VERGADERING VAN 28 OCTOBER 1920.
Voorstel van de heeren J. Verheijen e.a. tot schrapping van art. 30 der jaarwedderegeling Secretariepersoneel.
schouwing laten.
Wanneer een ambtenaar het met de beslissing van Bur
gemeester en Wethouders niet eens is, kan hij zich altijd
nog beklagen bij den Gemeenteraad en heeft de Raad uit
te maken of Burgemeester en Wethouders juist hebben
gezien; dat laat ik gaarne aan den Gemeenteraad over.
Met opzet is het verbod in de jaarwedderegeling gezet'
De ambtenaren meenden, dat het stond in de instructie,
dat spijt mij voor die hoofdambtenaren. Het is er met op
zet door Burgemeester en Wethouders in gezet toen deze
salarisverordening werd vastgesteld- Vroeger stond het in
de instructie- De Raad heeft heel goed geweten, dat het
er in stond, hij heeft de salarisverordening a tête reposée
artikel voor artikel behandeld. Wanneer men meent, dat
Burgemeester en Wethouders te ver gaan in de toepas
sing daarvan, dan is het aan den Raad om Burgemeester
en Wethouders daarop te wijzen en alsnog ontheffing te
geven-
Zooals het nu gaat in de verschillende takken van
dienst loopt het gewoon de spuigaten uit. Wij hebben nu
eene verordening en ik kan U zeggen ,dat wij het zouden
betreuren wanneer daarin verandering werd gebracht.
Wij behoeven daar geen verdere discussies bij op te zet
ten. Wij betreuren, dat het beroep is gedaan- Laat de
ambtenaren in elk geval dat verzoek moeten doen aan den
Gemeenteraad om ontheffing te verleenen, maar laat het
absoluut niet aan Burgemeester en Wethouders over.
Burgemeester en Wethouders Iwenschen die verantwoor
delijkheid niet- De Raad moet het dan maar zelf weten,
maar denkt er dan wel om, dat er nog meer zijn en dan
moet U er maar een goed gebruik van maken-
Wij geven hier goede tractementen, de gemeentewet
zal ons verplichten nog betere tractementen te geven en
nu zegt men, goed, doet er nog maar nevenbetrekkingen
bij. Er zijn zelfs ambtenaren aan den dijk gezet en nu
gaat men zeggen, zet de deur maar wagenwijd open voor
alle mogelijke misbruiken.
De heer VERHEIJEN: Het is absoluut mijne bedoeling
niet om de deur wagenwijd open te zetten tot algemeen
misbruik. Ik heb er duidelijk bij gezegd, indien Burge
meester en Wethouders meenen. dat het met hunne ver
antwoordelijkheid niet overeen te brengen is, dat eene
dergelijke bepaling zonder meer wordt geschrapt, ik be
reid ben een wijzigingsvoorstel in te dienen. Er bestaat
bij mij tegen eene beperkende bepaling absoluut geen be
zwaar. Wanneer mijn wijzigingsvoorstel aangenomen
wordt, dan meen ik, dat dit bezwaar voor een groot deel
ondervangen is. Het feit, dat U toegeeft, dat mijne mee
ning van Uwe interpretatie juist is, versterkt mij in mijne
overtuiging, dat art. 30 in dezen vorm niet gehandhaafd
kan blijven-
Wat de vrees voor misbruiken betreft, de heer Heerma
van Voss zal zich herinneren, dat ik een actief deel heb
gehad in het door hem genoemde geval, dat ik een van
de eerste ben geweest, die er toe medegewerkt heeft om
aan dien toestand een einde te maken, en ik hoop. dat de
leden er van overtuigd zullen zijn, dat ik niet zal schromen,
om, wanneer er werkelijk mistoestanden bestaan, het ont
leedmes weer in de wonde te zetten, maar de verorde
ning in hare algemeenheid lijkt mij funest- Er moet gele
genheid bestaan om nevenbetrekkingen uit te oefenen, er
zijn mij zelfs gevallen bekend waarin Burgemeester en
Wethouders aan den Raad hebben voorgesteld om ambte
naren te benoemen, die uit nevenbetrekkingen inkomsten
moesten hebben, omdat het salaris van die ambtenaren
niet voldoende was om een behoorlijk bestaan te kunnen
waarborgen. Die gevallen bestaan ook. Wanneer wij vast
houden aan art. 30 zooals het hier ligt en zijne rigoureuze
toepassing, dan moet de consequentie ook duidelijk zijn,
dat de ambtenaren waarop ik hier doel, die functie niet
kunnen blijven waarnemen.
