VERGADERING VAN 28 OCTOBER 1920. Verzoek van „de Unie" en andere vereenigingen om andere toepassing belasting op openbare vermakelijkheden. deling der begrooting 1921. Bestaat hiertegen geen be zwaar? Dan is het aangenomen. VII. Verzoek Tan „de Unie" en andere vereenigingen alhier tot verkrijging Tan eene andere toepassing der belasting op openbare vermakelijkheden. De VOORZITTER: Mijnheeren. Het adres dat hier omtrent is ingekomen is allen volkomen bekend. Bur gemeester en Wethouders zijn echter van oordeel, dat de toepassing van de verordening, zooals die door de verga dering is vastgesteld, juist is geweest- Men kan verschillen omtrent de meening of die juistheid ook de wensch is ge weest van de vergadering en dan oordeelen Burgemeester en Wethouders met degenen, die het adres hebben inge diend, van niet, maar de ontvanger, die in zake de toepas sing der verordening de schuld nog al op zich heeft moe ten nemen, wordt in deze geheel door Burgemeester en Wethouders gedekt- Bij letterknechtige toepassing van de verordening had hij niet anders te handelen. Burgemees ter en Wethouders erkennen echter, dat het waarschijnlijk niet in de bedoeling heeft gelegen, noch van hun College, noch van den Raad. om eene dergelijke bepaling in het leven te roepen. Wanneer de meerderheid van de verga dering het daaromtrent eens is, dan zullen Burgemeester en Wethouders tegemoetkomen aan het verlangen van de vereenigingen en stellen zij U voor de daartoe vereischte wijziging in de verordening aan te brengen. Ik wensch daaromtrent eerst de uitspraak van de vergadering te ver nemen. n.1. of men medegaat met het voorstel van de ver- eeniging om die wijziging aan te brengen. Heeft iemand bezwaar om aan het verzoek van adressanten te voldoen? Niemand? Dan stel ik voor het volgende besluit vast te stellen, waarvan ik den Secretaris verzoek voorlezing te willen geven: De Secretaris geeft voorlezing van het volgende besluit: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; HEEFT BESLOTEN: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING tot wijziging der verordening op de heffing van eene belasting op openbare verma kelijkheden in de gemeente Roosendaal en Nispen. Artikel I. In het eerste lid van artikel 3 van de op 30 Januari 1920 vastgestelde verordening op de heffing van eene be lasting op openbare vermakelijkheden in de gemeente Roosendaal en Nispen worden tusschen de woorden ..het geen" en wordt'' ingevoegd de woorden „zonder de ver schuldigde belasting." In het laatste lid van artikel 3 dier verordening worden achter het woord „vrijbiljet" telkens ingevoegd de woor den ,.of die toegangskaarten." In artikel 5, sub le, dier verordening worden in plaats van de woorden ..twintig procent van de bruto of onzui vere opbrengst van de toegangsgelden of (en) contribu- tiën" gelezen de woorden „twintig procent van de toe gangsgelden of (en) contributiën-" Artikel II- Deze verordening treedt in werking op den eersten dag der maand volgende op die, waarop de Koninklijke goed keuring daarop zal zijn verkregen. Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen van den 28sten October 1920. De Secretaris. De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG- COENEN. De VOORZITTER: Verlangt omtrent dit voorgelezen wijzigingsbesluit een der leden het woord? De heer VERHEI JEN: Mijnheer de Voorzitter- Waar naar mijne meening de Raad unaniem van oordeel is, dat het nooit de bedoeling is geweest de belastingverordening te maken zooals zij wordt toegepast, ligt het naar mijne meening op onzen weg iets verder te gaan dan wij op 't oogenblik doen .Ik apprecieer het. dat Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel om de verordening te wijzigen in den geest, zooals