VERGADERING VAN 30 JULI 1920.
Besluit tot het aanvragen van een suppletoir voorschot voor woningbouw.
Verzoek van de K.K. Geitenfokvereeniging, alhier, om een subsidie.
delijke stemming besloten de behandeling van het adres
aan te houden tot de vaststelling der gemeentebegrooting
voor het jaar 1921.
III. Verzoek van de R. K. Bouwvereeniging „St. Be-
nedictus", alhier, om een suppletoir voorschot voor wo
ningbouw.
Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voor
lezing van het adres, waarna de Voorzitter den Wethou
der van Openbare Werken verzoekt het adres toe te
lichten.
De heerHEERMA VAN VOSS, wethouder van Open
bare Werken, deelt mede, dat wegens de hoogere loonen,
die kort geleden door de werklieden zijn bedongen, de
bouwkosten der 66 arbeiderswoningen pl.m. 20.000.
zullen stijgen, zoodat het voorschot met dit bedrag dient
te worden verhoogd. De rente van dit suppletoir voor
schot zal moeten worden gevonden uit verhooging van de
huurprijzen der woningen, welke verhooging ongeveer
30 of 35 cent per week zal bedragen. Het is mogelijk, dat
het suppletoir voorschot iets lager zal kunnen zijn, daar
het niet vaststaat, dat de aannemingssom der gebroeders
Verhoeven zal moeten worden verhoogd; deze toch heb
ben het werk onvoorwaardelijk aangenomen, hetgeen niet
het geval is met de overige aannemers.
Tevens deelt spreker mede, dat, waar de Regeering den
eisch heeft gesteld, dat zes woningen voor de Rijksambte
naren worden gereserveerd, Burgemeester en Wethou
ders het dienstig achten en het voorstel daartoe doen,
voor de gemeente-ambtenaren tien woningen op te
eischen. Dit laatste is reeds mondeling met het Bestuur
der vereeniging besproken.
De heer STEYAARD deelt mede, dat het bedrag van
20.000.z.i. te laag is en wel doordat in de hierom
trent gemaakte berekening eene fout schuilt, waarvan de
arbeiders de dupe zullen worden.
Ware spreker in de plaats van den heer Raats, als lid
van den Raad en Voorzitter van den R. K. Gildenbond,
dan zou hij tegen dit bedrag stemmen, daar het te laag is.
Verder heeft spreker bezwaar tegen de voorwaarde, dat
tien woningen ter beschikking van gemeente-ambtenaren
moeten blijven. De gemeente, zoo zegt spreker, is steeds
nalatig gebleven in het bouwen van woningen en door nu
tien woningen te reserveeren is de gemeente uit het
moeras, terwijl de wonignood voor de ingezetenen daar
door minder wordt verzacht. Spreker stelt daarom voor
niet meer dan vijf woningen voor de gemeente-ambtena
ren op te eischen.
De VOORZITTER herhaalt, dat dit aantal reeds in
overleg met het Bestuur der vereeniging is bepaald. Daar
het voorstel van het Dagelijksch Bestuur van de verste
strekking is, zal hij dit eerst in stemming brengen.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burge
meester en Wethouders aangenomen, waardoor het vol
gende besluit, dat voor de leden in concept heeft ter visie
gelegen, is vastgesteld.'
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen,
Gezien het verzoek van de R .K. Bouwvereeniging „St.
Benedictus", alhier, tot het aanvragen aan het Rijk van
een suppletoir voorschot van 22074.voor het bouwen
der 66 arbeiderswoningen,
HEEFT BESLOTEN:
overeenkomstig het verzoek van de Bouwvereeniging
„St. Benedictus" voornoemd, eene aanvrage tot het ver
krijgen van een suppletoir voorschot van 22074.aan
het Rijk in te dienen, evenv/el onder voorwaarde, dat
door de vereeniging tien woningen ter beschikking van de
gemeente zullen worden gesteld.
Gedaan ter openbare vergadering van den raad der ge
meente Roosendaal en Nispen, van den 30sten Juli 1920.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
IV. Verzoek van de R.K. Gleitenfokvereeniging, alhier,
om een subsidie uit de gemeentekas.
Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voor
lezing van het reqeust, waarna
De VOORZITTER den Wethouder van financiën ver
zoekt het advies van het Dagelijksch Bestuur aan de ver
gadering te doen kennen.
