6 VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920. Voorloopige vaststelling van de rekening 1919 der gemeente en gemeente-instellingen. Behandeling van de begrooting 1921 der gemeente en gemeente-instellingen. dat de betalingen van de noodwoningen in 1920 zijn ge schied- Nu vraag ik mij af: Heeft die betaling in 1920 plaats gehad op de begrooting van 1919 of op de begroo ting van 1920? In het eerste geval zouden wij de cijfers op de rekening hebben moeten vinden- Uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders blijkt dit niet. De VOORZITTER: De betaling van die noodwoningen is geschied op 1920 met uitzondering van de kosten der waterleiding. Na de voorlezing van het rapport der Commissie en de memorie van antwoord van Burgemeester en Wethouders zegt De VOORZITTER: Mijne Heeren. Ik stel U thans voor het besluit te nemen, waarvan ik den Secretaris verzoek U voorlezing te geven. De SECRETARIS geeft voorlezing van het door Burge meester en Wethouders aangeboden ontwerp-besluit tot voorloopige vaststelling der gemeenterekening 1919. Na deze voorlezing zegt De VOORZITTER: Ik verzoek de heeren wethouders zich van medestemming over het besluit te onthouden en ook de heeren Konings en Van Wely, aangezien zij voor een deel nog onverantwoord hebben voor de rekening 1919. Met algemeene stemmen de Burgemeester, de beide Wethouders en de heeren Konings en Van Wely onthou den zich van medestemmen wordt de rekening der gemeente over het dienstjaar 1919 voorloopig vastgesteld overeenkomstig het volgende besluit: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; Gelet op artikel 220 der gemeentewet; HEEFT BESLOTEN de rekening van ontvangsten en uitgaven dier gemeente over het dienstjaar 1919 voorloopig vast te stellen in uitgaaf op acht honderd vijf en twintig duizend een honderd en drie gulden en zeven en zestig cents 825103-67 in ontvangst op zevenhonderd negen en veertig duizend acht honderd vier en ne gentig gulden achttien en een halven cents „749894.18 alzoo met een nadeelig saldo van vijf en zeventig duizend twee honderd en negen gulden acht en veertig en een halven cents 75209.48 K Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, den 28sten December 1920. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG- COENEN. De VOORZITTER: Mijne Heeren. Namenst Burge meester en Wethouders stel ik U thans voor den staat van oninbare en nog te verhalen posten vast te stellen- zooals deze door den Ontvanger is ingezonden, behoudens dat oninbaar worden verklaard de in kolom 8 van dien staat vermelde bedragen, te zamen tot een bedrag van ƒ3540.91. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aange nomen- De heer Verheijen, lid van het Burgerlijk Armbestuur, verlaat de vergaderzaal. De VOORZITTER: Mijne Heeren. Thans stel ik U voor overeenkomstig het advies van de Commissie van onderzoek de rekening van het Burgerlijk Armbestuur, zooals die is ingediend, ongewijzigd goed te keuren- Zonder hoofdelijke stemming wordt de rekening van het Burgerlijk Armbestuur over het dienstjaar 1919 goedge keurd: in ontvangst op een bedrag van f 37666.1414 en in uitgaaf op een bedrag van 37153.2814 alzoo met een batig saldo van f 512-86 De heer Verheijen keert terug in de vergaderzaal- De VOORZITTER: Eveneens stel ik voor, overeen komstig het advies van de Commissie van onderzoek, on gewijzigd goed te keuren de ingediende rekening van den Gasthuis- of Passantarme over het dienstjaar 1919- Zonder hoofdelijke stemming wordt de rekening van den Gasthius- of Passantarme over het dienstjaar 1919 goedgekeurd: in ontvangst op een bedrag van f 1017.9114 en in uitgaaf op een bedrag van 803.91 alzoo met een batig saldo van f 214.0014 IX. Behandeling van de begrooting 1921 der ge meente en gemeente-instellingen. De VOORZITTER: Mijne Heeren. Bij de behandeling van deze begrooting zal ik geheel volgens het reglement van orde te werk gaan en dit reglement zoo juist mogelijk toepassen, teneinde te zorgen, dat de behandeling een re gelmatig