wij hebben gehoord, maar ik betreur het, dat de gewijzigde verordening, zooals ook blijkbaar U op 't oogenblik ook pas ontdekt, niet oogen- blikkelijk in werking kan treden- Juist het verkrijgen van de Koninklijke goedkeuring vraagt eene vrij lange periode en gedurende die vrij lange periode wordt de onbillijk heid in de bestaande heffing bestendigd- Daarom zou ik aan het besluit van den Raad willen vastknoopen, dat in afwachting van de verkrijging der Koninklijke bewilliging eene zekere reductie zal worden verleend aan de veree nigingen. die er om vragen, overeenkomende met het be drag, dat minder zou moeten betaald worden bij toepas sing der verordening. De VOORZITTER: Ik geloof, dat de Raad de bevoegd heid mist om die reductie te verleenen, want de gemeen te-ontvanger is verplicht overeenkomstig de verordening de heffing te doen. De heer VERHEI JEN: Het heeft mij bevreemd, dat U met de verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wet houders de verantwoordelijkheid van den gemeente-ont vanger heeft gedekt. In eerste instantie heb ik daar geen aanmerking op willen maken omdat het voorstel van Bur gemeester en Wethouders mij nagenoeg bevredigde, maar het komt mij voor, dat wij van onze hoofdambtenaren mo gen verlangen, dat zij zich niet letterknechtig moeten hou den aan de doode letter van eene bepaling, maar dat zij wel degelijk rekening moeten houden met de erkende be doeling van den Raad- Bij strijd tusschen de doode letter en den geest van eene verordening moet de geest domi- neeren en ik betreur het, dat die hoofdambtenaar niet de eerste is geweest om aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen: zóó moet het zijn- Wanneer er conflict be staat tusschen den geest en de doode letter eener veror dening moet een voorstel tot oplossing van zoo'n conflict van den hoofdambtenaar uitgaan en moet er niet gewacht 5 VERGADERING VAN 28 OCTOBER 1920. Wijziging heffings verordening belasting op openbare vermakelijkheden. worden tot degenen, wie het aangaat, zich tot den Raad wenden om de moeilijkheid uit den weg te ruimen. Ik bedoel hiermede geen grief te maken tegenover Burge meester en Wethouders, maar ik spreek alleen mijne be vreemding uit, dat Burgemeester en Wethouders zonder meer dien hoofdambtenaar met hunne verantwoordelijk heid hebben gedekt. De VOORZITTER: Burgemeester en Wethouders zul len eiken hoofdambtenaar dekken, die volgens zijne in structie handelt en de ontvanger heeft de verordening juist toegepast. Wanneer dat anders was, was het niet noodig nu eene wijziging aan te brengen- Wanneer de Raad zegt, dat door den ontvanger niet volgens zijne instructie is gehandeld, dan neem ik de verantwoor delijkheid terug, maar dat is door niemand van de ver gadering noch door adressanten weersproken- De heer VERHEI JEN: Ik beweer, dat zoodra het den ontvanger blijkt, dat er tegenspraak is tusschen de letter van de verordening en den geest van de verordening, het dan op zijn weg ligt om die moeilijkheden uit den weg te ruimen of althans daartoe voorstellen te doen. Hij moet niet het doode instrument zijn, dat zonder meer zijn werk doet wat men het voorlegt. Wij hebben van onze ambte naren te verlangen, dat zij denkende objecten zijn in onze administratie; zoodra onze ambtenaren zich gaan verlagen tot machines, doen zij niet hunnen plicht. Dat is mijne opvatting. De VOORZITTER: Met hetgeen U omtrent de ambte naren zegt, kan ik mij vereenigen en ik hoop, dat de amb tenaren in de gemeente dat goed ter harte zullen nemen, maar niettemin kan ik aan deze zaak niets ver anderen, omdat de verordening nu eenmaal bestaat. Thans moeten degenen, die in het laad je wenschen te krijgen, wat zij vroeger van de bezoekers ontvingen, de entreégelden