De heer BRAAT, wethouder van financiën, zegt, dat hij
het niet meer dan billijk vindt, als de subsidie wordt ver
leend. Immers zeer terecht wordt de geit de koe van den
arbeider en kleinen landbouwer genoemd, terwijl de groo-
tere boeren ook door de gemeente worden gesteund in
hun streven het ras van hun vee te verbeteren.
De heer ST EYAARD stelt voor de subsidie niet te ver-
leenen.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Steyaard dit voor
stel niet behoeft te doen. Wanneer hij tegen de subsidie
is, heeft hij slechts tegen te stemmen. Spreker acht het
van meer belang, als de heer Steyaard de motieven wilde
aangeven, waarom hij tegen inwilliging van het verzoek is.
De heer STEYAARD is van oordeel, dat te veel veree-
nigingen en het is nu weer een R.K. subsidie uit de
gemeentekas vragen en dat wil hij tegengaan. Indertijd
heeft de Raad de aanvrage om subsidie van den Roosen-
daalschen Bestuurdersbond en den R.K. Gildenbond af
gewezen; daarom gaat het toch zeker niet aan om eene
R. K. Geitenfokvereeniging subsidie te verleenen.
De heer JAC VOS kan zich zich uitstekend vereenigen
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en hij
juicht het toe, dat er eene vereeniging is opgericht, die
ten doel heeft de geitenfokkerij te bevorderen. Vooral in
dezen tijd van algemeene duurte acht spreker het noodig,
dat de werkende stand wordt gesteund bij het houden van
klein vee.
VERGADERING VAN 30 JULI 1920.
Besluit tot het verleenen van subsidie aan de B. K. Geitenfokvereeniging.
Verzoek om wijziging van artikel 30 der „Jaarwedderegeling van de ambtenaren ter secretarie".
De heer P. KONINGS is het geheel met den heer Jac.
Vos eens. Bovendien vindt hij het niet meer dan billijk,
dat een bond, die nuttig werk verricht, door de gemeente
wordt gesteund.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders voorstellen, over het loopende jaar eene sub
sidie van 100.te verleenen. Of voor het volgende jaar
al dan niet subsidie zal worden verleend, moet bij het
vaststellen der begrooting worden uitgemaakt. Daar er
stemmen tegen het voorstel zijn opgegaan, zal spreker het
in stemming brengen.
In stemming gebracht wordt het voorstel met 12 tegen
2 stemmen aangenomen.
Vóór stemden de heeren Jongeneelen, van Dorst, Raats,
Voeten, A. Vos, Kerstens, Jac. Vos, Braat, Konings, Ver-
heijen, Heerma van Voss en Valkenburg.
Tegen stemden de heeren Steyaard en Geerssen.
Y. Request van de heeren H. H. A. Schoonheyt en
J. J. M. Raaymaakers, ambtenaren ter Secretarie alhier,
houdende verzoek tot wijziging van artikel 30 der Jaar
wedderegeling van de ambtenaren ter secretarie.
De VOORZITTER zegt, dat in artikel 30 der jaarwed
deregeling van de ambtenaren ter secretarie staat: „De
ambtenaren mogen geen andere ambten of bedieningen
bekleeden of eenige winkelnering of eenig beroep of» be
drijf uitoefenen. Hiervan zijn uitgezonderd de ambten oi
bedieningen, die zij vervullen in Rijks-, Provincialen- of
Gemeentedienst, of die, waartoe zij door den Raad, Bur
gemeester en Wethouders of den Burgemeester worden
benoemd".
Waar het verbod in deze bepaling zoo scherp is neerge
legd, zoo zegt spreker, hebben Burgemeester en Wethou
ders niet kunnen besluiten, mede in verband met de sala
rissen, die thans aan het personeel worden toegekend,
den Raad voor te stellen afwijking van genoemd artikel
toe te staan. De Raad moet ook wel weten, dat de ambte
naren, die zich nu tot hem hebben gewend, slechts voor
boden zijn van verschillende andere, want genoemde ver
bodsbepaling geldt niet alleen voor de secretarie, doch
voor alle takken van dienst. Willigt hij het verzoek in,
dan kan de bepaling evengoed worden geschrapt of aan
Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid worden ge
geven ontheffing daarvan te verleenen, want die kunnen
meestal de al of niet wenschelijkheid daarvan beter be-
oordeelen dan de Raad.
