2 VERGADERING VAN 30 APRIL 1920. Vaststelling notulen. Mededeeling proces-verbaal van kasopname. Beslissing omtrent onbewoonbaarverklaring van woningen. Benoeming van een hoofd der school te Nispen. stelling der notulen met deze correcties rekening te houden. In stemming gebracht worden deze notulen met 11 tegen 1 stem ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. Voor stemden de heeren Raats, van Dorst, Jongenee- len, Geerssen, K. van Wely, Valkenburg, A. Vos, van Gastel, Heerma van Voss, J. Vos en de Voorzitter, Tegen stemde de heer Voeten. De heeren Verheijen en de Bruyn stemden niet mede, daar zij in de vergadering van 20 Maart afwezig waren. II. Mededeeling van het i>roces-verbaal van kasopname by den Gemeente-Ontvanger. De VOORZITTER deelt mede, dat uit de op 14 April van dit jaar gedane kasopname blijkt, dat de ontvangsten bedroegen 1.001.456.60)£ de uitgaven 722.022.55)^, zoodat aan wezig was een batig saldo van ƒ279.434 05 Op voorstel van den Voorzitter wordt deze mededee ling voor kennisgeving aangenomen. III. Beslissing omtrent het al of niet onbewoonbaar verklaren van woningen. De heer HEERMA VAN VOSS, Wethouder van Open bare Werken, deelt mede, dat de Gezondheidscommissie gezeteld te Roosendaal, heeft geadviseerd, om eenige woningen, staande in een gang aan de Hoogstraat, alhier, toebehoorende aan den heer Lemmens, onbewoonbaar te verklaren. Spreker deelt mede, dat de staat, waarin de woningen verkeeren, het eigenlijk noodzakelijk maakt tot onbewoonbaarverklaring te besluiten, doch aangezien de slecht gehuisveste gezinnen daardoor zonder woning zou den komen, stellen Burgemeester en Wethouders voor, voorloopig niet op het advies in te gaan. Op verzoek van heer J. Vos geeft de secretaris voor lezing van het advies der Gezondheidscommissie. De heer VERHEIJEN acht het raadzamer de beslissing op het advies der Gezondheidscommissie te verdagen. Immers zal vermoedelijke onbewoonbaarverklaring den eigenaars der huizen een prikkel zijn om de woningen alsnog in bewoonbaren staal te brengen. Wordt het voor stel van Burgemeester en Wethouders aangenomen, dan moet, alvorens tot onbewoonbaarverklaring kan worden overgegaan, de Gezondheidscommissie opnieuw advies uitbrengen, terwijl, wanneer de beslissing op het advies wordt aangehouden, de raad kan ingrijpen, wanneer hij dit wil. De heer HEERMA VAN VOSS deelt deze meening niet, daar onbewoonbaarverklaring, in verband met de Huuropzeggingswet, eene welkome gelegenheid kan zijn, huizen tot pakhuis in te richten. Dit nu schijnt hier ook het geval te zijn, naar spreker heeft vernomen. De heer VERHEIJEN meent toch de voorkeur te moe ten geven aan zijn voorstel, daar de raad dan zonder nader advies, zoodra de woningbouw dit mogelijk zal hebben gemaakt, tot onbewoonbaarverklaring kan beslui ten, zoodat eene vlugge afwerking in ieder geval daar door in de hand wordt gewerkt. De heer HEERMA VAN VOSS kan zich nu met het voorstel van den heer Verheijen vereenigen. Ook de vergadering vereenigt zich zonder hoofdelijke stemming hiermede, zoodat het concept besluit, dat voor de leden ter visie heeft gelegen, in dien zin is gewijzigd. Het vastgestelde besluit luidt als volgt: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders dier gemeente, in verband met artikel 13, 2e lid der Wo ningwet, om met het oog op den in deze gemeente heer- schenden woningnood niet in te gaan op het advies der Gezondheidscommissie gezeteld te Roosendaal tot onbe woonbaarverklaring van woningen aan de Hoogstraat al hier, zulks in afwachting van de voorziening in den wo ningbouw, waarmede bereids een aanvang is gemaakt. HEEFT BESLOTEN: de beslissing omtrent de onbewoonbaarverklaring