. De Raad blijft de baas, in ieder geval. Er is nu al zooveel over gepraat, dat het 't beste zal zijn tot stemming over te gaan en ik geloof, dat van hen, die zich vroeger in beginsel er voor hebben verklaard, nu de consequentie vordert, dat zij zich ook voor directe invoe ring zullen verklaren. De VOORZITTER: Dus, mijne heeren, aan de orde is het voorstel van den heer Valkenburg om tot directe invoe ring van het georganiseerd overleg over te gaan. Ik zal dat voorstel in stemming brengen. Met acht tegen vijf stemmen wordt vervolgens het voor stel van den heer Valkenburg verworpen. legen hebben gestemd de heeren Van Wely, A. F. Vos, Voorstel tot vragen ontheffing van verplichting tot geven onderwijs in lichamelijke oefening. Bespreking onderwijsaangelegenheden. Request Afd. Roosendaal van St. Michaël" en „St. Paules" tot invoering georganiseerd oveileg. Request van de Afd. Roosendaal van „St. Michaël" en „St. Paulus" tol invoering georganiseerd overleg.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1921 | | pagina 19