U zegt, de Gemeenteraad heeft a tête reposée overwo
gen, maar van morgen is andermaal gebleken, dat, ook
al is eene verordening a tête reposée overwogen, zij toch
niet altijd weergeeft wat de Raad heeft bedoeld. Het is
mijne heilige overtuiging, dat, toen wij art- 30 vaststelden,
dat artikel niet weergaf wat de Raad op dat moment ver
langde. Ik gevoel heel goed, dat wij een wapen tegen mo
gelijke misbruiken in de hand moeten hebben om mis
bruiken te voorkomen, en daarom heb ik mij ook alreeds
bereid verklaard om, in plaats van art. 30 te schrappen,
het zoodanig te wijzigen, dat mijne bezwaren ondervan
gen worden- De heer Steyaard heeft dat heel goed naar
voren gebracht en ook ik meen, dat het voorstel kan ge
schieden om art- 30 in zooverre te wijzigen, dat het niet
van toepassing wordt verklaard op hen, die met toestem
ming van den Raad nevenbetrekkingen vervulden.
De VOORZITTER: Dat staat er.
De heer VERHEIJEN: Er staat alleen „benoemd".
Wanneer er staat ,,met machtiging," dan is de zaak in
orde.
De heer HEERMA VAN VOSS: Mijnheer de Voorzit
ter. Ik zou nog even willen antwoorden op hetgeen de
heer Steyaard te berde heeft gebracht. De heer Steyaard
heeft het doen voorkomen, alsof het een invallende ge
dachte was van Burgemeester en Wethouders, die zij nu
ineens kregen, om die nevenbetrekkingen te beletten,
maar dat is volstrekt niet het geval. U moet zich den toe
stand voorstellen zooals hij op het oogenblik hier is. Vroe
ger verdiende een ambtenaar een loontje, waarvan hij
niet kon bestaan en werd het vervullen van nevenbetrek
kingen door de vingers gezien, hoewel hoe langer hoe
meer werd ingezien, dat het verkeerd was- Nu zijn de
salarissen zoo, dat de ambtenaren er behoorlijk van kun
nen leven en vooral met de laatste herziening hebben Bur
gemeester en Wethouders gezegd: nu moet er een einde
komen aan het vervullen der nevenbetrekkingen, dat de
onafhankelijkheid heelemaal weghelpt. Niet alleen ech
ter ter wille van de onafhankelijkheid van de ambtenaren
werd dit gedaan, maar ook om weg te nemen de concur
rentie tegen de burgers. U vergeet verder ook een ding,
en dat is de groote ontevredenheid die er heerscht onder
de ambtenaren over die collega's, die het voorrecht heb
ben bijbaantjes te mogen waarnemen, en dat er zelfs een
sterke drang tegen is om die te laten behouden. Spreekt
U maar eens met andere ambtenaren, die geen bijbaantjes
hebben; die vinden het verschrikkelijk, dat er een paar
geprotegeerden zijn, die het mogen doen. Daarom is het
hoog tijd, dat de Raad een einde maakt aan dat waarne
men van bijbaantjes, tenzij de ambtenaar benoemd is door
VERGADERING VAN 28 OCTOBER 1920.
"V oorstel van de heeren J. Verheijen e.a. tot schrapping van art. 30 der Jaarwedderegeling Secretariepersoneel.
Verzoek van H. Schoonheyt en J. Raaymakers om toestemming tot behoud bijbetrekkingen.
Burgemeester en Wethouders of door den Raad.
De VOORZITTER: Verlangt nog iemand het woord?
Niemand? Dan zal ik het voorstel in stemming brengen
om art. 30 te schrappen.
De heer VERHEIJENMijnheer de Voorzitter. Als
gevolg van de zooeven gevoerde gedachtenwisseling, stel
ik voor in art- 30 in te lasschen: „met machtiging".
De VOORZITTER: Daarvan kom ik terug. In de twee
de alinea is reeds bepaald dat de ambten of bedieningen,
die zij vervullen in rijks-, provincialen- of gemeentedienst,
of die, waartoe zij door den Raad, Burgemeester en Wet
houders of den Burgemeester worden benoemd, mogen
vervuld worden. Dat zijn natuurlijk ambten in openbaren
dienst of gemeentedienst, maar als U in de eerste alinea
wilt zetten: „tenzij met toestemming van den Raad", dan
geloof ik dat U zult krijgen hetgeen wordt verlangd. Ik
blijf er echter absoluut voor om de verbodsbepaling onge
wijzigd te handhaven.
De heer JAC. VOS: Mijnheer de Voorzitter. Aangezien
er geen eenstemmigheid heerscht over dit punt, zou ik wil
len voorstellen om dit punt uit te stellen tot bij de behan
deling der begrooting; inmiddels is dan misschien het
staatsverslag verschenen en dan kan er eens over ge
dacht worden.
