16
VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920.
Behandeling van de gemeente-begrooting 1921. Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot ontslag
van los-vast personeel, pensioneering van ontslagen personeel en aanstelling van vast personeel bij openbare werken.
gedaan krijgen, dat ons verzoek door Gedeputeerde Sta
ten zal werden gesteund om die subsidie ook voor het
grootere bedrag te geven, dan zal het wel lukken- Bij
de aanvrage destijds voor dien weg werd een andere
maatstaf gevolgd dan thans bij de provincie gebruikelijk
is nl- ten aanzien van de jaarlijksche bijdrage in de kos
ten. die de gemeente voor het onderhoud op zich neemt.
Wanneer wij daar nu weer toe overgaan, wordt ook het
onderhoud van dien weg voor de gemeente eenige dui
zenden guldens hooger, tenzij Provinciale Staten ons ook
in dit opzicht ter wille zijn en voor de meerdere kosten
geen hoogere jaarlijksche uitgaven willen berekenen dan
vroeger. De zaak aldus voor oogen stellende, hebben Bur
gemeester en Wethouders nog geen uitvoering aan het
wegenplan daar ter plaatse gegeven. Het doet mij veel
genoegen, dat de Commissie er over gesproken heeft en
dat er een request is geweest. Dat zal ons aansporen dili
gent te zijn en ik mag U wel zeggen, dat bij Gedeputeerde
Staten stappen zullen worden gedaan om hun gevoelen te
kennen1 of eene Jaanvrage tot meerdere subsidie gunstig
zal worden ontvangen.
Hoofdstuk VI wordt hierna zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De VOORZITTER: Mijne Heeren- Nu kom ik met een
nader voorstel der Commissie voor openbare werken-
Burgemeester en Wethouders nemen dit over en stellen
U voor hetgeen een gemeenschappelijk voorstel is van
de commissie voor openbare werken en van Burgemees
ter en Wethouders om een einde te maken aan den be-
staanden toestand, die hier al zoo dikwijls besproken is,
n.1. dien van het z.g. los-vaste personeel.
Burgemeester en Wethouders zijn tot accoord gekomen
met de Commissie en stellen Uwe vergadering voor te
besluiten:
lo. aan alle werklieden in lossen dienst met ingang van
1 Januari 1921 eervol ontslag uit hunne betrekking te ver-
leenen; dit is een voorstel om tot een gezonden toestand
te geraken;
2o- aan alle de sub lo bedoelde werklieden, die niet in
vasten dienst der gemeente worden aangesteld, die den
65 jarigen leeftijd hebben bereikt en meer dan tien jaren
in dienst der gemeente zijn geweest, van gemeentewege
een pensioen te verleenen, waarvan het bedrag zal wor
den berekend overeenkomstig de bepalingen van de pen
sioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 evenwel met
dien verstande, dat als pensioensgrondslag zal worden
aangenomen het minimumloon, door ongeschoolde vaste
werklieden in dienst dier gemeente op 1 Januari 1921 ge
noten, zijnde 22 gulden per week;
3o- het getal vasite werklieden dier gemeente uit te
breiden met hoogstens vijftien man;
4o. bij de benoeming van vaste werklieden ter uitvoe
ring van de sub 3o. bedoelde uitbreiding voor zooveel
het eervol ontslagenen betreft, als sub lo. bedoeld afwij
king te verleenen van de bepaling van artikel 4 van het
gemeentelijk werkliedenreglement, volgens welke de aan
te stellen werklieden den leeftijd van vijf en dertig jaar
niet mogen voleindigd hebben.
Het eerste voorstel is dus te besluiten tot het eervol
ontslaan van alle op 1 Januari 1921 is lossen dienst zijnde
werklieden.
Bestaat hiertegen bij de leden geen bezwaar?
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aange
nomen.
De VOORZITTER: Nu stellen Burgemeester en Wet
houders, de commissie voor openbare werken gehoord, als
2e punt voor, alle ontslagen losse werklieden, die meer
dan tien jaren in gemeentedienst zijn en den 65 jarigen
leeftijd hebben bereikt of overschreden, een pensioen te
verleenen, gelijk aan dat, hetwelk zij zouden krijgen wan
neer zij in vasten dienst der gemeente geweest waren-
Maar moet niet vergeten, dat het pensioen nu komt ten
laste der gemeentekas- Doch Burgemeeser en Wethou
ders en de Commissie stellen voor hen gelijkelijk te be
handelen. Zij moeten dus tien jaren dienst hebben zooals
ieder ambtenaar dat moet hebben om recht op pensioen
te kunnen doen gelden en boven den vijfenzestigjarigen
leeftijd zijn.
