VERGADERING VAN 30 JANUARI 1920.
geven dan onze gemeente, waar het leven aangenamer is,
öf met plaatsen, waar zij niet die enorme belasting zullen
hebben te betalen.
De heer van Gastel deelt mede, dat hij het eens is met het
gesprokene door den heer de Bruyn en den heer Jac Vos.
Wanneer het blijkt, dat op het oogenblik de bezoldigingen te
laag zijn, zou hij er zich mede kunnen vereenigen om tijdelijk
een duurtetoeslag te verleenen.
De Voorzitter geeft zijne verbazing te kennen over al
hetgeen hij in deze vergadering omtrent het punt aan de orde
heeft moeten vernemen. Niet het college van Burgemeester
en Wethouders, maar de Gemeenteraad heeft dit voorstel
ter tafel gebracht. De Raad heeft Burgemeester en Wethou
ders opgedragen om voorstellen aan den Raad in te dienen en
wel met algemeene stemmen. En nu heeft spreker, met uit
zondering van een lid, die de behandeling wenscht uit te stel
len, nog niets gehoord dan tegenkantingen tegen de voorstel
len. Hij hoopt, dat de vergadering in het vervolg dan geen
dergelijke opdracht met algemeene stemmen meer zal geven,
Burgemeester en Wethouders hebben thans vier volle verga
deringen aan het samenstellen hunner voorstellen besteed.
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft niets
anders gedaan dan alle salarissen zooveel mogelijk met een
vast percentage verhoogd. Wanneer men nu gezegd had,
het percentage is te hoog, dan zou spreker zich daarover niet
verbaasd hebben; het bevreemdt hem nu echter, dat men
met het bezwaar komt aandragen, dat de belasting te zwaar
zou gaan drukken. Hij kan zich met die opmerking niet ver
eenigen, want de loonen mogen niet worden gedrukt, omdat
de belastingschroef vaster wordt aangedraaid.
De heer Steyaard heeft tot het Dagelijksch Bestuur het
verwijt gericht, dat de tijd voor bestudeering van het voorstel
te kort was, maar spreker meent, dat verwacht mocht worden,
dat iemand, die zoo gaarne poseert als de afgevaardigde van de
S.D.A.P., zich zou hebben kunnen getroosten om zich in dien tijd
te overtuigen of 15 of 20 verhooging voor de arbeiders genoeg
was. Dat is niet zoo'n zware studie, vooral niet voor iemand,
die zoo gaarne poseert als zijnde dè vertegenwoordiger voor
de arbeiders. Wij hebben reeds een paar maal gezien, dat,
wanneer een voorstel in het belang der arbeiders wordt ge
daan, de heer Steyaard tegen stemt, wanneer hij niet precies
kan verkrijgen, wat hij heeft voorgesteld. Daar wordt de ar
beider niet mede geholpen!
De heer Steyaard heeft het voorstel gedaan om de behande
ling uit te stellen tot April. Wanneer de meerderheid van den
Raad echter meent, dat de loonen thans voldoende zijn gere
geld, dan behoeven de Raad niet te wachten tot April. Spreker
zou dan liever een voorstel hooren om de voorstellen van Burge
meester en Wethouders te verwerpen. Dan achten Burgemees
ter en Wethouders zich echter ook van de opdracht hen met
algemeene stemmen door den Raad gegeven, ontslagen.
Spreker begrijpt de houding van den Raad niet. Beter ware
het geweest bij de begrooting geen verwachtingen op te wek
ken.
De heer Valkenburg heeft in eerste instantie niets willen
zeggen, omdat hij het volkomen eens is met het door den
Voorzitter gesprokene in zijne nadere gegeven toelichting.
Thans wil hij namens de R.-K. arbeidersfractie wel zeggen,
dat hij volkomen accoord gaat met de voorstelling van zaken
door den Voorzitter gegeven en dat hij, hetgeen door hem in
de vergadering der begrootingscommissie is gezegd, ten volle
handhaaft.
De heer Jac. Vos gelooft niet, dat hij inconsequent is ge
weest. Bij de behandeling der begrooting heeft hij zich even
zoo uitgelatenhij weet echter niet, of hij dit bij het door hem
gesprokene of door het uitbrengen zijner stem heeft doen uit
komen.
In elk geval zijn de economische verhoudingen sindsdien
heel wat gewijzigd, en wanneer blijkt, dat de verwachte in
zinking niet komt, dan is het gemeentepersoneel er niet door
geschaad; mocht blijken, dat die wel komt, dan heeft spreker
gelijk gehad.
De heer Valkenburg meent, dat het niet aangaat de ar
beiders de dupe te doen worden van eene eventueele inzinking,
die nog komen moet.
De heer Steyaard komt op tegen het gezegde van den
Voorzitter, dat hij de belangen der arbeiders hier niet voldoen
de zou hebben naar voren gebracht, althans dat hij in de twee
laatste dagen niet zou hebben gedaan, wat hij had kunnen doen.