te ver dagen tot eenigermate in den woningnood in deze ge meente zal zijn voorzien. Gedaan in de openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, van den 30en April 1920 De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. A. W. BRAAT, w. V. IV. Benoeming van een hoofd der school te Nispen. Op de voordracht, die in alphabetische volgorde is op gemaakt, zijn geplaatst de heeren: L. F. Broos, onderwijzer aan school C te Roosendaal, P. H. J, M, Kuijstermans, onderwijzer te Breda, en P. A. Verbist, onderwijzer te Amsterdam. De uitslag der stemming is, dat in de bus zijn bevonden 14 geldige stembiljetten. Van de 14 geldige stemmen ver kreeg de heer Broos er 12, de heer Kuijstermans 1, en de heer Verbist 1, zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen is benoemd tot hoofd der school te Nispen, de heer L. F. Broos. Het volgende besluit is alzoo vastgesteld: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, Gezien de door Burgemeester en Wethouders en den Districtsschoolopziener opgemaakte voordracht ter benoe ming van een onderwijzer aan het hoofd der openbare school E voor uitgebreid lager onderwijs te Nispen d.d. 22 |April 1920, Gelet op artikel 29, le en 2e lid der wet tot regeling van het lager onderwijs, HEEFT BESLOTEN: met ingang van 1 Mei 1920 te benoemen tot onderwijzer met verplichte akte voor de Fransche taal en voor de VERGADERING VAN 30 APRIL 1920. Benoeming van een hoofd der school te Nispen. Beslissing omtrent de jaarwedde der wethouders en de presentiegelden van de leden van den Baad. Bequest der onderwijzeressen omtrent vergoeding van liandwerkonderwijs buiten de gewone schooluren. vrije- en ordeoefeningen der Gymnastiek, aan het hoofd van de openbare school E voor uitgebreid lager onder wijs te Nispen, den heer LUDOVICUS FRANCISCUS BROOS, geboren te Roosendaal en Nispen, den 11 den October 1890, thans onderwijzer aan school C, alhier, zulks op de bepalingen vervat in de bestaande of nader vast te stel len instructie voor het personeel, verbonden aan de open bare scholen voor lager onderwijs in deze gemeente. Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan den benoemde tot akte van aanstelling, aan den schoolopzie ner in het District Breda, aan den schoolopziener in het Arrondissement Roosendaal, en aan de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs in deze gemeente. Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, van den 30en April 1920 De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. A. W. BRAAT, w.V. V. Circulaire van Gedeputeerde Staten betreffende de jaarwedden der Wethouders en de presentiegelden van de Leden van den Raad. De VOORZITTER merkt eerst op, dat dit punt niet op de agenda zou zijn geplaatst, indien het vooruit bekend was geweest, dat hij de vergadering had moeten leiden. Nu het er echter eenmaal op voorkomt, zal hij het in be handeling brengen, en wel eerst de jaarwedde der Wet houders. Gedeputeerde Staten hebben deze jaarwedde in hun ontwerp besluit gesteld op 22%% van de minimum jaarwedde van den Burgemeester of 22%%0 van 6000 1350.Burgemeester en Wethouders stellen den Raad voor Gedeputeerde Staten te berichten, dat de Raad zich hiermede kan vereenigen. De heer VER.HEIJEN vindt dit bedrag eer te laag dan te hoog, in verband met de hooge eischen, die tegenwoor dig aan het wethoudersarabt worden gesteld. De vervul ling van dit ambt eischt thans zooveel tijd, moeite, ge degen studie en volhardende werkkracht, dat het niet meer als een bijbaantje is te beschouwen. Spreker wil zich echter, tenzij de vergadering hem wil steunen, be palen tot het kenbaar maken zijner meening in deze en zal overigens voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders stemmen, Thans wordt het voorstel van Burgemeester en Wet houders inzake de wethouderssalarissen zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De VOORZITTER memoreert nu, dat de raad bij de behandeling der begroeting reeds besloten heeft het pre sentiegeld der leden van den raad te verhoogen van 3.