8 VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920. Behandeling der gemeentebegrooting 1921. - Algemeene beschouwingen. noegen een verslag doen toekomen- Wat het onderwijs betreft is er nog een punt. dat ik wil bespreken en wel het oprichten van eene openbare lees zaal. Ik heb van terzijde vernomen, dat het in de bedoeling ligt van eene vereeniging in Roosendaal, tot oprichting over te gaan van eene R. K- Leeszaal, Dat is wezenlijk ook m 't algemeen ten opzichte van Roosendaal's bevolking van zeer groot belang. Gezien dat Burgemeester en Wethou ders tegenover de subsidieering van onzen cursus een zoo welwillende houding hebben aangenomen, wil ik niet twij felen of zij zullen dat ook doen ten opzichte van de sub sidieering eener openbare leeszaal en ik twijfel er even min aan of de leden van den Raad zullen het goede voor beeld van Burgemeester en Wethouders volgen. Mijnheer de Voorzitter. Het verschil tusschen de ge dragslijn van Burgemeester en Wethouders en hetgeen is bepaald in het Katholieke gemeenteprogram ten overstaan van de openbare volksgezondheid, daaromtrent had ik ook het een en ander te zeggen- Ik meen, dat op sommige pun ten de Hinderwet in onze gemeente niet altijd zoo secuur wordt toegepast. Ik heb bij Burgemeester en Wethouders eene klacht ingediend, ik zal er niet verder op ingaan, omdat het eene particuliere zaak betreft, doch ik mocht tot dusverre op die klacht, welke reeds loopt van Februari 1919, nog geen definitief antwoord ontvangen, terwijl de Hinderwet art- 17 ten overstaan van de overtreding die ik gesignaleerd heb toch duidelijk is en het zeer wel mogelijk zou zijn geweest paal en perk te stellen aan het euvel, dat door mij was gesignaleerd- Dan zal U in den loop van de behandeling der begroo ting een voorstel bereiken van de Commissie voor Open bare werken tot invoering eener pneumatische reiniging. Als lid dier Commissie kan ik daarop niet nader ingaan; dit behoort tot de competentie van den betreffenden Voor zitter, die U daarvan wel het een en ander zal mededee- len. Het is natuurlijk van zeer veel nut, dat eindelijk in ons Roosendaal eene pneumatische reiniging kan worden in gevoerd; de aartsvaderlijke manier, waarop tot heden de reiniging geschiedt, is niet meer van onzen tijd en is ook niet bevorderlijk te noemen voor de openbare gezondheid. Mijnheer de Voorzitter. Wat nog dit hoofdstuk betreft, moet ik alleen nog meer er op aandringen bij Burgemees ter en Wethouders en ook bij den Raad, dat zoo mogelijk krachtig zal worden doorgewerkt aan de voortzetting van den bouw van woningen, m- a. w. aan de volkshuisvesting. Wanneer wij nagaan, dat 66 woningen in aanbouw zijn bij de bouwvereeniging ,,St- Benedictus dat hiervoor aan vragen zijn ingekomen van 189 gezinnen en dat wezenlijk het bestuur van „St. Benedictus" wanhopend is om uit die 189 gezinnen er precies 66 uit te halen, die allereerst in aanmerking komen voor die woningen, want eigenlijk komen zij alle 189 in aanmerking, dan is het, dunkt mij, duidelijk genoeg, hoe hoog de nood 'aan woningen is gestegen en dat met den allergrootsten spoed aan dit vraagstuk moet worden doorgewerkt. Wij hebben hier op 't oogenblik drie organisaties, die zich daaraan wijden, wanneer nu van de zijde van die organisaties gemeen schappelijk overleg wordt gepleegd en ook van de zijde van Burgemeester en Wethouders welwillendheid wordt betracht, dan twijfel ik er niet aan, of wij kunnen in de naaste toekomst een flinken, althans een grooten vooruit gang naar de oplossing van dit vraagstuk constateeren. Wat de armenzorg betreft, Mijnheer de Voorzitter, heb ik gemeend in onze gemeente eene afwijking te moeten constateeren van de algemeene Katholieke lijn. De JAa tholieke lijn zou dit zeggen: de particuliere armenzorg zij hoofdzaak, de openbare armenzorg aanvulling- Ik meen. dat hier in het Burgerlijk Armbestuur tendenzen te mer ken zijn, die wijzen op eene geheel andere richting, eene richting, die ik als Katholiek socialistisch zou willen noe- men. Ik vernam, dat, wanneer men b.v. voor eene blijvende ondersteuning 10% uit particuliere fondsen weet bijeen te brengen, men dan voor negentig percent kan rekenen op den steun van het Burgerlijk Armbestuur- Mijnheer de Voorzitter- Ik vind dat een zeer verkeerde lijn. De gefor tuneerde menschen in ons Roosendaal hebben tot plic krachtens hunne principen en ook, wanneer ik een oogen blik de christelijkheid wegcijfer, krachtens humaniteit, hunne minder gegoede medemenschen met hun fortuin te steunen. Ik meen te mogen opmerken, dat wezenlijk aan dien plicht schromelijk wordt tekort gekomen, wanneer op dergelijke manier, zooals tot dusverre gebeurd is, geput wordt uit de kas van het Armbestuur- Wanneer wij bij eene bevolking van 20.000 zielen uitgaven hebben ten be drage van ƒ23.000.