14 VERGADERING VAN 19 APRIL 1921. want als er een te veel was dan zouden wij te dien opzichte wel onze maatregelen nemen. Wij hebben wel tijdelijke ambtenaren en ik zeg niet, dat wellicht niet in Uw geesï tgehandeld kan worden, maar dan moet men eerst eene be trekking hebben, die overcompleet is en dan moet de ambtenaar nog de geschiktheid hebben om die betrekking te kunnen vervullen. Dat kan ik U ook niet zeg'gen, evenmin lals ik den heer Valkenburg kan toezeggen, dat in zijn geest (zal gehandeld worden door iemand uit de organisaties te ■nemen. Wanneer dat gewenscht is moet de Raad de benoe ming doen, want als Burgemeester en Wethouders de be noeming in handen houden, dan heeft U nog niet de overtui ging, dat U of de heer Valikenburg zijn zin krijgt. Ik geloof echter dat het College van Burgemeester en Wethouders! jdat een klein College is, meer in dien geest zal kunnen werken dan een geheele Raad, bestaande uit veertien men- ter visie heeft gelegen, in omvraag, tenzij niemand stemming schen. Daarom breng ik nu het besluit, zooals het voor U (over dit besluit verlangt. Verlangt een der leden stemming? .Niemand? Dan is het voorstel van Burgemeester en Wet houders aangenomen. Het volgende besluit is genomen De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; HEEFT BESLOTEN; te bepalen: lo dat het correspondentschap der arbeidsbemiddeling een afzonderlijke tak van gemeente-administratie zal uit maken en daaraan tevens zullen worden opgedragen de administratie van en controle over de werkloosheidsverze- jkering; 2o. dat aan het hoofd van dien tak van dienst zal worden gesteld een afzonderlijk door Burgemeester en Wet houders te benoemen ambtenaar, wiens jaarwedde zal wor den gelijkgesteld met die van een adjunct-commies ter se cretarie; 3o. dat de instructie van dien ambtenaar en de noodige bepalingen tot het inrichten van zijn dienst door Burge meester en Wethouders zullen worden vastgesteld, en 4o. dat dit besluit zal ingaan op een door Burgemeester en Wethouders in verband met de benoeming van meer- bedoelden ambtenaar te bepalen dag. Gedaan in de openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, den IQden April 1921. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. X. Voorstel tot toekenning van presentiegeld aan de leden van de Commissie van Toezicht op het correspon dentschap der arbeidsbemiddeling. De VOORZITTER: Aangezien aan verschillende com- fmissiën, die uit en door den Raad benoemd worden, pre sentiegeld wordt toegekend, stellen Burgemeester en Wet- thouders voor aan de leden der Commissie van toezicht opj het correspondentschap der arbeidsbemiddeling een presen tiegeld toe te kennen van twee gulden voor elk lid en voor iellke bijgev onde vergadering, met dien verstande, dat twed of meer ve: naderingen op eenzelfden dag gehouden, slechts als ééne vergadering worden beschouwd. Burgemeester en Wethouders hebben dit op gelijken geest [geschoeid :4s de toekenning van het presentiegeld, dat de leden van den Raad genieten voor hunne aanwezigheid in deze vergadering. Verlangt er omtrent dit voorstel aan de orde een der ■Ie,den het voord? Verlangt een der leden stemming? Zonder hoofdelijke stemming wordt het volgende besluit «genomen: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; HEEFT BESLOTEN: >net ingang van heden aan de leden der Commissie van toezicht op het correspondentschap der arbeidsbemiddeling aldaar presentiegeld toe te kennen voor het bijwonen der vergaderingen dier Commissie en dit presentiegeld vast te stellen op twee gulden voor elk lid en voor elke bijgewoonde vergadering, met dien verstande, dat twee of meer verga, deringen op eenzelfden dag gehouden slechts als ééne ver gadering worden beschouwd voor de uitkeering van pre sentiegeld. Gedaan in de openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, den IQden April 1921. De