- w il 5'j~ per en per vergadering. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit besluit aan Gedeputeerde otaten mede te deelen. De heer VERHEIJEN wil het systeem, dat tot heden r/UirhjVVas ^9 de toekenning van het presentiegeld, behouden. Steeds werd een vast bedrag op de begrooting uitgetrokken en geheel onder de leden verdeeld in ver houding tot het aantal bijgewoonde vergaderingen. Spre ker acht dit een zachte drang om de vergaderingen bij le wonen. Verder meent hij, dat het uitgetrokken bedrag- vroeger ongeveer gelijk was aan het salaris van een wet houder, Spreker stelt dus voor dit systeem in zijn ge heel te behouden. Het presentiegeld van een lid dat steeds trouw de vergaderingen bijgewoond heeft, zal dan aanmerkelijk hooger zijn, dan van een lid, dat meermalen de vergadering verzuimde. De VOORZITTER voelt er meer voor, om, in navolging van andere gemeenten, het presentiegeld te bepalen op een vast bedrag per lid en per vergadering. De heer HEERMA VAN VOSS deelt mede, dat het de uedoelmg is aezelfdc regeling te doen gelden als vroeger doch alleen het bedrag te verhoogen van ongeveer drie gulden tot ongeveer vijf gulden. De heer VERHEIJEN merkt op, dat het voorstel dan niet goed is geformuleerd. De VOORZIJ 1 ER wijt dit aan de ongesteldheid van den Burgemeester, daar tengevolge daarvan het voorstel in de vergadering van het Dagelijksch Bestuur niet vol doende is besproken. De heer DE BRU1JN wil 85.—, zijnde 17 X ƒ5. per vergadering op de begrooting uittrekken en het oude systeem van verdeeling behouden. De VOORZITTER deelt mede, dat tusschen hem en den heer Heerma van Voss overeenstemming is verkregen. Voorgesteld wordt jaarlijks op de begrooting te plaat sen een bedrag van 15 X 17 X 5.1275.en dit in verhouding tot het aantal bijgewoonde vergaderin gen onder de leden te verdeelen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten in dezen geest aan Gedeputeerde Staten een voorstel te doen. VI. Request van dc Onderwijzeressen aan de Open bare Lagere Scholen, alhier, tot het indienen van een verzoek aan de Ivroon om vergoeding voor het onderwas in de Nuttige Handwerken huiten de gewone schooluren. De heer HEERMA VAN VOSS, Wethouder van onder wijs, deelt mede, dat de onderwijzeressen bij de oude verordening voor het geven van les in de nuttige hand werken 150.'s jaars ontvingen, terwijl dit bedrag in gevolge de nieuwe wet slechts 50.bedraagt. Ingevolge artikel 26 novies, tweede lid der wet kan de Kroon op voorstel van den Raad echter een hooger bedrag bepalen voor werkzaamheden buiten den gewonen schooltijd. Burgemeester en Wethouders stellen echter voor het verzoek eerst om advies in handen te stellen van de Com missie van Toezicht op het lager onderwijs, alhier. De heer VERHEIJEN meent, dat Burgemeester en Wethouders ingevolge een vroeger raadsbesluit alle stuk ken, die daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komen, in handen dienen te stellen van de betrokken commissie, vóór zij ter bespreking in den Raad worden gebracht. In dien een zoodanig raadsbesluit niet mocht bestaan, zou spreker willen voorstellen het alsnog te nemen. De heer HEERMA VAN VOSS zegt toe, dat zal wor den onderzocht, of zoo'n besluit genomen is, en indien zulks niet het geval is, zullen Burgemeester en Wethou-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 19