—, dan vind ik dat vrij hoog- Dat moest in eene Katholieke gemeente niet noodig zijn. De Katholieken, die over voldoende geldmiddelen beschik ken, moeten het tot hun p'licht rekenen hunne lijdende medemenschen te steunen. Mijnheer de Voorzitter! Nog zou ik in overweging wil len geven, dat van Burgemeester en Wethouders een drang zou uitgaan, op het beheer van het R-- K. Gasthuis, om een afzonderlijk vertrek ingericht te krijgen voor ge huwde oudjes- Ik meen dat dit tot dusverre niet het ge bruik is in het R. K- Gasthuis en heusch, het is schrijnend te zien, dat oudjes van 70 jaar en ouder van elkaar wor den gescheiden, de man de eene deur in moet en de vrouw de andere deur. Dat is iets wat m.i. absoluut niet te pas komt en ook niet krachtens welke overweging ook het ge val behoeft te zijn- Die oudjes missen het genot van el kanders vertroosting in hunne laatste levensdagen en ik meen dat geen enkel gebod belet die menschen dat genot toe te staan. Ik zou Burgemeester en Wethouders daar om willen verzoeken een zachten drang te dier zake te willen uitoefenen op het beheer van het R. K. Gasthuis. Wat betreft de verhouding van het gemeentebestuur tot zijne ambtenaren en werklieden bezien van het Katho liek standpunt ik wil daarover zeer kort zijn. Er is tot in het oneindige in details over gesproken en dat zou niet zoo mogen blijven in den loop van het volgende jaar- 1 zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven eindelijk eens te komen met het voorstel tot het in stellen van eene Commissie van Overleg. Wanneer wij na gaan, dat in verschillende andere gemeenten, zoowel groo- tere als kleinere, door de Commissie van Overleg eene uit komst is gekomen, mag ik met vertrouwen dusdanige Com missie voor onze gemeente aanbevelen. De lectuur, die daarover bestaat, zal U bij raadpleging daarvan een en ander bewijzen. Wij hebben hier tot in den 9 VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920. Behandeling der gemeentebegrooting 1921. Algemeene beschouwingen. treure over loonen zitten praten zonder daarvan de min ste notie te hebben. Het is gewoon voor een raadslid niet na te gaan of het wel precies juist is, dat een baasfitter 28.verdient en een straatmaker f 23.en zoo meer- Dat zou voor een raadslid een heelen tijd studie kosten, wil hij zich naar behooren in de verschillende verhoudin gen, die daarin bestaan, inwerken- Gezien het vele andere dat de Raadsleden gewoonlijk^ nog te doen hebben, kun nen zij zich daarvan niet overtuigen. Uitkomst geeft de Commissie van Overleg en waar in de vergadering van Juni op mijn voorstel de toezegging van den Voorzitter is ontvangen om te komen met het voorstel tot het instellen eener Commissie van Overleg, meen ik daarop nog met gepasten aandrang te mogen wijzen en ik hoop dat daar aan alsnog zoo spoedig mogelijk gevolg zal worden gege ven. Mochten noch de Voorzitter, noch de overige leden van het Dagelijksch Bestuur meenen, dat die Commissie zoo 'n vruchtdragende uitwerking zal hebben, dan kunnen zij daaromtrent een proef nemen. Wanneer Burgemeester en Wethouders met het voorstel komen, laten wij het aan vaarden, dan kunnen de resultaten daarvan blijken- Ik wil in deze Burgemeester en Wethouders in hun geheel geen verwijt maken van eenigen onwil, doch de invoering is vermoedelijk afgestuit op de minder coulante houding van een lid van genoemd college. Wanneer Burgemeester en Wethouders er mede komen, zoo hoop ik, dat de Raad zal meegaan en mocht na verloop van eenigen tijd blij ken, dat de proef niet medevalt, dan kan daarop nog te rug gekomen worden. De Commissie van Overleg behoort niet te zijn eene dwingende Commissie, de gemeentewet verzet zich daar tegen, de Commissie behoort te zijn eene Commissie van advies en de Raadsleden kunnen zich aan de adviezen der Commissie, die te dier zake deskundig is, in geweten vasthouden, terwijl nu gewoon voor ieder Raadslid de on mogelijkheid bestaat zich in de kwesties, die het gemeen tebestuur