Secretaris, De Voorzitter, A A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. XI. Voorstel tot vaststelling eener verordening op de heffing van eene plaatselijke belasting naar liet inkomen. De VOORZITTER: Mijne Heeren. Burgemeester en Wethouders hebben U onder dagteekening van 15 April een uitvoerig schrijven doen toekomen, waarin U de ziens wijze van Burgemeester en Wethouders is weergegeven omtrent de nieuwe belastingregelingen, die de gemeente raad, nu de nieuwe wet is tot stand gekomen, kan invoeren. De zienswijze van Burgemeester en Wethouders mag U dus voldoende bekend heeten. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders wenschen zij, zooals U zult gezien hebben, het bestaande tarief te handhaven, maar dit door te voeren tot zooVer de wet zu^cs toelaats 'Burgemeester en Wethouders meenen, zooals U uit dat 'sdhrijven zal gebleken zijn, dat dit voorstel het meest in den geest van de vergadering zal zijn, aangezien deze vergade ring herhaaldelijk zich heeft uitgesproken voor de heffing, naar de klassen en de tarieven die thans ongewijzigd zijn. overgenomen. U heeft een overzicht gekregen van vier Verschillende wijzen van heffing en Burgemeester en Wet houders hebben van die voorstellen het progessief tarief overgenomen, als het hunne. Wanneer dus Burgemeester jen Wethouders dit voorstel hebben gedaan, dan hopen 'zij van den Gemeenteraad (medewerking te ontvangen; zij hopen, dat ook de Gemeenteraad met hen van oordeel zal zijn, 15 VERGADERING VAN 19 APRIL 1921 dat het gemeentebelang medebrengt, dat wij dit voorstel aangenomen zien. Wenscht niemand over dit punt aan de orde het woord, ftot het houden van besprekingen over de aangeboden ver ordening in haar geheel, dan zal ik hem dit overeenkomstig het reglement van orde verleenen. Later zal ik gelegenheid geven om de verordening artikelsgewijze te behandelen en zal ik dan ook het woord verleenen, wanneer men artikels-1 'glewijze eenige verandering wenscht voor te stellen. Verlangt dus een der leden over de aangeboden verordening in haar (geheel het woord? Niemand? Dan ga ik over tot artikelsge wijze behandeling der verordening. De verordening op de heffing, zooals die in ontwerp aan de leden is aangeboden wordt vervolgens artikelsgewijz n behandeld. Bij artikel 2 zegt De heer GEERSSEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou in artikel 2 gelijkstelling willen hebben voor gehuwden en on- gehuwden op 1000. De VOORZITTER: Wenscht U Uw voorstel nader toe te lichten? De heer GEERSSEN: Ik kan niet begrijpen hoe men er hier in de gemeente toe kan komen om een ongehuwde minder waardig te achten dan een gehuwde. Waarom moet een gehuwde van twintig jaar minder betalen dan een on gehuwde van veertig jaar? Als wij zien wat de menschen op vreemde plaatsen aan kostgeld betalen, dan is dat meer dan gek en zullen zij beslist niet te veel overhouden om zich nog in weelde te baden. De heer VERHEIJEN: Mijnheer de Voorzitter. Het be vreemdt mij eenigszins, dat de vorige spreker met die op merking naar voren is gekomen. Wanneer hij zegt dat niet te begrijpen, dan geloof ik dat heel graag op zijn woord. Het is toch een heel logisch gevolg van het principe: be lasting naar draagkracht, dat men aan een gehuwde meer aftrek geeft dan aan een ongehuwde, om de doodeenvoudige leden, dat de draagkracht van een gehuwde, die naast de zorg voor zichzelf nog belast is met de zorg voor een gezin, alleen daardoor reeds kleiner is dan voor een ongehuwde! die voor niemand heeft te zorgen dan voor zichzelf. De VOORZITTER: De heer Geerssen stelt voor te be palen eene som voor noodzakelijk levensonderhoud van J 1000.voor ieder. Wie ondersteunt het voorstel van den heer Geerssen? Niemand? Dan kan het geen punt van ver dere behandeling uitmaken. Verlangt omtrent artikel twee een der leden nog een nader voorstel te doen? De heer