VERGADERING VAN 30 JANUARI 1920. 10 woning- en 5 kindertoelage. Spreker vraagt zich nu af, waarom aan de ambtenaren niet gelijke rechten zou den worden gegeven als de aan ambtenaren van het poli tiecorps, aan wien deze rechten reeds vroeger bij Raadsbesluit werden toegekend. Hij stelt daarom voor om aan alle ambte naren en beambten, evenals voor de werklieden, toe te ken nen eene wonigtoelage van 10 en eene kindertoelage van 5 hunner bestaande wedde. De heer de Bruyn zegt, dat het blijkt, dat hij zich vergist heeft. Na de nadere toelichting door den Voorzitter kan spreker er geheel mede meegaan om die toelagen aan het geheele personeel toe te kennen. De Voorzitter meent, dat hij toch duidelijk is geweest met zijn voorstel. Nu voor twee categoriën, n.1. voor de werklieden en het politiepersoneel die woning- en kinder toelage is vastgesteld, trekt hij daaruit natuurlijk de conse quentie om dit eveneens aan de overige ambtenaren en be ambten toe te kennen. De heer Steyaard staat tegenover het geheele voorstel, maar zou toch niet graag zien, dat er menschen bij waren die door een ongelukkig toeval door aanneming van dit voorstel in jaarwedde achteruit zouden gaan. De Voorzitter zal met genoegen die bepaling aan zijn voor stel toevoegen; het spreekt van zelf, dat wanneer door de nieuwe bepaling iemand met' zijn salaris in het gedrang komt, deze daaruit geholpen moet worden. De heer Steyaard verlangt stemming over het voorstel van den Voorzitter. In stemming gebracht wordt het voorstel met 9 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemden de heeren Valkenburg, Braat, Van Gastel, De Bruyn, Jongeneelen, A. Vos, Heerma van Voss, J. Vos en Raats. Tegen stemden de heeren Voeten, Steyaard en Geerssen. De Voorzitter resumeert, dat het resultaat der bespre kingen en gehouden stemmingen is, dat alle ambtenaren, beambten en werklieden het salaris behouden, dat zij krach tens verordening op 1 Januari bezaten met dit verschil, dat de vaste woning- en kindertoelage vanaf 1 Januari j.1. is gewijzigd in eene woningtoelage van 10 hunner jaar wedde en eene kindertoelage van 5 Spreker zegt met opzet met ingang van 1 Januari, omdat de regeling voor de politie 1 Januari is ingegaan. De heer Raats vraagt, of die bepaling ook geldt voor de werklieden, die in los-vasten dienst zijn der gemeente. De Voorzitter antwoordt, dat wanneer zij reeds woning en kindertoelage hebben, zij die nu ook behouden. Verder deelt hij mede, dat degenen, die voorkomen op de tweede bladzijde van den staat, nu dus ook geen verhooging van sa laris krijgen. Daaronder komt voor de waagmeester. Deze heeft acht kinderen, en zou door het besluit van den Raad achteruitgaan. Die beambte heeft nu 840.— salaris en kreeg 156-— woning toelage; hij zou nu maar krijgen 84. en voor zijne kinderen 42.— in plaats van 65. De heer van Gastel vraagt, of voor dezen beambte geen herziening zijner belooning kan plaats hebben. De Voorzitter zegt, dat dit na de gevallen beslissing niet mogelijk is. Verder zegt hij, dat hij den Raad waarlijk niet voor het personeel kan dankzeggen en hij hoopt, dat uit den boezem van den Raad nu nooit weer een verzoek zal komen aan Burgemeester en Wethouders om voorstellen tot salarisherziening te doen. IVA. Nadere beslissing omtrent het toekennen van eene maand extra salaris aan gemeenteambtenaren. De Voorzitter deelt mede, dat aan de ambtenaren, beamb ten en werklieden, die eene volle dagtaak in gemeentedienst hebben en woning- en kindertoelage genieten, eene extra maand salaris is uitgekeerd krachtens Raadsbesluit van i7 December j,l. Nu komen echter zij, die op de tweede blad zijde van dén salarisstaat voorkomen, ook aankloppen om eene extra uitkeering te krijgen. Burgemeester en Wethouders meenen echter, en zeer zeker nu het gebleken is, dat de Raad de koorden van de beurs zoo vast houdt;, zich te moeten hou den aan het eenmaal genomen besluit en kunnen, hoe gaarne zij de verzoekers ook terwille zouden zijn, thans geen vrijheid vinden om een nader voorstel te doen. Wanneer de Raad daar anders over denkt, kan hij zich dienaangaande uitspreken. De heer Steyaard vindt het onbillijk, dat zij, die ofschoon geen volle dagtaak in gemeentedienst hebbende, toch ook in het belang der gemeente werkzaam zijn, niets hebben gekre gen. Z. i. moet aan die menschen zeer zeker iets extra's toe