VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919. Behandeling der begrooting 1920. (Subsidies Gildenbond en Bestuurdersbond. Subsidie Middelbare Handelsschool te Bergen op Zoom.) zijn, er is nu eenmaal niets aan te doen. Men wachte zich evenwel te meten met twee maten. Als ik nu de rij der subsidie's overzie, waaronder voor de muziek van 1750.— (waaraan ik gaarne mijn stem heb gegeven), 2500. - voor de R.K. Landbouwdagschool het deed mij genoegen in de gelegenheid te zijn, dit onderwijs te kunnen steunen dan wil ik wel verklaren, dat de subsidie aan den Gildenbond ook mijne volle sympathie heeft. Tenslotte, mijnheer de Voorzitter, zijn er nog hoogere dan economische belangen. Het is noodzakelijk, dat alle organi saties in goede verstandhouding blijven. De economische verhoudingen moeten door overleg geregeld worden. Wij plaatsen ons niet, en kunnen ons niet plaatsen op het standpunt van den klassen-strijd. Laat ons toch den polsslag van den tijd begrijpen. In de verwachting, dat alsnog een voorstel zal worden gedaan, zal ik mij daarvan voorloopig onthouden. Ik heb gezegd. De VoorzitterHet punt aan de orde is nu voldoende van alle kanten toegelicht en overwogen. Ik ben dus als Voorzitter verplicht en hierin verschil ik met enkele sprekers van meening om het voorstel door de Commissie gedaan en zooals het ons heeft bereikt, in stemming te brengen. De Commissie vertegenwoordigt den Raad. De Commissie heeft het voorstel gedaan om den post voorko mende onder art. 10, Hoofdstuk XIV, te doen vervallen of terug te nemen. De post staat op de door Burgemeester en Wethouders aangeboden begrooting. Het voorstel van de Commissie moet ik in stemming brengen. De Commissie stelt voor om de beide subsidie-aanvragen en mitsdien den onder artikel 10, Hoofdstuk XIV geraamden post te doen vervallen. Ik zou den Voorzitter van de Commissie echter willen vragen, of bij de formuleering van deze clausule ook bij de leden heeft voorgezeten, dat, voor het geval het voorstel wordt aangenomen, dan beide subsidie-aanvragen, ook die door den Bestuurdersbond, zijn vervallen, en dat de post op de begrooting voorkomende geheel is geschrapt; of de Commissie dus meent, dat deze beslissing in één besluit zal vallen. De heer Verlieyen De stemming is zeer onzuiver geweest, zooals ook blijkt uit de uiteenzetting, welke over die subsidie aanvragen in het rapport is neergelegd. De bedoeling van de meerderheid is niet geweest, wel van de minderheid, om de twee voorstellen aan elkaar te koppelen. Het voorstel van de Commissie is dus op het oogenblik om noch de eene organisatie, noch de andere subsidie te verleenen, maar daaruit volgt met betrekking tot de begrooting, die wij op het moment aan de orde hebben, dat dus consequent wordt voorgesteld den post der subsidie voor den Gildenbond daar af te nemen. Wenscht men dien post te handhaven, dan zal men natuurlijk opnieuw stemmen voor het op de begrooting brengen van de subsidie voor den Bestuurdersbond. De Voorzitter: Dus wanneer het voorstel van de Com missie niet wordt aangenomen, dan blijft de subsidie voor den Gildenbond behouden? De heer VerheqenJa, maar dan krijgt U nog eene af zonderlijke stemming over het adres van den Bestuurdersbond. De VoorzitterJuist, zoo heb ik het ook begrepen. De heer De BruynMijnheer de VoorzitterIk stel er prijs op te verklaren, dat ik voor den aanvang der verga dering besloten ben, bij nadere beschouwing van die kwestie, om over mijne bezwaren, tegen het verleenen van subsidie aan den Gildenbond heen te stappen, en mijne stem te geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de aangevraagde subsidie te verleenen. De heer Steyaard Dat is niet consequent, den eenen keer niet en den anderen keer weer wel! De VoorzitterIk zal het voorstel der Commissie in stemming brengen. Wanneer U dus over het voorstel van de Commissie stemt, dan zijn beide subsidies vervallen. Wanneer U tegen het voorstel stemt, dan is de subsidie voor den Gildenbond, uitgetrokken op de begrooting, be houden en dan komt natuurlijk het adres van den Bestuur dersbond nog afzonderlijk in stemming, want dan is nog