VERGADERING VAN 30 DECEMBER 1919.
Benoeming van de leden der commissie voor de bedrijven en der commissie voor openbare werken, voor het
dienstjaar 1920. Benoeming van een lid van het Burgerlijk Armbestuur. Request van den R. K. Bond van
Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden, alhier, inzake Winkelsluiting op Zondag.
De uitslag der stemming, gehouden ter verkiezing van een
derde lid is als volgt: In de bus werden bevonden 14 gel
dige stembiljetten. Op den heer E. van Wely waren uitge
bracht 5 stemmen, op den heer K. van Wely 4, op den heer
Voeten 2, en op ieder der heeren Jac. Vos, Valkenburg en
Steyaard 1 stem.
Daar niemand de volstrekte meerderheid van stemmen
heeft verkregen, wordt overgegaan tot een tweede vrije
stemming. Hiervan is de uitslag, dat 14 geldige stemmen
werden uitgebracht, waarvan 9 op den heer E. van Wely,
2 op den heer K. van Wely en 1 op ieder der heeren Jac.
Vos, Valkenburg en Steyaard, zoodat met volstrekte meer
derheid van stemmen is gekozen en mitsdien benoemd tot
lid der commissie voor de bedrijven de heer E. H. M. v. Wely.
De Voorzitter: Thans stel ik voor over te gaan tot de
benoeming van de leden der Commissie voor Openbare
Werken. Aan de beurt van aftreding is de heer J. v. Gastel.
Ik stel voor tot benoeming over te gaan.
De uitslag der gehouden stemming is, dat in de bus
werden bevonden 14 geldige stembriefjes. De heer v. Gastel
verkreeg 11, de heer Voeten 2 en de heer Steyaard 1 stem,
zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen is gekozen
en mitsdien benoemd de heer J. A. C. v. Gastel, aftredend lid.
Thans wordt overgegaan tot benoeming van een lid ter
voorziening in de vacature-Valkenburg. Hierbij werden uit
gebracht 14 geldige stemmen, waarvan 11 op den heer
Valkenburg en 1 op ieder der heeren Jac. Vos, Voeten en
Steyaard, zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen is
gekozen en mitsdien benoemd de heer C. A. Valkenburg,
aftredend lid.
De uitslag der stemming gehouden ter verkiezing van een
derde lid is als volgt: Uitgebracht werden 14 geldige stem
men, waarvan 5 op den heer Jac. Vos, 5 op den heer Voeten,
3 op den heer K. van Wely en 1 op den heer Steyaard.
Daar niemand de volstrekte meerderheid van stemmen
heeft verkregen, wordt tot een tweede vrije stemming over
gegaan. Hierbij werden 14 geldige stemmen uitgebracht,
waarvan 5 op den heer Jac. Vos, 5 op den heer Voeten, 3
op de heer K. van Wely en 1 op den heer Steyaard.
Daar nog niemand de volstrekte meerderheid verkreeg,
wordt eene herstemming gehouden tusschen de heeren Jac.
Vos en Voeten, die zich daarbij van medestemmen onthou
den. Van de 12 geldige stemmen verkreeg de heer Jac. Vos
er 7 en de heer Voeten 5, zoodat is benoemd tot lid der
commissie voor openbare werken de heer Jac. Vos.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben
een beetje in twijfel wat betreft die commissie voor de
reclames van den hoofdelijken omslag.
De Voorzitter: Die benoeming komt straks in de geheime
zitting. Die moet heden ook benoemd worden volgens het
nieuwe reglement.
De heer E. van WelyDan moet men de leden der oude
commissie maar weer herbenoemen.
De Voorzitter: Ik moet volgens de verordening handelen.
Aan de orde is nu
IV. Benoeming van een lid van het Burgerlek Armbestuur.
De Voorzitter: U weet, dat volgens de bepalingen van
het reglement, het Burgerlijk Armbestuur eene aanbeveling
aan Burgemeester en Wethouders heeft in te dienen. Door
het Burgerlijk Armbestuur wordt aanbevolen als eerste
candidaat de heer Verheijen, aftredend lid, en als tweede
candidaat de heer M. P. M. van den Biggelaar, industrieel.
Burgemeester en Wethouders hebben ingevolge deze aan
beveling eene voordracht opgemaakt onder dagteekening van
20 dezer en als eerste candidaat daarop geplaatst den heer
J. Verheijen, aftredend lid, en als tweede candidaat den heer
M. P. M. v. d. Biggelaar.
De stemming moet over deze personen geschieden; het
is eene voordracht, daar mag niet van worden afgeweken.
De uitslag der gehouden stemming is, dat in de bus
werden bevonden 14 stembriefjes, waarvan 3 blanco.
