18 VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919. Behandeling der gemeentebegrooting 1920. (Besluiten tot het verleenen van subsidie aan „de Unie" en de R.K. Jongenspatronaten. De inwoners die weg zijn, kan ik trouwens ook niet meer helpen. Wanneer U meent, dat voorstel te moeten doen, zal ik vragen, of dit voorstel, zooals het gedaan wordt, onder steund wordt. De heer Geerssen ondersteunt het voorstel. De VoorzitterNiet voldoende ondersteund zijnde, kan het verder geen punt van behandeling uitmaken. Heeft U nog meer voorstellen te doen? De heer SteyaardNeen, ik heb wel eene vraag tot U te richten. De VoorzitterDat kunt U straks na de vergadering doen De heer SteyaardEene vraag naar aanleiding van de gemeentebegrooting. De VoorzitterBij de algemeene beschouwingen hadt U die vraag moeten stellen. Dat ligt op den weg van iemand, die algemeene beschouwingen houdt! De heer SteyaardDat was mij onbekend. De VoorzitterIk dacht, dat U met alles nog al op de hoogte was. U heeft ons zooveel verwijten naar het hoofd gegooid, dat ik meende, dat U met alles op de hoogte was. Anders moet U geen verwijten doen, want dan zouden het wel eens verwijten kunnen zijn, die als stommiteiten zijn te betitelen. De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou er erg voor zijn, dat onder Hoofdstuk II, Afdeeling I, werd bepaald, dat een plaatsvervangend wethouder zal worden benoemd. De gemeente wordt zoo groot, zij telt reeds meer dan 20.000 inwoners en feitelijk zou er overeenkomstig de gemeentewet hier een officieel plaatsvervangend wethouder moeten zijn. Wanneer de een of ander ziek is, kan het Dagelijksch Bestuur niet vergaderen, zonder dat er een plaatsvervanger is. De Voorzitter: U behoeft geen plaatsvervangend wet houder te benoemen, tenzij Burgemeester en Wethouders een voorstel doen. Ik weet niet, of wij in de termen vallen, maar in dat geval kunt U het voorstel doen. Alleen in geval van ziekte kunt U een plaatsvervangend wethouder benoe men, maar die ziekte moet er dan ook zijn. Wanneer U het voorstel doet, kunt U het buiten de begrooting doen, dan zal ik het eene volgende vergadering in behandeling brengen. Thans is nog ingekomen een verzoekschrift van de Konink lijke Harmonie „Unie" tot verkrijging eener subsidie van 200.-. Wanneer niemand daaromtrent het woord verlangt, zal ik het verzoek van de „Unie" om 200.— voor 1920 op de begrooting te brengen, in stemming te brengen. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Bij het bepalen van de subsidie voor de Koninklijke Harmonie „Vlijt en Volharding", welke gebracht is van 400.— op 1000.— en daarbij vier jaar lang nog een bedrag van 725.—, heb ik voor mij gemeend, dat aan de muziek in Roosendaal voldoende ondersteuning wordt gegeven, en nu wij in dezen Raad hebben beleefd, dat aan eene vereeniging als de Gil denbond geen subsidie wordt gegeven, kan ik mij moeilijk voorstellen, dat de Raad zou kunnen besluiten, subsidie te geven aan eene vereeniging, die in geen geval kan staan tegenover den Gildenbond, wat het algemeen belang aangaat. De heer Heerma van VossMijnheer de Voorzitter! De heer Braat heeft daareven terecht gezegd, dat bij de behan deling van de aanvrage van „Vlijt en Volharding" de subsidie van de Koninklijke Harmonie „Unie" is geschrapt. Door de vergrooting van de aanvrage van de „Vlijt" is de Harmonie „Unie" in het gedrang gekomen en daar was ook eenigszins reden voor, volgens mijn idee, omdat de „Unie" als harmonie niets praesteert. Waar wij nu echter uit het request van die vereeniging hooren, dat zij alles doet wat zij kan, en daar zijn wij van overtuigd, om de inwoners van Roosendaal te laten genieten, en gelegenheid te geven om hun kunstzin te voldoen, wanneer wij daarenboven