De Voorzitter heeft het in deze mis.
Naar aanleiding van hetgeen is gezegd omtrent het heffen
van belasting, wil spreker wel zeggen, dat de sociaaldemocra
ten beslist niet tegen verhooging der loonen van het gemeente-
personeel zijn, maar daar die verhooging moet komen door be
lastingheffing, moet de belastingheffing zoo geregeld worden,
dat de bezittende klasse het meest betaalt, en dat de arbeiden
de klasse van belastingbetaling zooveel mogelijk wordt vrij
gesteld er moet meer progressie komen in de belastingheffing.
Spreker heeft uit de stukken, die ter visie hebben gelegen
gezien, dat in het voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging der verordening op den hoofdelijken omslag, de
door hem ingediende motie om den aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud te brengen van 650 op 700 en om de on
gunstige bepaling omtrent aftrek voor noodzakelijk levens
onderhoud voor de samenwonenden te laten vervallen, niet
naar voren is gebracht. Daardoor wordt de belasting voor de
arbeidende klasse flink aangeschroefd, zoodat verhooging
van de loonen der gemeentearbeiders geld brengen is uit den
zak van den eenen arbeider in den zak van den anderen ar
beider. Daar zijn wij sociaal-democraten niet voor. Het geld
moet komen uit den zak van de bezittende klasse in dien van
de arbeidende klasse.
De Voorzitter vraagt, of de heer Steyaard het voorstel
gedaan heeft om dit punt der agenda aan te houden tot de
vergadering van April
De heer Steyaard zegt, dat hij de behandeling wil uitstel
len tot de eerstvolgende vergadering, doch de nieuwe regeling,
wil doen ingaan op 1 April.
De Voorzitter verzet zich hiertegen, omdat het Raadsbe
sluit categorisch luidt, dat de nieuwe regeling zal ingaan op
1 Januari. Aan dit Raadsbesluit wenscht hij zich te houden.
De heer Steyaard stelt hierop voor, de loonregeling, zooals
die door Burgemeester en Wethouders is aangeboden in be
handeling te nemen in de eerstvolgende vergadering en de
leden van den Raad uit te noodigen binnen twee weken na
heden eventueele voorstellen tot wijziging in te dienen.
Dit voorstel wordt niet ondersteund en kan derhalve geen
punt van behandeling uitmaken.
De heer Jac. Vos doet het voorstel om, wanneer de Raad
meent, dat de salarissen en loonen te laag zijn, eene tijdelijke
verhooging te geven. Wanneer er een goedkoopere tijd komt
en door den middenstand en kleinere boeren, die een groot
deel der belastingbetalers uitmaken, meer zal moeten worden
betaald dan hunnen krachten toelaten,dan zal het moeilijk
gaan om de eenmaal verhoogde salarissen te verlagen.
VERGADERING VAN 30 JANUARI 1920.
De Voorzitter uit zijne verwondering, dat nu een
tijdelijke verhooging wordt voorgesteld, hoewel in de vergade
ring van December aan Burgemeester en Wethouders werd
opgedragen eene vaste jaarweddeherziening voor te bereiden.
Spreker zag nu liever maar het voorstel om iedere herziening
te verwerpen. De Raad moet dan zelf de verantwoording van
zijne inconsequentie dragen.
De heer Voeten doet het voorstel om het punt van de agen
da af te voeren.
De heer Jongeneelen zegt „Wij kunnen dan maar eens iets
doen, waar wij later spijt van hebben".
De heer de Bruyn zegt, dat het perspectief van den alge-
meenen toestand na December veel is veranderd!
De heer Valkenburg stelt daartegenover, dat die niet
veranderd is ten gunste van de arbeiders.
De heer Jongeneelen meent, dat de kindertoelage ook niet
is, gelijk het behoort. Iemand, die kinderloos is of een kind
heeft moet toch evenveel dienst doen als iemand, die zes of
zeven kinderen heeft, terwijl diens traktement toch veel
hooger is.
De heer ValkenburgIs U Katholiek?
De heer Jongeneelen: Met die flauwe praat heb ik niets
te maken. Ik ben evengoed Katholiek als U, al kom ik niet
zoo ver in de kerk als U
Het voorstel van den heer Voeten wordt alleen door den
heer Jongeneelen ondersteund en kan dus geen punt van be
handeling uitmaken.
De heer de Bruyn deelt nog mede, dat hij bij zijne vorige
bespreking iets verzuimd heeft. Hij is juist van een tegenover
gesteld gevoelen als de heer Jongeneelen; het eenige, waar
mede hij in dit voorstel kan medegaan, is juist de kindertoe
lage; die is beter geregeld dan op de vroegere wijze.