gekend worden. Spreker heeft in de vorige vergadering reeds het voorstel gedaan om de extra toelage niet alleen te geven aan de vaste maar ook aan de losse werklieden. De oorzitter heeft toen echter gezegd, dat er geen lósse werk lieden waren, en heeft hij zich daarbij neergelegd. Hij blijft van meening, dat de extra uitkeering gegeven moet worden aan allen, zelfs ook aan hen, die bij wijze van werkverschaffing in dienst der gemeente zijn en wel een bedrag gelijk staande met wat door hen gedurende eene maand verdiend is gewor den. De Voorzitter antwoordt, dat de zaak over de werklieden in de vorige vergadering naar behooren is behandeld en afge daan. Duidelijk heeft hij te kennen gegeven, dat de werklie den, die bij wijze van werkverschaffing in dienst waren, geene toelage zouden krijgen. De Raad heeft zich daarbij neergelegd, dat is dus afgehandeld. Spreker wenscht nu alleen te weten, of aan hen, die op de tweede bladzijde van den salarisstaat voorkomen eene extra uitkeering moet worden gegeven. Burgemeester en Wethouders zijn door het besluit van den Raad gebonden; wil de Raad nu echter vrijgeviger zijn, dan zal het spreker aangenaam wezen. De heer Steyaard houdt staande, dat in de vorige verga dering is gezegd, dat er geen losse werklieden in dienst der gemeente waren; wanneer het nu blijkt, dat er wel menschen in dienst zijn geweest bij wijze van werkverschaffing, dan moeten die menschen de toelage nog hebben, want dan heeft het Dagelijksch Bestuur sprekers fractie niet voldoende inge licht. De Voorzitter is van meening, dat de zaak door den heer Steyaard toch een beetje te ver wordt gedreven. Spreker wenscht daaromtrent geen verdere, onvruchtbare discussies te houden. Hij zal niet medewerken om iemand, die door werkeloosheid drie weken in dienst der gemeente is geweest, ook nog eens drie weken extra loon te geven. Dat is ook geheel en al afgehandeld en daar wenscht spreker niet meer op terug te komen. Wanneer de gedrukte notulen in het bezit der leden zullen zijn, kan de heer Steyaard zien, dat de zaak volledig door spreker is toegelicht. Meent de heer Steyaard het College van Burgemeester en Wethouders dan nog ter verantwoording te kunnen roepen, dan zal hem daartoe de gelegenheid worden gegeven. De heer Steyaard zegt, dat hij een voorstel heeft ingediend om de extra uitkeering aan allen te geven. VERGADERING VAN 30 JANUARI 1920. De Voorzitter waarschuwt den heer Steyaard, dat zijn voorstel zal vallen, wanneer hij daaraan de losse arbeiders toevoegt. Bovendien is het een voorstel, dat niet aan de orde is. Hij neemt het voorstel niet over en zal het niet in stem ming brengen. De heer Jac. Vos doet daarop het voorstel om aan diegenen, die in geregelden dienst zijn der gemeente, een twaalfde gedeelte van het loon, dat zij per jaar genieten, als extra toelage toe te kennen. De heer Valkenburg doet het voorstel om aan alle ambte naren en beambten voorkomende op bladzijde 2 van den salarisstaat eene maand extrasalaris te geven met een mi nimum van 50.— De Voorzitter verzoekt den heer Valkenburg dat voorstel niet te handhaven, aangezien er personen bij zijn, die nog geen 150.— per jaar verdienen. De heer Valkenburg trekt zijn voorstel daarop in. Het voorstel van den heer Jac. Vos wordt voldoende onder steund en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. V. Benoeming van een onderwijzer aan de school te Nispen. Op de voordracht zijn geplaatst als iste candidaat, C. J. van Gastel, onderwijzer te Nispen. 2de P. J. A. Coremans, te Wouw. 3de M. Kostermans, te Dinteloord. De Voorzitter deelt mede, dat de eerst voorgedragene mementeel in militairen dienst is, doch dat Burgeneester en Wethouders daarin geen aanleiding hebben gevonden hem niet op de voordracht te plaatsen. Thans wordt tot stemming overgegaan. De uitslag is, dat in de bus werden bevonden 12 stenbriefjes, waarvan 1 blanco. Van de 11 geldige stemmen werden er 8 uitgebracht op den heer C. J. v. Gastel en 3 op den heer P. J. A. Core mans, zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen is benoemd de heer C. J. van Gastel. De Voorzitter vraagt goedkeuring, dat de benoeming zal ingaan op den dag, dat de benoemde uit den militairen dienst zal komen. Deze goedkeuring wordt zonder hoofdelijke stemming ver leend. De Voorzitter deelt daarop mede, dat tijdelijk eene on derwijskracht zal