zien, dat de vereeniging zich ook zeer nuttig maakt ten opzichte van andere vereeni- gingen, die geen behoorlijk onderdak hebben, door tegen eene kleine vergoeding hunne voorstellingen of wat zij willen geven, in hare zaal te laten uitvoeren, daar komt het mij gewettigd voor die kleine subsidie aan de „Unie" wel te geven en daarom zal ik er mijne stem ook aan geven. De Voorzitter: Verlangt iemand over het verzoek van de Koninklijke Harmonie „Unie" stemming? De heer Valkenburg: Ja, Mijnheer de Voorzitter! In stemming gebracht wordt het voorstel tot toekenning eener subsidie van 200.aan de „Unie" met 11 tegen 5 stemmen aangenomen. De heeren De Bruyn, K. van Wely, Van Dorst, E. van Wely, Heerma van Voss, Van Gastel, Voeten, Jongeneelen, Steyaard, Geerssen en Verheijen stemden vóór en de heeren A. Vos, Jac. Vos, Valkenburg, Braat en Raats stemden tegen het voorstel. De Voorzitter: Mijne Heeren! Er is nog ingekomen een verzoek van de vereeniging Het Belgisch Trekpaard. De subsidie is bereids op de begrooting gebracht en goed gekeurd, derhalve behoeft dit verzoek niet weder in behan deling te komen. Nu heb ik nog een verzoek van de R.K. Jongenspatronaten om eene subsidie voor ieder pratonaat van 250.Al die stukken zijn, ik wensch dit de vergadering mede te deelen, te laat ingekomen. Verlangt iemand stemming over het verzoek van de direc teuren der patronaten? De heer SteyaardJa, Voorzitter. De heer K. van Wely verlaat de vergaderzaal. In stemming gebracht wordt het verzoek van de directeuren van de Jongenspatronaten van de parochie van St. Jan en St. Antonius om aan elk patronaat eene subsidie van 250. toe te kennen met 12 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemden de heeren: Van Gastel, Voeten, Jongeneelen, Braat, Verheijen, Raats, Dé Bruyn, A. Vos, Van Dorst, E. v. Wely, Jac. Vos en Valkenburg. Tegen stemden de heeren: Steyaard, Geerssen en Heerma van Voss. De Voorzitter: Nu ga ik over tot behandeling der be grooting der inkomsten. INKOMSTEN. Hoofdstuk IV, Afdeeling II, artikel 3. Rapport der Commissie. Bij de behandeling van dezen post vestigt men er de VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919. Behandeling der gemeentebegrooting 1920. aandacht op, dat, naar het schijnt, de verordening regelende de belasting op openbare vermakelijkheden op ruime schaal ontdoken wordt. Hel is voor de hand liggend, dat bij gebrek aan controle de ontduiking steeds meer en meer voortwoekert, zoodat, behalve de immoreele werking, welke van niet hand having eener verordening het gevolg is, tevens een beduidend financieel nadeel voor de gemeente hieruit moet voortspruiten. De Commissie kan zich ten volle met deze opmerking vereenigen. Zij zou dan ook gaarne zien, dat de controle, welke voorzoover zij kon nagaan thans ongeveer nihil is, in die mate werd verscherpt, dat ontduiking der verordening zoo goed als uitgesloten zij. De Commissie stelt zich voor, dat deze controle op betrekkelijk weinig kostbare wijze ware in te voeren door deze tegen redelijke belooning aan reeds in dienst zijnd personeel b.v. de bevolkingsagenten op te dragen. Tenslotte zag de Commissie nog gaarne de mogelijkheid onder de oogen of verscherping der controle niet tot het resultaat zoude kunnen leiden, dat opvoering van het be lastingpercentage tot 20 °/0 daardoor achterwege konde blijven. Het verdient haar inziens wel overweging om de toch niet al te ruime gelegenheid tot ontspanning door te zware belasting niet vrijwel of geheel onmogelijk te maken. Antwoord van Burgemeester en Wethouders. Met de door de Commissie te kennen gegeven meening, dat eene verscherping van de controle op de inning van de belasting op openbare vermakelijkheden noodig is, kunnen wij ons vereenigen. Wij