niet aangenomen, dat de Bestuurdersbond geen subsidie zal krijgen. Daar moet dan nog eens afzonderlijk over gestemd worden. Ik wensch de verantwoordelijkheid van eene ver keerde stemming niet voor mijne rekening te nemen. Ik zal daarom het voorstel van de Commissie nog eens voorlezen. Daaruit volgt, dat de Commissie voorstelt noch subsidie te geven aan den Gildenbond, noch aan den Bestuurdersbond. In stemming gebracht wordt het voorstel van de begrootings- commissie om beide subsidies te doen vervallen, met 9 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemden de heeren: E. van Wely, Heerma van Voss, Van Gastel, Voeten, Jongeneelen, Steyaard, Geerssen, K. v. Wely en Van Dorst. Tegen stemden de heeren: Jac. Vos, Valkenburg, Braat, Verheijen, Raats, De Bruyn en A. F. Vos. De VoorzitterHet voorstel is aangenomen, zoodat geen van beide organisaties subsidie krijgt. Hoofdstuk XIV, artikel 16. Rapport der Commissie Ten aanzien van het voorstel van Burgemeester en Wet houders om het ten vorige jare aan de Middelbare Handels school te Bergen op Zoom verleende subsidie met ingang van 1920 te doen vervallen op grond, dat thans in Roosendaal eene Handelsschool gevestigd is, meende de Commissie dat hierbij over het hoofd wordt gezien, dat aan de Handels school in deze gemeente nog slechts een leergang is ver bonden, terwijl de Handelsschool te Bergen op Zoom vijf leerjaren heeft. Het gevolg hiervan is, dat de gemeente Roosendaal haar leerlingencontigent, hetwelk thans ongeveer 50% bedraagt, gedurende de eerste vier jaren (zij het jaar lijks in mindere mate) aan de school te Bergen op Zoom zal blijven leveren, zoodat het haar inziens alleszins billijk is te achten, dat, mede met het oog op de geringheid van het bedrag, het ten vorige jare verleend subsidie gedurende de vier eerstvolgende jaren gehandhaafd blijft. De Commissie stelt derhalve voor onder Hoofdstuk XIV gedurende vier jaren nog een post voor dit subsidie op de begrooting te brengen. Antwoord van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel van de Commissie tot het op de begrooting behouden van den post ad 100.— voor de Middelbare Handelsschool te Bergen op Zoom wordt door ons over genomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt het antwoord van Burgemeester en Wethouders goedgekeurd. 15 VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919. Behandeling der begrooting 1920. (Subsidie Wegencongres en Nederlandschen Volkszangbond.) Hoofdstuk XIV, artikel 17. Rapport der Commissie. Het verleenen van subsidie aan het Wegencongres onder vond vrij algemeen tegenstand in de Commissie. Meerdere leden toch oordeelden, dat deskundige voor lichting, zooals deze hier geboden wordt voor de instand houding van onze wegen niet in diezelfde mate noodig was als voor grootere gemeenten. Voorts is het bekend, dat de A.N.W.B. gratis technische voorlichting verschaft omtrent aanleg, onderhoud en exploitatie van wegen. Mede op dezen grond meenden deze leden, dat de voorgestelde uitgaaf overbodig kon geacht worden. Andere leden verklaarden zich daarentegen warme voor standers van congressen. Daar toch worden door deskun digen de vruchten geboden van de door hen bij proefnemingen opgedane ervaringen, hetgeen voor betrokken vakkundigen ongetwijfeld groote voordeelen kan afwerpen. Op de vorenaangehaalde gronden stelt de Commissie voor dezen post op de begrooting te doen vervallen. Antwoord van Burgemeester en Wethouders. Ook omtrent het onder dezen post door de Commissie gedane voorstel meenen wij de beslissing aan den Raad te moeten overlaten. De VoorzitterDe toelichting op het voorstel van Bur gemeester en Wethouders, is U bekend, het voorstel is U ook bekend. Ik zal derhalve het voorstel van de Commissie in stemming brengen. In stemming gebracht wordt het voorstel der Commissie met 11 tegen 5 stemmen verworpen, zoodat de post op de begrooting blijft behouden. Tegen stemden de heeren: Jongeneelen, Braat, Verheijen, Raats, K. van Wely, A. Vos, Van Dorst, E. van Wely, Jac. Vos, Heerma van Voss en Van Gastel. Vóór stemden de heeren: Steyaard, Geerssen, De Bruyn, Valkenburg en