De Voorzitter wenscht thans op de eerste plaats aan de
orde te stellen de regeling, waarop de zaak is opgebouwd,
n.1. de regeling voor de werklieden. Op de eerste plaats komt
dus aan de orde de regeling voor de werklieden van Openbare
Werken en van de gemeentebedrijven. Spreker verzoekt
machtiging de vijf klassen te blijven behouden, doch wenscht
de terminologie daarvan te wijzigen, zulks omdat hem
bekend is, dat die terminologie ook in de wet zal worden ver
anderd. Die terminologie zal dan luiden: werklieden zonder
vakkennis, werklieden met eenige bedrevenheid of routine
werklieden met vakkennis, werklieden met bijzondere vak-
kenni en voorlieden met bijzondere vakkennis.
Bij de vergadering bestaat hiertegen geen bezwaar.
De heer de Bruyn zou de bestaande regeling willen hand
haven met uitzondering van de woningtoelage en kinder
toelage, die hij zou willen regelen, zooals hier wordt voor
gesteld.
De heer Steyaard stelt voor om de bestaande loonregeling
in haar geheel te laten, zooals ze thans is.
Het voorstel van den heer de Bruyn om de bestaande
wedderegeling te behouden, doch de woningtoelage te be
palen op 10 en de kindertoelage op 5 van het salaris,
wordt door de heeren van Gastel en Jac. Vos ondersteund.
De heer Steyaard merkt op, dat bij dit voorstel de hooge
heeren het meest zullen krijgen.
De Voorzitter brengt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, als zijnde van de verste strekking in omvraag.
Dit voorstel wordt verworpen met 8 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden de heeren De Bruyn, Jongeneelen, A. Vos,
Voeten, Steyaard, Geerssen, J. Vos, en Van Gastel.
Vóór stemden de heeren Heerma van Voss, Raats, Valken
burg en Braat.
Aan de orde wordt thans gesteld het voorstel van den heer
de Bruyn.
De Voorzitter wenscht als voorzichtigheidsmaatregel
aan dit voorstel de bepaling te verbinden, dat wanneer
iemand, door aanneming van welk voorstel ook, in jaarwedde
zou achteruitgaan, deze in elk geval zal worden behouden.
De heer de Bruyn meent, dat er niemand op achteruit
kan gaan.
De Voorzitter vindt het toch beter voorzichtig te zijn; hij
hoopt niet anders, dan dat allen er goed op vooruitgaan, of
schoon hij daarvan nog niet zoo zeker is.
Het voorstel van den heer de Bruyn om de bestaande
regeling voor de werklieden te handhaven, met uitzondering
van de woningtoelage, die wordt bepaald op 10 en de
kindertoelage, welke wordt bepaald op 5 van het salaris,
wordt in stemming gebracht en aangenomen met 8 tegen 4
stemmen.
Voor stemden de heeren De Bruyn, Jongeneelen, A. Vos,
Heerma van Voss, J. Vos, Valkenburg, Braat en van Gastel.
Tegen stemden de heeren Voeten, Steyaard, Geerssen en
Raats.
De Voorzitter stelt thans aan de orde de jaarwedde-
regeling voor het personeel ter secretarie.
De heer Steyaard verlangt omtrent de voorgestelde
regeling stemming.
In stemming gebracht wordt de voorgestelde regeling
met 8 tegen 4 stemmen verworpen.
Tegen stemden de heeren Voeten, Steyaard, Geerssen, J.
Vos, Van Gastel, De Bruyn, Jongeneelen en A. Vos.
Vóór stemden de heeren Heerma van Voss, Raats, Valken
burg en Braat.
De Voorzitter stelt naar aanleiding van de gevallen be
slissing voor, dat niet alleen aan de ambtenaren ter gemeente
secretarie maar aan alle andere amtbenaren zal worden
gegeven, hetgeen voor de politieambtenaren bij vroeger
besluit bereids werd aangenomen. Hij stelt daarom voor de
woningtoelage te bepalen op 10 en de kindertoelage op
5 der wedde. Spreker meent eene consequentie te moeten
trekken en kan niet inzien, waarom voor een categorie een
andere maatstaf zou moeten worden aangelegd. Verder
deelt hij mede, dat Burgemeester en Wethouders hunne
voorstellen terugnemen.
De heer Steyaard begrijpt den heer de Bruyn niet, dat
terwijl hij voor de eene categorie de woning- en kindertoelage
percentsgewijze wil toekennen, de Voorzitter thans moet
komen helpen om dit voor de andere categoriën ook te
verkrijgen. Wanneer de heer de Bruyn consequent wil zijn,
moet hij dat toch ook voorstellen voor het overige gemeen
tepersoneel. Spreker zou graag weten, waarom de heer de
Bruyn zoo'n ongemotiveerd voorstel heeft gedaan.
De heer de Bruyn zegt: Wij krijgen toch het personeel
van de gasfabriek ook nog, niet waar?
De Voorzitter zegt, dat dit reeds afgehandeld is. De
werklieden der bedrijven en Openbare Werken krijgen nu
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herziening van de jaarwedden en belooningen van de gemeente-ambtenaren,
-beambten en -werklieden.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herziening van de jaaxwedden en belooningen van de gemeente-ambtenaren,
-beambten en -werklieden.