kunnen de toezegging doen, dat de verscherpte controle door den Burgemeester aan speciaal daartoe aangewezen beambten van politie zal worden op gedragen. Waar er gevraagd wordt, of verscherping der controle tot resultaat zou kunnen hebben, dat opvoering van het be lastingpercentage tot twintig procent achterwege zou kunnen blijven, meenen wij er op te moeten wijzen, dat verdub beling van belasting door ons vooral wordt voorgesteld, omdat wij van oordeel zijn, dat het houden van openbare vermakelijkheden het belastingobject bij uitnemendheid is. Van den anderen kant meenen wij niet zoodanige verzwaring van belasting te hebben voorgesteld, dat gelegenheid tot ontspanning onmogelijk zou worden gemaakt. De Voorzitter: Kan de vergadering zich vereenigen met het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de be merking van de Commissie? Heeft daar niemand bezwaar tegen? Niemand? Dan is het aangenomen. Naar aanleiding van de door Uwe vergadering genomen beslissingen dienen dus de navolgende wijzigingen in de door Burgemeester en Wethouders aangeboden begrooting worden aangebracht. UITGAVEN. Te brengen op Hoofdstuk II onder artikel 26 een post voor: Belooning van den Secretaris van de Commissie van Open bare Werken 150. Te verhoogen den post op Hoofdstuk VIII, Afdeeling I, artikel 1 voor belooning der vakonderwijzeressen in de nuttige handwerken met 200.— Te brengen op Hoofdstuk VIII, Afdeeling II, artikel 10, een post voor subsidie van de Mid delbare Handelsschool te Bergen op Zoom 100. Te verhoogen den post op Hoofdstuk VIII, Afdeeling III, artikel 8 b, subsidie voor muziek korpsen met ƒ200.voor subsidie aan de „Unie" 200. Te schrappen onder Hoofdstuk XIV, artikel 10, den post van 500.— voor subsidie aan den R.K. Gildenbond en daarvoor in de plaats te stellen een post van 500.wegens subsidie aan de R.K. Jongenspatronaten 500. Af te voeren den post van 100.onder Hoofdstuk XIV, artikel 18, voor subsidie voor den Ned. Volkszangbond 100. Te verhoogen den post op Hoofdstuk XV, artikel 1, der onvoorziene uitgaven met het oog op de voeding en kleeding van schoolgaande kinderen, met 3500. Te verminderen den post op Hoofdstuk XV, artikel 2, der onvoorziene uitgaven, met 450. Te brengen op Hoofdstuk XVI, artikel 10 b, voor uitvoering van buitengewone werken 105000. en op Hoofdstuk XVI, artikel 11, voor kosten van het Levensmiddelenbedrijf 23000.— Verder stellen Burgemeester en Wethouders voor inge volge van Gedeputeerde Staten ontvangen circulaire te ver minderen de posten op de artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 van Hoofstukll, respectievelijk met 2250.1200.3150. 1060.en 595.en te verhoogen den post op Hoofd stuk XV, artikel 1, der Onvoorziene Uitgaven met het totaal dier sommen, n.1. 7255. Verder dient ingevolge de vorenstaande wijzigingen onder ONTVANG STEN verhoogd te worden de post op Hoofdstuk IV, Afdeeling II, artikel 1, Hoofdelijke Omslag, met 3500.— en op Hoofdstuk VII, artikel 3, de Opbrengst van geldleeningen voor buitengewone uitgaven, met 128000. Naar aanleiding dezer wijzigingen zal de post voor Hoofdelijken Omslag derhalve bedragen ƒ413000. Artikel 1 der Onvoorziene uitgaven 13255. Artikel 2 der Onvoorziene uitgaven 3439.69 terwijl de begrooting in ontvangsten en uitgaven totaal zal bedragen 894,009.53 131,500.1,025,509.53. Ik stel voor de begrooting 1920 in Ontvangsten en Uit gaven vast stellen op een bedrag van 1,025,509.53. Verlangt iemand stemming hierover? Niemand? Dan is de gemeente-begrooting voor het jaar 1920 op deze be dragen vastgesteld. Thans ga ik over tot de vaststelling der begrootingen der gemeente-instellingen, op de eerste plaats van het gemeente gasbedrijf.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 83