ten overstaan zijner ambtenaren, beambten en werklieden heeft, in te werken- Dat is feitelijk onmogelijk, dat is een fictie. Wat betreft de houding van het gemeentebestuur tegen over den middenstand, daarover zal ik als werkman heel weinig zeggen. Ik zou alleen in overweging willen geven, om, nu de aansluiting bij de P. N- E. M. aanstaande is, den directeur der gemeentebedrijven last te geven, dat hij nagaat of er voor de kleinere nijveren, voor den kleineren middenstand, geen speciaal tarief voor stroomlevering kan worden ontworpen, waardoor aan die menschen goed- koope werkkracht kan worden geleverd- In verschillende andere plaatsen is dat het geval, daar worden b.v. aan den kleinen middenstand kleine motoren geleverd in huur, daar wordt ook aan den kleinen middenstand tegen zeer goedkoop tarief stroom geleverd. Ik meen dat Roo sendaal dien middenstand, die in dezen tijd een zeer zwaren dobber heeft, ook in deze behulpzaam kan zijn. Wat den boerenstand betreft, Mijnheer de Voorzitter, ik zal daaromtrent zwijgen, omdat er in onze vergadering verschillende leden zijn, die deswege meer competent zijn- In 't algemeen gesproken zou ik nog iets over de duurte willen zgelgen. Wij hebben in de Octobervergadering om trent het in het leven roepen van eene duurtecommissie eene verordening vastgesteld, maar wij hebben sinds het verloop dier vergadering en dat is twee maanden geleden, nog geen duurtecommissie in het leven zien roepen- Het komt mij nochtans voor, Mijnheer de Voorzitter, dat dit zeer noodig is. De VOORZITTER: Daarop zal ik U wel het antwoord geven. De heer VALKENBURG: Het is mij met zoozeer om eene Commissie te doen. want ik geef die leden, die eene Commissie een kapstok noemen om de zaak er aan op te hangen, eenigszins gelijk, maar wanneer men nagaat, dat het Rijk en verschillende lichamen ook daarin medewerken en wanneer men ziet het preventieve nut, dat van die Commissie's uitgaat, dan meen ik toch, dat wij hier niet moeten wachten- Ik was de vorige week in Rotterdam en daar zag ik in een slagerswinkel liggen best inlandsch spek tot den prijs van 1.10 per pond, terwijl het hier 30 cent per pond meer kost- Nu is het mij onmogelijk te beseffen, hoe in Rotter dam, met zijn veel hoogere transportkosten, opslagkosten, abattoirkosten en werkloonen het spek toch veel goedkoo- per is dan hier in Roosendaal. Er moet iets zijn, iets tus schen producent en kooper dat de grootere duurte aan brengt- Dat zou door eene Commissie kunnen worden on derzocht. Wanneer dat gebeurde, zou zulks alléén m. i. reeds voldoende zijn om eene sterke daling van den prijs te verkrijgen. Ik weet niet of mijne meening bewaarheid zou worden, want ik heb in dat geval nog geen ondervin ding opgedaan, maar in ieder geval zou men het kunnen probeeren- Mijnheer de Voorzitter, Ik meen met gepasten aandrang en eerbied in overweging te mogen geven de wenschen, welke ik naar voren bracht degelijk na te gaan en in de vergadering van Burgemeester en Wethouders te overwe gen, of het niet mogelijk zal zijn in deiT loop van het vol gende jaar een en ander tot werkelijkheid te maken. Ten slotte wil ik niet sluiten dan na het uitbrengen van eene ernstige grief. In de Commissie voor de begrooting is door een der leden gewezen op de slechte inlichtingen, die de Raads leden hier in onze gemeente over de gemeentelijke zaken krijgen. Ook het publiek in Roosendaal wordt van de za ken, die in de gemeente loopende zijn, slecht op de hoogte gehouden. Ik constateer hier zulks ook voor wat betreft „het publiek", want de gemeentehuishouding is eene pu blieke zaak- Het antwoord, dat door Burgemeester en Wethouders op de betreffende aanmerking werd gegeven, is m- i. abso luut onvoldoende. Ik wil wel toegeven, dat het doen circuleeren van de stukken, die Burgemeester en Wethouders in behandeling hebben, tot de onmogelijkheid behoort. Ik geef dat geree- delijk toe, het zou zeer bezwaarlijk zijn onder de zeven tien leden die stukken te doen circuleeren, maar zou er dan heusch geen andere weg kunnen gevonden worden om de leden van dezen Raad en ook het publiek meer naar behooren in te lichten? Het maakt naar buiten den indruk alsof er hier op het stadhuis eene camarilla zetelt, die alleen maar te handelen heeft. Ik zou niet graag formeel de beschuldiging aan het adres van Burgemeester en Wet-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 57