Voeten. Hoofdstuk XIV, artikel 18. Rapport van de Commissie. Aangezien de praestaties van den Nederlandschen Volks zangbond zich vrijwel uitsluitend tot de groote steden beperken en verwacht wordt, dat wij derhalve in onze gemeente daarvan slechts weinig of geen vruchten plukken zullen, acht de Commissie geen redenen aanwezig om deze elders gevestigde vereeniging van gemeentewege steun te verleenen. Voorgesteld wordt dezen post op de begrooting te doen vervallen. Antwoord van Burgemeester en Wethouders. De meening van de Commissie, dat de praestatie van den Nederlandschen Volkszangbond zich vrijwel uitsluitend tot de groote steden zou beperken, blijkt in strijd te zijn met de mededeeling in het verzoek van den Bond zelf, dat het uitgetrokken bedrag ook voor de betrokken gemeente zal worden besteed. Wij zouden den Raad daarom in over weging willen geven den hierbedoelden post op de begrooting te behouden. De VoorzitterIk zal het voorstel van de Commissie om den post van de begrooting te schrappen in stemming brengen. Het voorstel der Commissie wordt met 11 tegen 5 stemmen aangenomen, zoodat deze post van de begrooting wordt geschrapt. Vóór het voorstel stemden de heeren: Verheijen, De Bruyn, K. van Wely, A. Vos, Van Dorst, E. van Wely, Jac. Vos, Voeten, Jongeneelen, Steyaard en Geerssen. De heeren Raats, Heerma van Voss, Valkenburg, Van Gastel en Braat stemden tegen. Hoofdstuk, XVI, artikel 5. Rapport van de Commissie. Het hooge bedrag, hetwelk de gemeente loopende heeft aan tijdelijke geldleeningen, gaf aanleiding tot de volgende beschouwingen. Uitgaande van de overweging, dat de enorme kasgeld- leeningen voornamelijk haar grond vinden in de niet tijdige totstandkoming van het kohier van den hoofdelijken omslag, tengevolge van de omstandigheid, dat eerst op het einde van het kalenderjaar over de gegevens van de Rijksinkomsten belasting kan worden beschikt, meende men, dat in deze naar een oplossing dient te worden gezocht. Het hooge bedrag aan rente, dat jaarlijks het gemeentelijk budget drukt, noopt er toe deze aangelegenheid met ernst in studie te nemen. Gedacht werd, dat eigen aangifte in het begin van het belastingjaar tot het opmaken van een kohier zou kunnen leiden. Mocht dan naderhand bij het raadplegen der gegevens van het Rijk of op andere wijze blijken, dat de eigen aangifte niet juist zou zijn geschied, dan zou ten aanzien van die aanslagen het in de verordening neergelegde navorderingsrecht kunnen worden ter hand genomen. Daartegenover was men van oordeel, dat men door het recht van navordering op deze wijze toe te passen dit recht, zooals dit in de verordening gedacht wordt, zou denatu- reeren. Immers uit het feit, dat het navorderingsrecht in de belastingwetgeving moest worden opgenomen (men denke tevens aan de Oorlogswinstbelasting) valt af te leiden, dat dit recht niet van nature uit de wetgeving voortvloeit. Het kan derhalve slechts voor uitzonderingsgevallen geschreven zijn. Bij invoering van eigen aangifte nu steunt men in hoofdzaak op het recht van navordering, en door dit recht op deze wijze te gaan toepassen ontneemt men er aan zijn exceptioneel karakter. Er zijn echter nog andere bezwaren van practischen aard aan deze wijze van belastingheffing verbonden. De belastingbetalenden n.1. die door de huidige heffing toch reeds voldoende worden getroffen zullen in dit systeem een nieuw struikelblok vinden. Een der groote moeilijkheden toch, waarmede men in het bedrijfsleven heeft te kampen is, dat men zijn onkostenberekening niet met juistheid kan benaderen. Dit bezwaar nu zal zich in nog sterkere mate doen gevoelen, wanneer men bij navordering dus na afloop van het bedrijfsjaar, misschien van enkele jaren, nog aan suppletoire belastingaanslag bloot staat. In den gedachtengang van sommigen zou men door zijn inkomsten met juistheid op te geven, nimmer met het recht van navordering in aanraking kunnen komen. Dezen mogen echter bedenken, dat het instituut van navordering niet is opgenomen om diegenen te treffen, die opzettelijk te lage .11,1 Ml.-.. .....r.,..,.,„•tt,

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 81