en vlot verloop hebben, ten einde geen tijdverlies te hebben door het houden van beschouwingen, die niet van invloed zijn op de begrooting zelve. Verlangt een der leden omtrent de begrooting 1921 al gemeene beschouwingen te houden? De heer VALKENBURG: Mijnheer de Voorzitter. Bij het nazien dezer begrooting komt men als vanzelf tot het idéé, dat geheel de begrooting staat in het teeken van de finan ciën- Met bijzonder genoegen hebben wij kennis kunnefT nemen van het rapport opgemaakt door den gemeente-se cretaris en den gemeenteaccountant, waarin de toestand der financiën zeer nauwkeurig is uiteengezet. Bij mij is echter naar aanleiding van dat rapport de vraag gerezen of vroeger nooit nauwkeurig is nagegaan hoe de toestand was van de gemeentefinanciën en hoe men er nu toe ge komen is, waar toch die toestand niet in één dag kan ge boren zijn. Hoewel intusschen door de laatste wijziging van de gemeentewet de belangrijkheid van dat rapport belangrijk is gedaald, meen ik toch een woord van hulde aan die beide heeren te moeten brengen voor dat aan zienlijke rapport, hetwelk op zeer overzichtelijke wijze een kijk heeft gegeven op den toestand onzer gemeente financiën. De heeren hebben er zich echter van onthou den vaste voorstellen te doen. die in den verkeerden toe stand onzer geldmiddelen eene definitieve verandering VERGADERING VAN 28 DECEMBER 1920. Behandeling der gemeentebegrooting 1921. Algemeene beschouwingen. kunnen brengen. Zij hebben wel het een en ander aan gegeven, hetgeen zelfs na de wijziging van de gemeente wet nog van kracht blijft, maar ik zou naar aanleiding daarvan toch eene enkele opmerking willen maken. Er wordt o.a- gevraagd of het geen aanbeveling zou verdie nen de thans loopende tijdelijke kasleeningen te conver- teeren in leeningen op langen termijn of deze om te zetten in leeningen op korten termijn- Ik zou evenwel wan neer dit in de vergadering van Burgemeester en Wethou ders een punt van bespreking uitmaakt en ook nadien hier in den Raad in overweging willen geven eerst goed te overdenken alvorens tijdelijke kasleeningen om te zetten in leeningen op langen termijn. Wanneer wij momenteel gaan rekenen, dat wij voor 7 en 8 procent geld kunnen krijgen, loopen wij, wanneer wij die tijdelijke kasleeningen omzetten in leeningen op langen termijn, de risico, dat, wanneer eenmaal de rentestandaard zakt, en als niet alle oeconomische voorteekenen verkeerd zullen zijn, wij zen zij er op, dat in de toekomst eene daling in den alge- meenen levensstandaard zal plaats hebben, wat na zich zal sleepen eene daling van den rentestandaard, wij met de leeningen op langen termijn tegen een hoog per centage opgescheept zitten. Beter vind ik het, de leenin gen op korten termijn te sluiten en zooveel mogelijk gelden in korten tijd af te doen en die gelden dan te zoeken des noods in nieuwe belastingen, tot welker heffing ook de laatste wijziging van de gemeentewet ons het recht geeft. Mij dunkt, dat dit beter zou zijn, want op 't oogenblik is de geldconjunctuur goed en wie weet wat ons binnen vijf of tien jaar te wachten staat. Ik heb gemeend deze beschouwing naar aanleiding van het rapport te moeten maken. Nu wij twee jaar zitting hebben in dit College, Mijn heer de Voorzitter, is het mogelijk onzen indruk weer te geven, dien wij als werklieden in dit College hebben op gedaan en dan zou ik vooral een vergelijk willen maken met hetgeen wij als werkers in de sociale beweging altijd hebben geleerd te beschouwen als noodwendig behoorende tot het R. K. gemeenteprogram en datgene wat hier door Burgemeeser en Wethouders, dus het gemeentebestuur, is ten uitvoer gebracht- E11 dan moet ik met blijdschap constateeren, dat, over het algemeen genomen, de leiding van Burgemeester en Wethouders wijst in de katholieke lijn. Toch blijft het een en ander voor ons te wenschen over en dan wil ik op de eerste plaats noemen het op het gebied der zedelijkheid nog steeds ontbreken eener Com missie van toezicht op bioscopen en