De heer HEERMA VAN VOSS: Dat is een kapstok,,
daar wint U niets mee.
De VOORZITTER: Het is nu reeds drie maal aanhan
gig geweest-
De heer VAN DORST: Het is gelijk de heer Vos zegt,
Mijnheer de Voorzitter-
De VOORZITTER: Elf leden hebben het voorstel ge
daan om het artikel te schrappen. Daar schiet U niets mee
op- Wenscht de Raad daarop terug te komen?
De heerVERHEIJEN: Mijnheer de Voorzitter: Ik wil
het voorstel indienen om aan de eerste alinea van art. 30
toe te voegen: tenzij met toestemming van den Raad"
en vraag meteen machtiging aan de mede-onderteekenaars
om het voorstel in te trekken.
De VOORZITTER: Is er iemand die het voorstel van
den heer Verheijen ondersteunt?
Verschillende leden ondersteunen het voorstel.
De VOORZITTER: Voldoende ondersteund zijnde, kan
het voorstel dus verder een punt van behandeling uitma
ken, Dan dient aan de tweede alinea te worden toege
voegd: -hiervan zijn in elk geval uitgezonderd".... enz.
Er wordt dus voorgesteld om de eerste alinea te doen
luiden: ,,De ambtenaren mogen 'geen andere ambten of
bedieningen bekleeden of eenige winkelnering of eenig
beroep of bedrijf uitoefenen of doen uitoefenen, tenzij
met toestemming van den Raad".
en alinea 2: „Hiervan zijn in elk geval uitgezonderd de
ambten of bedieningen, die zij vervullen in rijks-, provin
cialen of gemeentedienst, of die, waartoe zij door den
Raad, Burgemeester en Wethouders of den Burgemeester
worden benoemd".
Dit voorstel, voldoende ondersteund zijnde, zal ik in
stemming brengen.
De heer JACVOS: Dan wensch ik mijn stem t emoti- j
veeren. Ik zal tegenstemmen omdat de bevoegdheid wordt
gegeven aan den Raad- Ik vind het beter, dat de bevoegd
heid berust bij Burgemeester en Wethouders-
De VOORZITTER: Die hebben ze nooit gehad. Als U
geen verandering wil hebben, moet U tegen stemmen,
wanneer U echter wijziging verlangt, dan moet U voor
stemmen.
Het voorstel van den heer Verheijen wordt in stemming
gebracht en met 8 tegen 6 stemmen aangenomen.
Voor hebben gestemd de heeren Jongeneelen, Raats,
Valkenburg, Verheijen, Steyaard. Geerssen, Kerstens èn
Konings.
Tegen hebben gestemd de heeren Heerma van Voss,
A. F. Vos, Braat, van Dorst, Voeten en Jac- Vos.
Vastgesteld is derhalve de volgende verordening:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING tot wijziging der Verordening
regelende de indeeling van de Gemeente-
Secretarie en de titulatuur, de bezoldiging en
den voorloopigen pensioengrondslag van de
ambtenaren ter Secretarie.
Artikel I,
Artikel 80 van de Verordening, regelende de inrichting
van de gemeente-secretarie en de titulatuur, de bezoldiging
en den voorloopigen pensioengrondslag van de ambtenaren
ter secretarie wordt gelezen als volgt
„De ambtenaren mogen geene andere ambten of bedie
ningen bekleeden of eenige winkelnering of eenig beroep
of bedrijf uitoefenen of doen uitoefenen, tenzij met toe
stemming van den Raad.
Hiervan zijn in elk geval uitgezonderd de ambten of
bedieningen, die zij vervullen in rijks-, provincialen- of
gemeentedienst, of die, waartoe zij door dem Raad, Burge
meester en "Wethouders of den Burgemeester worden be
noemd."
Artikel II.
Deze verordening treedt in werking op heden.
Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosen
daal en Nispen, in zijne openbare vergadering van den
28sten October 1920.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
XXI. Verzoek van de heeren H. Schoonheyt en
J. Raaymaakers om toestemming tot het behouden
van bijbetrekkingen.
De VOORZITTER: Het verzoek van de heeren Schoon
heyt en Raaymaakers tot het mogen blijven vervullen van
nevenbetrekkingen, reeds thans door hen uitgeoefend, stel
ik voor aan te houden tot eene nadere vergadering- Ik
stel tevens voor te besluiten, dat alle thans in dienst der
gemeente zijnde ambtenaren, beambten en werklieden
door bemiddeling van de Hoofden van de diverse takken