met 25% in plaats van met 20% verhoogen en de entreégelden worden dus 5% duurder dan de ver ordening ze heeft willen maken. Wenscht U nog uw voor stel te handhaven? De heer VERHEI JEN: Nu U mij de verzekering ge geven hebt, dat mijn voorstel niet uitvoerbaar is, kan ik het uit den aard der zaak niet doen. De VOORZITTER: Dan stel ik thans voor de zooeven voorgelezen wijzigingen aan te brengen en ten einde aan de daaromtrent bestaande administratieve voorschriften te voldoen stel ik voor de verordening op de heffing en in vordering der plaatselijke belasting op openbare verma kelijkheden Imet inachtneming van deze wijzigingen op nieuw vast te stellen. Verlangt een der leden hierover stemming? Dan zijn de verordeningen opnieuw vastgesteld- De verordeningen luiden thans als volgt: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; HEEFT BESLOTEN: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING op (1e heffing van eene belasting op openbare vermakelijkheden in de gemeente Roosendaal en Nispen. Artikel 1. In de gemeente Roosendaal en Nispen wordt van open bare vermakelijkheden eene belasting geheven. Artikel 2. Onder openbare vermakelijkheden worden verstaan alle tentoonstellingen, tooneel-, bioscoop- en andere voorstel lingen, spelen, voordrachten, lezingen, wedstrijden, dans partijen, zang- en muziekuitvoeringen en alle andere ver makelijkheden, voor zoover zij voor het publiek of een zeker deel van het publiek toegankelijk zijn of gegeven worden in sociëteiten of vereenigingen, alwaar behalve de leden, ook personen, die geen lid zijn, worden toegelaten, hetzij tegen toegangsgeld, hetzij door introductie, of op eenigerlei andere wijze- Artikel 3. Onder toegangsgeld wordt verstaan, hetgeen zonder de verschuldigde belasting wordt of moet worden betaald om tot de vermakelijkheid te worden toegelaten of daaraan deel te nemen, alsmede de waarde van vrijbiljetten. met uitzondering evenwel van het deel, dat in betaling voor gelag wordt aangenomen, mits dat deel op de toegangs bewijzen duidelijk zij vermeld en de tarieven, waarnaar het gelag, ook van hem, die geen toegangsbewijs in beta ling geeft, wordt berekend, door Burgemeester en Wet houders zijn goedgekeurd en op de door dezen voorge schreven wijze ter kennis van de bezoekers zijn gebracht. Bij vereenigingen, die het geven van openbare vermake lijkheden in den zin dezer verordening ten doel hebben of mede ten doel hebben, kan voor de openbare vermake lijkheden, waartoe de leden zonder betaling van toe gangsgeld recht van toegang hebben, in plaats van de waarde van de aan de leden af te geven toegangsbewijzen ter keuze van het bestuur als toegangsgeld voor de leden de contributiën dier leden in eens voor het geheele ver- eenigingsjaar worden in rekening gebracht, indien althans het bestuur zich hieromtrent vóór den aanvang van het vereenigingsjaar aan Burgemeester en Wethouders ver klaart en de betaling van de daarnaar verschuldigde be lasting eveneens voor den aanvang van het vereenigings jaar heeft plaats gehad. De waarde van vrij biljetten, en, zoo noodig, van de aan leden van vereenigingen af te geven toegangskaarten wordt gelijk gesteld met den prijs, welke voor den rang, waartoe het vrijbiljet of die toegangskaarten toegang ge ven, door het publiek moet worden betaald, of zoo het publiek op den rang, waarvoor het vrijbiljet of die toe gangskaarten gelden, geen toegang heeft, met den hoogsten prijs, welke voor een entréebiljet van het publiek wordt gevorderd. Artikel 4. Voor de belasting is aansprakelijk de ondernemer, door wien of voor wiens rekening, of op wiens naam de ver makelijkheid wordt gegeven en hij, die een gebouw, ge-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 39