Waar de ambtenaren zich beroepen op de instructie
voor het secretariepersoneel 1911, stelt spreker daar te
genover, dat die instructie reeds lang is vervallen, want
Burgemeester en 'Wethouders moeten de instructie op
bouwen op de jaarwedderegeling. Als dus in die jaar
wedderegeling eene bepaling i<* opgenomen tegenstrijdig
aan eene bepaling der instructie, is die laatste bepaling
toch zeker vervallen.
Spreker moet echter mededeelen, dat in het College van
Burgemeester en Wethouders geen eenstemmigheid be
staat omtrent het geven van advies aan den Raad.
De heer STEYAARD acht, hoewel door hem bij de
laatste vaststelling der loonen voorstellen zijn gedaan
deze nog belangrijk te verhoogen, de salarissen toch wel
van dien aard, dat het onnoodig is deze door bijbetrekkin
gen te verhoogen. Er zijn andere menschen genoeg, welke
die bijbetrekkingen beter kunnen gebruiken dan de amb
tenaren ter secretarie. Daarom stelt spreker dan ook voor
het verzoek voor kennisgeving aan te nemen.
De heer VERHEI JEN brengt naar voren, dat onder
scheid moet worden gemaakt tusschen de algemeene
strekking, die in het request ligt en het individueele. Reke
ning dient te worden gehouden met feiten en toesanden,
die bij het inwerkingtreden der verordening reeds beston
den en verkregen rechten dienen te worden gehandhaafd.
Bij het geven van zijne stem aan de „jaarwedderegeling"
heeft spreker gemeend, dat zij, die krachtens de vroegere
instructie verlof hadden nevenbetrekkingen te vervullen,
dit recht behielden; anders had naar zijne meening in de
nieuwe verordening eene bepaling moeten worden opge
nomen, die deze rechten uitdrukkelijk deed vervallen.
Verder acht spreker het van belang, dat onder de oogen
wordt gezien, dat de verordening ook verbiedt, dat door
leden van het gezin van een gemeente-ambtenaar betrek
kingen worden bekleed of een beroep of nering wordt uit
geoefend. Spreker zou gaarne zien, dat over het al of niet
handhaven dezer bepaling opnieuw door den Raad werd
beslist.
Wat het verzoek der ambtenaren aangaat, deelt spreker
mede, dat de rechten tot het bekleeden van nevenbetrek
kingen, die eenmaal zijn verleend, dienen te worden ge
handhaafd, terwijl hij er ook geen bezwaar inziet, dat aan
andere ambtenaren in het algemeen belang gelijke rech
ten worden toegekend.
De heer P. KONINGS zegt, dat hij er niet voor is, om nu
binnenkort de rechtstoestand der ambtenaren bij een
wet zal worden geregeld, voor den korten tijd, die voor
de inwerkingtreding daarvan nog zal verloopen de ambte
naren te dwingen hunne nevenbetrekkingen te laten varen,
temeer, waar er over de v/erkzaamheden der ambtenaren
nooit klachten zijn gekomen.
De heer HEERMA VAN VOSS vestigt de aandacht op
het feit, dat genoemde verbodsbepaling vooral is gemaakkt
om de ambtenaren onafhankelijk te doen blijven tegen
over het publiek en hunne collega's, die geen bij-
betrekkingen hebben. Hierin is dan ook vooral de reden
gelegen, waarom het Dagelijksch Bestuur den bestaanden
toestand met langer wil bestendigen. Toen de salarissen
te laag waren, hebben Burgemeester en Wethouders
de overtredingen van het verbod steeds door de vingers
gezien, doch nu de salarissen zoodanig zijn, dat de ambte
naren er behoorlijk van kunnen leven, achten zij zulks
met meer noodig. Spreker heeft indertijd zelf ondervond*?"
hoe er door ambtenaren, die bijbaantjes bekleeden, ge-
knoeid kan worden en geknoeid is. Teneinde dit tegen te
gaan en te beletten, dat de ambtenaren den belastingbe-
talende burgers concurrentie aandoen, dient nu het be
kleeden van bijbetrekkingen absoluut te worden verboden.
De heer BRAAT geeft den Raad in overweging de be
slissing omtrent dit punt aan te houden tot na de behan
deling van de wet op den rechtstoestand der ambtenaren.