tooneelvoorstellingen. Wanneer wij nagaan, dat in verschillende katholieke plaatsen in onze onmiddellijke omgeving en zelfs in plaat sen, waar het protestantsche en socialistische gedeelte der bevolking overheerschend is, soortgelijke Commissiën zijn ingesteld, beteekent dat dus, dat zelfs bij niet-Christenen het bewustzijn, dat op het gebied der zedelijkheid het volk beschermd moet worden, zeer sterk naar voren dringt. Wij moeten hier nog steeds eene dergelijke Com missie ontberen en ik zou daarom dus Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om in de naaste toekomst met het voorstel tot het instellen eener dergelijke Commissie in onze vergadering te willen komen- Het vorige jaar, Mijnheer de Voorzitter, is in de in deze vergadering vastgestelde verordening voor het onderwij zend personeel bepaald, dat aan onderwijzeressen hun ontslag niet noodwendig moet worden gegeven, wanneer zij in het huwelijk treden. Dat is volgens onze principen ook absoluut verkeerd. Ik meen Burgemeester en Wet houders daarop te moeten wijzen en te moeten verzoeken met een voorstel in den Raad te komen, het in den Room- schen geest te veranderen- Dan is ook de winkelsluiting op Zondag een punt, dat ik aan Burgemeester en Wethouders in overweging zou willen geven- Verder, Mijnheer de Voorzitter, is aan den toestand der drankbestrijding niet voldoende gedaan- Ik wil geen ver wijt maken aan het College van Burgemeester en Wethou ders, dat heeft ook wat dit betreft naar behooren gewerkt; bij den Raad is de schuld, dat niet voldoende is nagegaan de belangrijkheid van eene goede regeling en de drankbe strijding wordt door mijne collega's hier momenteel nog niet hoog genoeg aangeslagen. Wat het onderwijs betreft, in het algemeen is in onze gemeente het onderwijs goed te noemen, doch ik meen, dat, vooral wat het middelbaar onderwijs aangaat, nog een en ander moet worden gedaan en dan wil ik in het bij zonder wijzen op de oprichting eener nijverheidsschool. Zooals de heeren weten, heeft de oprichting van deze school een punt van overweging in eene vorige vergade ring uitgemaakt, waarbij Burgemeester en Wethouders hebben toegezegd, daar nader bij de begrooting op te zul len terugkomen. In de memorie van toelichting zeggen Burgemeester en Wethouders dat zij te dier zake diligent zullen blijven en wanneer ik over dit onderwerp spreek, wil ik bij Burgemeester en Wethouders die diligence naar behooren wakker houden, hopende dat zij met de noodige voortvarendheid aan de oprichting eener Katholieke nij verheidsschool zullen voortwerken, want heusch, wij, die dagelijks omgaan met vaklieden, hebben kunnen consta teeren, sinds jaren, dat eene R. K- nijverheidsschool hier in Roosendaal zeer hard noodig is. Niet alleen wat het onderwijs betreft, maar bovendien is daaraan nog een ze delijk vraagstuk verbonden. Meermalen heb ik als spoor wegman kunnen constateeren de groote zedelijke gevaren, welke de jongens loopen, die naar Breda of Bergen op Zoom school gaan. Taal en handelingen, die in den trein worden uitgeslagen en gebeuren, Mijnheer de Voorzitter, zijn mij niet mogelijk te beschrijven op zoodanige wijze, dat deze voor de heeren niet schokkend zou zijn. Naast de klemmende materieele reden is er ook die van moreelen aard, welke aanspoort om met een voorstel te komen tot oprichting van een R. K. nijverheidsschool- Mijnheer de Voorzitter, wij moeten een woord van dank brengen aan Burgemeester en Wethouders voor den steun, dien wij, bestuursleden van den R. K- Gildenbond, hebben mogen ontvangen ten overstaan van de aanvrage eener subsidie voor den cursus, die dezen winter is geopend. Het is mij een waar genoegen, Mijnheer de Voorzitter, U mijn dank te brengen en in de tweede plaats aan al de leden, die daaraan hebben medegewerkt. Ik kan U mede- deelen, dat de cursus tamelijk wordt bezocht en, voor zoo ver wij kunnen beoordeelen, zeer behoorlijke resultaten af werpt. Zoodra de cursus afloopt, zullen wij U met ge-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 56