Van de 11 geldig uitgebrachte stemmen verkreeg de heer
Verheijen 8 en de heer M. P. M. v. d. Biggelaar 3 stemmen,
zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen werd gekozen
en mitsdien benoemd tot lid van het Burgerlijk Armbestuur
de heer J. Verheijen, aftredend lid.
V. Request vaa den R. K. Bond van Handels-en Kantoor
bedienden alhier, inzake winkelsluiting op Zondag.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Naar aanleiding van eene
in een vroegere vergadering gevallen beslissing meenen
Burgemeester en Wethoudets zich van het doen van eenig
voorstel te moeten onthouden en de beslissing over dit nader
ingekomen adres geheel aan het oordeel van de vergadering
over te moeten laten.
Wenscht de vergadering, dat de verplichte winkelsluiting,
nog voor de in werking treding van de betreffende wet, zal
geschieden, dan zullen Burgemeester en Wethouders zich
beijveren U in de eergtvolgende vergadering eene concept
verordening aan te bieden, waarin verplichte winkelsluiting
wordt vastgelegd. Denkt de Raad er anders over, en wenscht
hij, zooals hij in eene vorige vergadering heeft te kennen
gegeven, te wachten tot de verplichte winkelsluiting bij de
wet zal zijn ingevoerd, dan behoeven wij ons daarmede
niet onledig te houden. Ik zou de vergadering willen voor
stellen te beslissen, of zal worden afgewacht de wettelijk
verplichte winkelsluiting, dan wel, of thans reeds zal worden
overgegaan tot invoering eener verplichte winkelsluiting.
De heer Valkenburg: Mijnheer de Voorzitter! Volgens
het R.K. gemeenteprogram dient de winkelsluiting te worden
ingevoerd. Ik ben er dus vanzelf voor. Het beste zal zijn,
dat er over gestemd wordt door de vergadering.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Daar grootere
gemeente als Breda en Bergen op Zoom
De Voorzitter: Bergen op Zoom is geen grootere gemeente
dan Roosendaal.
De heer Braat: Ik zeg, waar deze gemeenten niet tot
winkelsluiting overgegaan zijn, is het voor ons zeer moeilijk
dit wel te doen, ten eerste, omdat de nieuwe Zondagswet
toch op komst is en ten tweede, omdat Roosendaal meer
dan andere plaatsen eene landbouwende bevolking heeft,
welke hier 's Zondags naar de kerk komt en dientengevolge,
om zoo te zeggen, genoodzaakt is op dien dag bij de
3
VERGADERING VAN 30 DECEMBER 1919.
Request van den R. K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden alhier, inzake winkelsluiting
op Zondag. Mededeeling van ingekomen stukken. (Verzoek van het Raadslid Steyaard
om inzage van de notulen der besloten vergadering van 30 Augustus 1919
winkeliers aan te gaan. Dat is voor die menschen eene be
hoefte en wanneer de nieuwe Zondagswet komt, waardoor
die gelegenheid niet meer zal bestaan, zal dat voor hen een
zeer groot ongerief zijn. Maar daarbij komt, dat, wanneer
Breda en Bergen op Zoom niet sluiten, het voor onze ge
meente een groot nadeel zal zijn, want dan gaan die men
schen en buitenwonenden naar die plaatsen.
In Breda zijn de winkels om 5 uur gesloten, in Bergen
op Zoom om 2 uur en ik geloof, dat de meeste hier gesloten
zijn om 12 uur. Ik zou dus nu de Zondagswet op komst is,
daarop wachtenwij kunnen dan nog maar zien. Op 't oogen-
blik doen sluiten, zoolang de andere genoemde plaatsen het
niet doen, waardoor de landbouwende bevolking zooveel
ongerief zou worden veroorzaakt wat niet noodzakelijk is,
zou ik niet doen.
De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Ik gevoel
heel veel voor verplichte Zondagsluiting, maar ik vind het
niet zoo urgent om die in te voeren, vóór dat hij wettelijk
verplicht zal zijn. Ik ben er voor om af te wachten, totdat
ze wettelijk verplichtend zal worden gesteld voor iedere
gemeente.
De heer Valkenburg: Mag ik den heer Braat opmerken,
dat in de arbeidswet-Aalberse niet bepaald is, dat de wet
telijke rustdag zal vallen op Zondag. Er wordt alleen in
gezegd, ik meen in artikel 49, dat de wettelijke rustdag
voor kantoorpersoneel moet bedragen 36 uur en voor win
kelpersoneel 32 uur, maar die behoeft niet te vallen op
Zondag. Dus als de gemeente geen verordening maakt, die
Zondagslutting difinitief vaststelt, dan zal eventueel niet
voorkomen kunnen worden, dat die Zondagsrust niet op
Zondag wordt bepaald.
De heer Braat: Dat ligt toch voor de hand!
