VERGADERING VAN 20 MAART 1920. omdat niet genoeg tijd was gegeven om ze te bestudeeren. Thans hebben zij dit wel kunnen doen en daarbij zijn zij tot de conclusie gekomen, dat de nieuwe regeling nog vrij on gunstig afsteekt tegen de regeling voor het Rijkspersoneel. Daarom geven zij Burgemeester en Wethouders in overwe ging deze regeling bij eventueele latere voorstellen tot voor beeld te nemen. Met enkele voorbeelden wil spreker aan- toonen, dat het gemeentepersoneel, vooral de arbeiders, nog zeer slecht wordt gesalarieerd. Zoo is het salaris van een klerk bij het Rijk 2700.—, hier 1600.—van een chef monteur 2700.— per jaar of 52.— per week, in Roosen daal 34.— per week, van een vakman met bijzondere kennis 2200.— per jaar of 41.— per week, hier 29.— per week, enz. Wat kindertoeslag betreft, zegt spreker, dat zij principieel tegen kindertoelagen zijn evenals tegen woningtoelage. Die toelagen moeten in het vast salaris worden opgenomen en dan moet ieder werkman, hetzij hij een groot of een klein gezin heeft, behoorlijk van zijn traktement kunnen leven. Ook voor het personeel ter secretarie zijn de loonen veel te laag. Het hoogste salaris van een commies is 2800.—, terwijl dit bij het Rijk /4500.— bedraagt. Een bevolkings agent in Amsterdam kan klimmen tot 43.— per week, hier maar tot 33.—. Verder zegt spreker tegen al die toelagen te zijn, die op het bij blaadje voorkomen en hij hoopt, dat Burgemeester en Wethouders deze bij eene volgende herziening zullen ver vangen door een vast bedrag, want nu is geen goed overzicht van de salarisregeling te krijgen. Ook zegt hij tegen het luiden der klokken te zijn bij een begrafenis. Dit dient alleen te ge schieden bij het uitbreken der revolutie. Ten slotte zegt hij, dat de sociaal-democraten voor de nieuwe voorstellen zullen stemmen, doch hij geeft Burgemees ter en Wethouders in overweging bij een volgende herziening de woning- en kindertoelage te doen vervallen, want er moet toch ook met de draagkracht der gemeente rekening worden gehouden en thans zouden Burgemeester en Wethouders, willen zij de gemeente-financiën zoo zuinig mogelijk beheeren, verplicht zijn zooveel mogelijk personeel zonder kinderen aan te stellen. Dit laatste geldt ook voor de hoofden der bedrijven. De heer Raats wil aan de hand van door het gemeentelijk Bureau voor de Statistiek te Amsterdam verzamelde cijfers de opmerking weerleggen, dat de levensstandaard aan het dalen zou zijn. Een arbeidersgezin had in 1911 wekelijks per hoofd noodig voor voeding 2.655, voor kleeding en schoeisel 0.75, voor andere benoodigdheden 2.44, alzoo in totaal ƒ5.846. In December j.1. waren deze bedragen respectievelijk 5.705, 2.15, 4.055 en 11.91, zoodat de kosten der voeding dus gestegen zijn met 114.9% en de totale gezinsuitgaven met 103.8 Uit een huishoudstaat van een werkman met vier kinderen beneden vijf jaar blijkt, dat de wekelijksche uitgaven voor voeding en kleeding 30.27 bedragen, terwijl de inkomsten in deze gemeente volgens de bestaande regeling 23.25 be dragen; bovendien zijn in den staat dan nog verschillende benoodigdheden weggelaten, die wel niet beslist noodzakelijk zijn, maar die toch heel goed in een arbeidersgezin kunnen worden gebruikt. Naar aanleiding hiervan geeft spreker den raad dan ook in overweging de voorstellen van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De heer Braat zegt te moeten opkomen tegen enkele ge zegdes van de heer Steyaard. Steeds toch stelt deze voor de loonen en uitkeeringen te verhoogen en vandaag wil hij, dat de gemeente rekening zal houden met hare geldmiddelen en uit een oogpunt van zuinigheid personeel in dienst moet nemen zonder kinderen, omdat hier kindertoelage wordt toegekend. Spreker vindt het dienstig in verband hiermede te wijzen op Frankrijk, waar men alleen van een groot kinder tal heil en redding verwacht. De heer J. Vos wijst er op, dat op 14 Augustus j.1. de loonen pas zijn herzien en hij verwachtte dan ook, dat geen nieuwe voorstellen meer zouden worden gedaan, voor de Staatscommissie haar taak had volbracht. Als de voorstel len dier commissie spoedig te wachten zijn en de Raad de loohen thans nog onvoldoende vindt, stelt spreker, evenals in de vorige vergadering, eene tijdelijke verhoogirig voor, omdat hij een prijsdaling van verschillende levensmiddelen verwacht, terwijl de belasting voor sommige categorieën van ingezetenen ondraagbaar dreigt te worden. De heer van Gastel zegt door hetgeen de vorige sprekers naar voren hebben gebracht tot de overtuiging te zijn ge komen, dat de loonen in Roosendaal te laag zijn en zal daarom vóór de voorstellen stemmen. De Voorzitter sluit de discussies, doch wil als voorzitter ook zijne meening omtrent het punt aan de orde kenbaar maken. De beslissing, die in de vorige vergadering omtrent de voorstellen van Burgmeesters en Wethouders is gevallen, heeft spreker ten zeerste verbaasd en het spijt hem, dat het gemeentepersoneel daarom een request heeft moeten indie nen. Misschien was hij toen de leiding der vergadering kwijt, maar dan zal hij nu die fout herstellen. De begrootingscom- missie oordeelde verhooging