De heer GEERSSEN: Ik had ook nog gevraagd om hen,
die geen tien jaren in losvasten dienst waren, natuurlijk
ook te pensionneeren of hun eene tegemoetkoming te ge
ven. Er kunnen menschen bij zijn, die negen, acht of zeven
jaar dienst hebben en ik zou die menschen percentsge
wijze, dus 9/60, 8/60 of 7/60, dus altijd eene tegemoetko
ming willen geven.
De VOORZITTER: Dan dient U daaromtrent een voor
stel te doen.
De heer RAATS: Mijnheer de Voorzitter- Ik zou gaarne
van den wethouder van Openbare werken of van U als
Voorzitter willen vernemen, of die menschen, die b-v. een
leeftijd van vijftig pf vijf en vijftig jaren hebben bereikt
en een vijftien- tot twintigtal jaren in dienst der gemeente
waren en momenteel worden ontslagen, ook wederom in
dienst worden teruggenomen, omdat zij een tijdsduur in
gemeentedienst zijn geweest, zoodat zij tin aanmerking
zouden komen om tot het vaste personeel te kunnen be-
hooren.
De VOORZITTER: Dat staat er in.
De heer RAATS: Dat was mij niet gebleken.
De VOORZITTER: De heer Geerssen komt er tegen op.
dat alleen zij worden gepensionneerd die minstens tien
jaar in gemeentedienst zijn en doet het voorstel om hun,
die geen tien jaren dienst hebben, toch pensioen te ver
leenen naar rato van den tijd. dien zij in gemeentedienst
hebben doorgebracht. Wij hebben die zaak eveneens in
onze vergadering besproken, maar wij hebben gemeend
niet te moeten afwijken van de bepalingen, die de pensi
oenwet voorschrijft- Wij hebben er zelf ook over gedacht,
maar ten opzichte van alle mogelijke andere ambtenaren,
beambten en werklieden die in gemeentedienst zijn, heb
ben wij gemeend niet verder te mogen gaan. Ik kan alleen
zeggen, dat beambten, die vroeger ook in lossen dienst
zijn geweest, b-v. lantaarnopstekers en nachtwachten, een
vast jaargeld is toegewezen, hetwelk in de vorige vergade
ring nog met 40% is verhoogd.
Wenscht U daaromtrent een voorstel te doen, dan zal
daar van mijne zijde geen bezwaar tegen bestaan, maar
laten wij ons nu houden aan de vooreshriften der pen
sioenwet.
17
VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920.
Behandeling van de gemeente-begrooting 1921. Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot ontslag
van los-vast personeel, pensioneering van ontslagen personeel en benoeming van vast personeel bij openbare werken.
Die menschen zijn nu toch goed genoeg gedaan, die krij
gen pensioen en krijgen bovendien nog de 40% toeslag, die
de gemeente aan de gepensionneerden bij geeft- Zij wor
den heelemaal gelijkelijk behandeld alsof zij in vasten
dienst zijn geweest. Mooier voorstel dan hier gedaan
wordt kan ik mij eigenlijk niet goed indenken; zij hebben
nooit iets voor pensioen behoeven te betalen; zij hebbeii
niets kunnen verwachten en nu kent de Gemeenteraad die
menschen toch pensioen toe, plus toeslag. Is het niet
prachtig?
Wenscht U het voorstel ook nog voor de anderen te
doen, dan geef ik U in overweging dit nader schriftelijk te
doen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van
Openbare Werken aangenomen.
De VOORZITTER: Mijneheeren- De gemeente wenscht
nu het getal vaste werklieden uit te breiden met hoogstens
vijftien man. De Commissie is zoo welwillend geweest om
ons een lijstje van die menschen te geven. Ik ken er nie
mand van en wethouder Braat evenmin, maar ik kan U
wel zeggen, dat wij het lijstje van de Commissie absoluut
zullen overnemen. Wij hebben ze te benoemen, maar daar
bij moeten wij vertrouwen stellen in de Commissie en den
wethouder van Openbare Werken, die door U gekozen zijn.
Het is mij totaal onverschillig; wij zijn het er over eens,
diegenen te zullen benoemen, die de Commissie aange
geven heeft-
De heer RAATS: Wanneer die menschen momenteel aan
den dijk worden gezet, zullen er dan andere krachten wor
den aangenomen, die nog niet aan de gemeente werkzaam
zijn geweest?
De VOORZITTER: Bruikbare krachten gaan absoluut
voor.
De heer HEERMA VAN VOSS: Mijnheer de Voorzitter-
Ik wil den heer Raats graag beantwoordenen een beetje meer
in bijzonderheden die werklieden behandelen. Dan geloof
ik wel, dat ook de andere leden zullen begrijpen wat wij
gedaan hebben.
De VOORZITTER: Wil ik dan eerst nog eens voorle
zen, wat omtrent die benoeming hier wordt voorgesteld?..-.