De heer Valkenburg: Dat ligt wel voor de hand, maar
de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het niet zal gebeuren
derhalve is het beter, dat er eene gemeentelijke verordening
zal komen, die dat vastlegt.
De heer Raats: Mijnheer de Voorzitter! In tegenstelling
met hetgeen de heer Braat omtrent dit punt naar voren
brengt, kan ik ook in aansluiting met hetgeen door den heer
Valkenburg wordt gezegd, medegaan met diens voorstel om
vóórdat de wettelijke regeling als zoodanig van kracht wordt,
eene gemeentelijke verordening in het leven te roepen. Er
wordt door den heer Braat wel gezegd, dat de landbouwende
bevolking er zeer veel ongerief van zal ondervinden, maar
Mijnheer de Voorzitter, dan ligt het toch op haar weg,
wanneer die plaatselijke verordening is in het leven geroepen,
of, wanneer de Zondagswet in werking treedt, om zich
daaraan aan te passen. Daarom juist te meer ben ik het
volkomen eens met den heer Valkenburg om alsnog dit punt
in stemming te brengen.
De Voorzitter: Dat zal ik wel doen, ik ben niet anders
van plan.
De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben het
volkomen eens met den heer Braat. Ik kom van buiten en
ken de toestanden van buiten, en weet heel goed, dat de
boerenmenschen zich niet houden aan den achturigen werk
dag, maar dag en nacht werken en wanneer zij naar de kerk
gaan dan tevens de noodige winkelwaren naar huis mede-
nemen. Het is zeer juist, wat de heer Braat zegt; ik ken
menschen in de naaste omgeving, die naar Bergen op Zoom
gaan, omdat zij meenen, dat het daar goedkooper is en ik
weet, dat het voor landbouwers en buitenmenschen een
groot ongerief is, wanneer zij de plaats bezoeken op Zondag,
dan tevens niet de winkelwaren mede naar huis kunnen
nemen.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan
heel goed met den heer Jac. Vos medegaan. Ik ben geheel
van oordeel, dat het in Roosendaal niet van pas komt. In
Roosendaal, dat zoo uitgestrekt is, is het voor de menschen,
die buiten wonen, onmogelijk om door de week inkoopen
te doen.
De Voorzitter: Wanneer niemand meer het woord ver
langt, zal ik in stemming brengen het verzoek van den
R.K. Bond van Handels- en Kantoorbedienden om tot directe
invoering van verplichte winkelsluiting over te gaan, d.w.z.
ik zal bij stemming doen uitmaken, of Burgemeester en Wet
houders in de eerstvolgende vergadering eene verordening
moeten voordragen.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Is het
eene stemming om definitief te sluiten
De Voorzitter: Neen, daar komt dan eene verordening voor.
In stemming gebracht wordt het verzoek van den R.K.
Bond van Handels- en Kantoorbedienden met elf tegen drie
stemmen verworpen.
Tegen stemden de heeren Verheijen, E. van Wely, Van
Dorst, A. Vos, Braat, Van Gastel, De Bruijn, Heerma van
Voss, K. van Wely, Voeten en Jac. Vos.
Vóór stemden de heeren Valkenburg, Raats en Geerssen.
De Voorzitter: Derhalve heeft de Raad besloten omniet
tot directe winkelsluiting over te gaan, maar hiermede te
wachten tot deze wettelijk zal zijn geregeld.
VI. Mededeeling van ingekomen stukken.
De Voorzitter: Ik heb de vergadering mede te deelen,
dat zijn ingekomen
1°. Verzoek van den Nederlandschen Bond van Gemeente
ambtenaren, Afdeeling Noordbrabant, d.d. 5 November 1919
om voor de ambtenaren ter secretarie het drie kwart stelsel
in te voeren.
2°. Dankbetuiging van de Vereeniging „Ons Middelbaar
Onderwijs in Noordbrabant" d.d. 17 November 1919, No.
1332, voor de haar toegekende subsidie.
3°. Verzoek van den Nederlandschen Bond van Gemeente
ambtenaren, d.d. 1 December 1919, om eene maand extra
salaris uit de keeren aan de gemeente-ambtenaren.
Deze brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
4°. Verzoek van den heer A. B. K. Steyaard, d.d. 7 De
cember 1919, om inzage te mogen nemen van de notulen
der geheime Raadszitting van 30 Augustus 1919.
De \oorzitter: Mijne Heeren! Ik stel voor dit verzoek in
comité-generaal te behandelen. Het spijt mij, dat de heer
Steyaard niet aanwezig is. Het blijkt duidelijk, dat de Com
missaris der Koningin, tot wien hij zich tenslotte gewend
heeft, het Dagelijksch Bestuur en den Secretaris geheel in
het gelijk heeft gesteld, en alleen de leden van den Raad
inzage mogen hebben van de notulen der geheime verga-