der loonen dringend noodzake lijk, de raad vereenigde zich bij acclamatie met dit oordeel en droeg daardoor Burgemeester en Wethouders op voorstellen tot salarisherziening in te dienen. Burgemeester en Wethouders stelden voor alle rangen en functies eene ongeveer gelijke verhooging van 15 a 16 voor, zoodat de bestaande ver houdingen behouden bleven. In de vergadering van 14 Augustus 1919 heeft spreker gezegd, dat Burgemeester en Wethouders geen nieuwe voorstellen meer zouden doen, vóór dit noodig zou zijn geworden door het werk der Staats commissie, tenzij de raad hun opdracht tot het ontwerpen van een salarisherziening zou geven. Dit nu heeft de raad gedaan in de vergadering van 30 December, waarvan de notulen zooeven zijn gearresteerd. Tot den heer Vos wil spreker zeggen, dat hij deze verhoo ging, evenals het personeel ook in zijn request doet uitkomen, als eene tijdelijke beschouwt in verband met de voorstellen der Staatscommissie, die binnen korten tijd zijn te wachten. Hij oordeelt die verhooging echter nog noodig, omdat het toch mi'nstens 1921 zal worden, vóór de voorstellen dei- Staatscommissie tot wet zullen zijn verheven, ook al zouden zij nog deze maand worden ingediend. Wat de hoegrootheid van het percentage betreft, zegt spreker, dat daaromtrent in het College van Burgemeester een compromis is getroffen, en op de opmerking van den heer Steyaard, dat de loonen nog te laag zijn, kan hij ant woorden, dat naar zijne meening, de salarissen eer te laag dan te hoog zijn te noemen, doch ter wille der homogeniteit in het College van Burgemeester en Wethouders heeft hij water in zijn wijn moeten doen. Hen, die principieel tegen woning- en kindertoelage zijn, is het gemakkelijk gemaakt hunne stem uit te brengen, want die staan, onafhankelijk van de beslissing, die op het request van het personeel wordt genomen, reeds vast. VERGADERING VAN 20 MAART 1920. Aan hen, die de verhoogingen te groot vinden, zegt spreker, dat eene verhooging van 15 waarlijk niet overdreven is- te noemen, want de laagste duurtetoeslag, die hier werd toe gekend, bedroeg 20 en feitelijk is deze verhooging dan ook niets meer dan een duurtetoeslag. Hij hoopt, dat de raad op zijn besluit van de vorige ver gadering zal terugkomen, want het was toen zelfs noodig te bepalen, dat geen der in dienst zijnde ambtenaren, beambten en werklieden in salaris mocht achteruitgaan. Zij, die echter nog in dienst zullen komen, of gaan trouwen, ondervinden wel degelijk het nadeel van de beslissing, die toen is gevallen. Een politieagent b.v., die dezer dagen is gehuwd, krijgt slechts 130.— woningtoelage per jaar, terwijl bij de oude verordening de woningtoelage ƒ156.— 'sjaars bedroeg. In dien het verzoek van het personeel wordt ingewilligd, is het aanbrengen van eene dergelijke correctie niet meer noodig, want het personeel gaat blijkens hunne onderteekening van het request unaniem accoord met de voorstellen van Burge meester en Wethouders zonder dat daarin eenige wijziging wordt gebracht of eenig correctief daaraan wordt toegevoegd. Nu zal hij de voorstellen tot salarisherziening, die op 26 Januari j.1. aan den raad zijn aangeboden en in de vergade ring van 30 Januari door spreker zijn toegelicht en aange vuld, in haar geheel in eens in stemming brengen. De heer Steyaard vraagt, of het losse personeel ook het salaris ontvangt, zooals thans wordt voorgesteld, waarop de Voorzitter antwoordt, dat het z.g. los-vaste personeel de zelfde loonen krijgt, als het vast aangestelde, doch, dat voor hen, die bij wijze van werkverschaffing in dienst worden ge nomen, een afzonderlijke regeling wordt getroffen. De heer van Gastel vraagt, hoe het mogelijk is, dat de politieagent, die de Voorzitter zoo juist als voorbeeld aan haalde, minder salaris krijgt dan bij de oude regeling, waarop de voorzitter meedeelt, dat het correctief alleen gold voor personeel, dat reeds in dienst en ook reeds gehuwd was. Thans worden de voorstellen van Burgemeester en Wet houders in stemming gebracht en ongewijzigd met 10 tegen 3 stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren Braat, A. Vos, Heerma van Vos, van Gastel, K. van Wely, Raats, Valkenburg, Steyaard, Geerssen en van Dorst. Tegen stemden de heeren J. Vos, Voeten en Jongeneelen. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor het verhoogde salaris, dat thans voor den boekhouder der gasfabriek is vastgesteld, ook over het jaar 1919 aan dien ambtenaar toe te kennen, daar deze ook in dat jaar de boek houding van het electrisch bedrijf zonder eenige belooning heeft bijgehouden; de verhoogde woning- en kindertoelage zullen voor hem echter pas ingaan op 1 Januari 1920. Zonder hoofdelijke stemming keurt de vergadering dit voorstel goed. De salarissen van het gemeentepersoneel zijn nu als volgt geregeld Verz oek van het gemeentepersoneel om aanneming van de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde salarisherziening. Besluit tot herziening van de jaarwedden en belooningen van de ambtenaren, beambten en werklieden in gemeentedienst.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1920 | | pagina 12