GEERSSENIn artikel twee staat nog iets over het inkomen van man en vrouw. Als wij zien, dat de man uit werken gaat en de vrouw nog moet bijspringen en ook uit werken gaat, want ik neem aan, dat de vrouw dit niet voor haar pleizier doet, en dat voor man. en vrouw ma?r 400-— wordt afgetrokken, dan vind ik dat onbillijk; ik zou voor ieder 800.willen aftrekken, want de vrouw gaat toch beslist niet uitwerken voor haar plei zier; dat doet zij omdat de inkomsten te weinig zijn om het huishouden te regeeren. De VOORZITTER: Ik geloof, dat U de bepaling slecht gelezen hebt. Er is bij Burgemeester en Wethouders heel wat om te doen geweest om dat artikel te behouden. Die vrouw moet ook in de rijksinkomstenbelastiug zijn aange slagen; dat geldt dus juist niet voor den werkmansstand, maar voor de meergegoeden. Wanneer de vrouw ook aan geslagen wordt in de rijksinkomstenbelasting, dan geven wij juist niet twee keer 800.maar dan zeggen wij, gij hebt met 800.genoeg. Wanneer eene vrouw voor eigen inkomen wordt aangeslagen in den hoofdelijken omslag, dan moet zij meer dan f 1000.inkomen hebben en de man ook, en dan wordt voor haar maar 400.afgetrokken en voor den man ook maar f 400.dus een gezinshoofd krijgt dan f 800.aftrek. Er zijn personen, wier vrouwen eigen inkomen bezitten, ik ken hier wel vrouwen die meer inkomen hebben dan hunne mannen, en die worden afzonderlijk aangeslagen. De heer GEERSSEN: Daar doel ik niet op. Ik vind het heel goed, dat zij aangeslagen worden. Ik wil ze geen vrij heid geven van aanslag, dat niet, ik wil ze op de volle som hebben, ik wil niet hebben met twee f 800.maar voor ieder 800. De VOORZITTER: U heeft eerst te kennen gegeven, dat U het treurig vindt, dat, wanneer een vrouw uit werken moet gaan om den man te helpen, zij niet evenveel aftrek krijgen. Ik ken hier menschen, die 10000.inkomen heb ben, en die toch niet behoeven uit werken te gaan, en die zijn apart aangeslagen in den hoofdelijken omslag. Nu zeg gen wij, U krijgt toch maar ieder 400.aftrek want er is maar één gezinshoofd. U moet mijne woorden niet willen verdraaien; er staat duidelijk in: evenals haar inan in den hoofdelijken omslag aangeslagen. Wanneer U zich nu ver gist heeft, dan moet U dat gewoon willen erkennen, gelijk ik dat ook doe. Wanneer U Uw voorstel handhaaft om te bepalen, dat ook voor de gehuwde vrouw en den gehuwden man, die ieder afzonderlijk zijn aangeslagen, het volle bedrag 'wordt afgetrokken, dan zal ik vragen of Uw voorstel wordt on dersteund. Dt heei GEERSSENJa, Mijnheer de Voorzitter, ik handhaaf dat voorstel. De VOORZITTER: Is er een der leden die het voorstel van den heer Geerssen ondersteunt? Niemand? Dan kan dit voorstel geen punt van verdere behandeling uitmaken. Na de artikelsgewijze behandeling der verordening zegt De VOORZITTER: Verlangt thans omtrent deze veror dening een der leden het woord? Verlangt iemand stemming over die verordening? De heer GEERSSEN: Ja, Mijnheer de Voorzitter. De verordening op de heffing der plaatselijke inkomsten belastingen wordt vervolgens met twaalf tegen een stem aangenomen. Tegen heeft gestemd de heer Geerssen. De VOORZITTER: Nu moeten wij nog vaststellen de verordening op de invordering. Verlangt omtrent deze deze verordening zooals zij U is toegezonden een der leden in haar geheel het woord? Niemand? Dan ga ik over tot artikelsgewijze behandeling. Na de artikelsgewijze behandeling, waarbij door geen der leden het woord wordt gevraagd, zegt Reorganisatie dienst der arbeidersbemiddeling en werkloosheid verzekering. Toekenning presentiegeld aan leden Commissie van toezicht op de arbeidsbemiddeling. Vaststelling verordening heffing plaatselijke belasting naar het inkomen. aststelling verordeningen op de heffing en invordering van eene plaatselijke belasting naar het inkomen.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1921 | | pagina 15