worden aangesteld voor den tijd dat de benoemde nog in militairen dienst zal zijn. Het volgende besluit is dus vastgesteld: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, Gezien het desbetreffende bericht van het betrokken hoofd van school, Gezien het door den schoolopziener in het Arrondisse ment Roosendaal schriftelijk uitgebracht met redenen om kleed advies, Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van den 3isten December 1919, opgemaakt ter benoeming van een onderwijzer aan de school voor uitgebreid lager on derwijs te Nispen met als eisch voor benoembaarheid het be zit van de akte van bekwaamheid voor huis- en schoolon derwijs in de Vrije- en Ordeoefeningen der Gymnastiek, HEEFT BENOEMD tot onderwijzer aan de school voor uitgebreid lager on derwijs te Nispen (hoofd de heer J. A. Schellekens) met ingang van den datum, waarop de indiensttreding zal plaats hebben, Cornelis Josephus van Gastel, geboren te Roosendaal, den 2gsten December 1899. Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan den benoemde tot akte van aanstelling, aan den schoolopziener in het District Breda, aan den schoolopziener in het Arron dissement Roosendaal, aan de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs alhier, en aan het hoofd der U. L. O. school te Nispen, ter fine van kennisneming. Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge meente Roosendaal en Nispen, van den 30sten Januari 1920. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. VI. Brief van Gedeputeerde Staten houdende uit- noodiging tot nieuwe vaststelling van de verordening op de heffing van de belasting op openbare vermake lijkheden. De Voorzitter stelt voor aan hrjt verzoek van Gedeputeerde Staten te voldoen en de verordening onder dagteekening van heden in haar geheel ongewijzigd opnieuw vast te stellen. De heer Steyaard zegt, dat bij de behandeling der begroo ting in de Commissievergadering bezwaar is gemaakt tegen de verhooging van de belasting op openbare vermakelijk heden. Spreker staat tegenover de meening van het College van Burgemeester en Wethouders, dat het noodzakelijk is die belasting te verhoogen tot 20 en zou" gaarne zien, dat de te heffen belasting bleef, zooals die tot heden is geweest; verhooging is z.i. geheel overbodig. Wanneer er betere con trole wordt uitgeoefend, zal de belasting de op de begrooting uitgetrokken f7000.— best opbrengen. De Voorzitter moet den heer Steyaard opmerken, dat het hier slechts de bedoeling is om de verordening in haar geheel onder dagteekening van heden ongewijzigd opnieuw vast te stellen. Dit is in de vergadering, waarin het wijzi- gingsbesluit is genomen, verzuimd en nu kan dit toch geen aanleiding zijn om de discussies over het onderwerp weer eens te gaan openen. Door te voldoen aan een administra tief voorschrift, behoeft toch over het onderwerp zelf geen debat meer gevoerd te worden. Spreker is van meening, dat de heer Steyaard zich niet kan verzetten tegen de voor schriften der wet en stelt voor zonder meer aan het verzoek van Gedeputeerde Staten te voldoen. De heer Steyaard verklaart zich er tegen om aan het verzoek van Gedeputeerde Staten te voldoen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de veror dening op de heffing en de invordering van de belasting op openbare vermakelijkheden onder dagteekening van he den ongewijzigd opnieuw vast te stellen. VII. Brief van Gedeputeerde Staten betreffende de gemeentebegrooting. Voorlezing wordt gegeven van de opmerkingen door Ge deputeerde Staten op de gemeentebegrooting gemaakt en het door Burgemeester en Wethouders gegeven antwoord. Buiten eenige opmerkingen van administratieven aard, machtigen Gedeputeerde Staten het gemeentebestuur tot het doen van uitgaven tot de helft der geraamde bedragen als- Voorstel tot herziening van de jaarwedden en belooningen van de gemeente-ambtenaren, -beambten en -werklieden Nadere beslissing omtrent het toekennen van eene maand extra salaris aan gemeenteambtenaren. Nadere beslissing omtrent het toekennen van een maand extra salaris aan gemeenteambtenaren. Benoeming van een onderwijzer aan de school te Nispen. Brief van Gedeputeerde Staten omtrent nieuwe vaststelling van de verordening op de heffing van de belasting op openbare vermakelijkheden en de gemeentebegrooting.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 5