Bij de benoeming van werklieden ter uitvoering der
sub drie bedoelde uitbreiding, voor zooveel het
eervol ontslagenen betreft, als sub lo- bedoelde,
afwijking te verleenen van de bepaling van artikel 4 van
het gemeentelijk werkliedenreglement, volgens welke de
aan te stellen werklieden den leeftijd van vijf en dertig ja
ren niet mogen voleindigd hebben
De Commissie is dus hier geheel ter wille geweest van
de menschen. die in dienst der gemeente zijn-
De heer HEERMA VAN VOSS: Mijnheer de Voorzitter.
Ter beantwoording van den heer Raats wil ik even mede-
deelen hoe de toestand aan Openbare Werken is- Er zijn
tien vaste werklieden, waaronder begrepen de baas en een
vaste strater. Allen, die verder bij Openbare Werken
werkzaam zijn, dat zijn zoowat 34 menschen, zijn
los, niettegenstaande zij losvast genoemd worden.
Om dien slechten toestannd te limtieeren zijn al deze voor
stellen van de Commissie met Burgemeester en Wethou
ders behandeld en zij gaan daarin samen geheel accoord. Nu
is het bezwaar van den heer Raats, geloof ik, dat personen
aan den dijk gezet worden, die boven de 35 jaar zijn, maar
voor dit bijzonder geval mogen wij afwijken van het werk
liedenreglement, dat bepaalt, dat geene werklieden ouder
dan 35 jaar in dienst mogen worden genomen- Dus wan
neer er nu goede werklieden boven den 35-jarigen leeftijd
zijn, die indertijd vóór zij 35 jaar oud waren, in gemeente
dienst zijn gekomen, maar door hun diensttijd nu al zoo
veel ouder zijn, dan kunnen wij die toch in dienst nemen.
Dat is eene afwijking van het werkliedenreglement, maar
dan wordt in het vervolg geen enkel persoon meer voor
vast aangenomen, die boven de 35 jaar is-
Wat het overige betreft, worden er, wanneer de Raad
het besluit neemt, van de oude menschen zes gepension
neerd en dan zullen er 15 vaste werklieden komen, dus dat
zijn samen 21 personen. Dan schieten er altijd nog twaalf
menschen over, die niet voor vast genomen kunnen worden-
Van die twaolf zijn er, die een of twee jaren dienst bij de
gemeente hebben, die van het Steuncomité hier gekomen
zijn, die dus feitelijk geen gemeentewerklieden zijn, doch
er eenvoudig zijn bijgenomen.
Doch als er goede werklieden bij zijn, stellen wij ons
voor die menschen in het voorjaar terug te nemen als
losse werklieden. De toestand moet zoo zijn, dat al wat
niet als los gebruikt kan worden tegen den winter bedankt
wordt en tegen het voorjaar wordt teruggenomen- Die men
schen kunnen naar de fabrieken gaan, evenals alle andere
losse werklieden. De gemeente moet tegenwoordig ook
de zuinigheid betrachten- Dus de gemeente betracht, ter
wijl zij de rechtvaardigheid in acht neemt, meteen de zui
nigheid, door onnoodige menschen niet in dienst te houden
zooals vroeger, toen het er niet zoo precies op aankwam
en er niet voldoende naar werd gekeken. Voor de men
schen, die niet gebruikt kunnen worden, die er dus over
schieten, zal zooveel mogelijk gezorgd worden. Wanneer
er b.v. meer gasbuizen moeten gelegd worden zal aan de
bedrijven gevraagd worden om die en die personen bij
voorkeur werk te geven- Er zal dus voor de overige twaalf
zooveel mogelijk gedaan worden.
De heer RAATS: Mijnheer de Voorzitter- Ik moet een
woord van dank brengen aan het adres van Uw persoon
en aan het adres van den wethouder van Openbare Wer
ken voor de inlichtingen mij gegeven.
De VOORZITTER: Ik zal U nu nog eenmaal voorlezing
geven van het concept-besluit.
Na deze voorlezing zegt
De VOORZITTER: Nu blijft nog te besluiten over om
trent den vijfenzestigjarigen leeftijd.
De heer HEERMA VAN VOSS: Mijnheer de Voorzit
ter. In de Commissie heeft hieromtrent geen verschil van
meening bestaan- Wij hebben daar gezegd vijfenzestigja
rigen leeftijd. Nu is er een kwestie, die wij eigenlijk in de
Commissie een beetje over het hoofd hebben gezien, ik
meen niet voldoende in het oog hebben gehouden. Er zijn
nog vier menschen, die tusschen de zestig- en vijfenzestig
jarige leeftijd zijn. Nu is de kwestie alleen, acht men die
oud genoeg om ook te kunnen profiteeren van pensioen-
Dat is natuurlijk ook al weer buiten de verordening om,
want die hebben daar nog geen recht op, zij zijn n.1- nog
niet pensioengerechtigd.
y