8
VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919.
Voorloopige vaststelling van de rekening 1918 der gemeente en gemeente-instellingen.
Ik verzoek beide heeren Wethouders zich van stemming
te willen onthouden, en geef dit eveneens den heer K. van
Wely, als gewezen Wethouder, in overweging. In de wet
is dit geval wel niet voorzien, maar het gaat hier tevens
over het door hem mede gevoerde beleid.
Met algemeene stemmen (de heeren Braat, Heerma van Voss
en K. v. Wely onthouden zich van medestemmen) wordt de
rekening 1918 ongewijzigd vastgesteld en is het volgende
besluit genomen
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen,
Gelet op artikel 220 der Gemeentewet,
HEEFT BESLOTEN:
de Rekening van Ontvangsten en Uitgaven dier Gemeente
over het dienstjaar 1918 voorloopig vast te stellen
in Ontvangst op negen honderd zes en dertigduizend drie
honderd negen en tachtig gulden drie en veertig en een
halven cent 936389.43*
in Uitgaaf op zeven honderd negen en
vijftig duizend vier honderd zes en tachtig
gulden dertien en een halven cent 759486.13°
alzoo met een batig saldo van een honderd
zes en zeventig duizend negen honderd en
drie gulden en dertig cents 176903.30
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen den 17den December 1919.
De Secretaris,
A. A. RADEMAKERS.
De Voorzitter,
AUG. COENEN.
De heer Raats: Mijnheer de Voorzitter! Omdat hier op de
tribune ook stemmen opgaan, heb ik U in het debat niet
kunnen volgen. Ik zou daarom gaarne zien, dat U zich
eenigszins duidelijker uitdrukte, opdat wij hier zouden kunnen
verstaan, wat door U aan de orde wordt gesteld. Ook mijn
collega hier kan U niet volgen.
De Voorzitter: Het spijt mij, dat ik die opmerking van
het jongste lid moet hooren. Ik meende, dat ik altijd nog al
goed getaald ben en mij duidelijk verstaanbaar maakte, maar
men kan ook hardhoorig zijn en ik weet niet, of U aan die
kwaal lijdt.
De heer Raats: Neen, Mijnheer de Voorzitter!
De VoorzitterWij krijgen nu de rekening van het Bur
gerlijk Armbestuur. Kunt U mij verstaan Mijnheer Raats?
De heer Raats: Dank u, nu wel.
De Voorzitter: Mijne Heeren, ik stel nu voor om de rekening
van het Burgerlijk Armbestuur over het dienstjaar 1918 vast
te stellen
in ontvangst op 32247.62
in uitgaaf op - 29455.14*
aldus met een batig saldo van 2792.47*
Verlangt hieromtrent iemand stemming? Niemand? Dan
is ook deze rekening gearresteerd en het volgend besluit
vastgesteld
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen,
Gezien de door het Burgerlijk Armbestuur overgelegde
rekening over het dienstjaar 1918,
HEEFT BESLOTEN:
de rekening van het Burgerlijk Armbestuur van Roosendaal
en Nispen over het dienstjaar 1918 vast te stellen
in Ontvangsten op een bedrag van twee en dertig duizend
twee honderd zeven en veertig gulden en twee en zestig
cents 32247.62
en in Uitgaven op een bedrag van negen
en twintig duizend vier honderd vijf en vijftig
gulden en veertien en een halven cent
alzoo met een batig slot van
29455.14*
2792.47*
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen van 17 December 1919.
De Secretaris,
A. A. RADEMAKERS.
De Voorzitter,
AUG. COENEN.
De VoorzitterThans stel ik aan de orde de rekening
van den Gasthuis- en Passantarme over het dienstjaar 1918
aan ons overgelegd en bedragende
in ontvangst
in uitgaaf
alzoo met een batig saldo van
3058.07
- 2865.52
192,55
Ik stel voor ook deze rekening goed te keuren. Verlangt
een der leden het woord? Verlangt iemand stemming?
Niemand? Dan is ook deze rekening vastgesteld en het
volgende besluit:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen,
Gezien de door den Rentmeester van den Gasthuis- en
Passantarme overgelegde rekening over het dienstjaar 1918,
HEEFT BESLOTEN:
de rekening van den Gasthuis- en Passantarme voornoemd
over het dienstjaar 1918 vast te stellen
in Ontvangsten op een bedrag van drie duizend acht
en vijftig gulden en zeven cents 3058.07
en in Uitgaven op een bedrag van twee
duizend acht honderd vijf en zestig gulden
en twee en vijftig cents 2865.52
alzoo met een voordeelig saldo van 192.55
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen van den 17den December 1919.
De Secretaris,
A. A. RADEMAKERS.
De Voorzitter,
AUG. COENEN.
VIII. Vaststelling van de begrooting 1920 der gemeente
en gemeente-instellingen.
De VoorzitterMijne HeerenNa afhandeling van punt
VIII zal ik eerst aan de orde stellen punt 11—13 en 21.
9
VERGADERING VAN 17 DECEMBER 1919.
Vaststelling van de begrooting 1920. (Besluit tot uitbreiding van het aantal adjunct-commiezen ter
secretarie. Besluit tot het doen verstrekken van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen).
Verlangt omtrent de begrooting door Burgemeester en
Wethouders aan den Raad ingediend in haar geheel iemand
het woord?
De heer Steyaard Voorzitter! Het is thans voor de eerste
maal, dat de sociaaldemocraten in den Raad zitting hebben
bij het indienen van de begrooting, hetgeen een gevolg is
van de evenredige vertegenwoordiging en het algemeen
kiesrecht en in verband daarmede is het wel wenschelijk
even naar voren te brengen, dat wij, die steeds buiten den
Raad hebben gestaan, altijd vreemd hebben opgezien over
datgene, wat de gemeenteraad heeft gedaan in het belang
van de arbeidende klasse. Wanneer wij terugzien naar het
gepraesteerde in de crisisjaren, jaren waarin niets dan ellende
was te zien en waarin, zooals wij weten, door verschillende
bonden menigmaal verzoeken tot den Raad zijn gericht om
verbetering en verschillende wijzigingen te brengen in ge
nomen besluiten, en wij zien dan, dat ondanks dat, de Raad
toch maar bij zijn oude besluiten bleef, dan kunnen wij
niet anders doen dan hier op deze plaats eene afkeuring
uitspreken over de wijze, waarop de oude Raad in zijn
geheel werkzaam is geweest voor de belangen van de
arbeidende klasse.
De VoorzitterIk zou den heer Steyaard willen vragen
of hij van dergelijke gezegdes een voorstel maakt?
De heer SteyaardNeen.
De VoorzitterDan moet U zich van dergelijke opmer
kingen onthouden. Dat trek ik mij wel degelijk aan. Wij
hebben niet alleen voor de belangen van de arbeidende
klasse gezorgd, maar hebben die behartigd voor alle inge
zetenen en bijzonder goed ook, en in die meening zal het
gesprokene door een lid van de S.D.A.P. geen wijziging
brengen
Het is ook geene beschouwing op de gemeente-begrooting,
die U houdt; daar zegt U niets van; dan moet U wat
anders zeggen dan zoo iets, dat lijkt er niet op. Dan heeft
U weinig verstand, wanneer de Voorzitter vraagt, of iemand
algemeene beschouwingen heeft te houden. Daar zullen wij
onzen tijd maar niet mede zoek maken. U spreekt altijd van
wij, wij, wij, maar wij zijn er ook nog!
De heer SteyaardJa, ik ook nog
De Voorzitter: Het wordt al langer ook gekker! Ik ben
niet van plan mij verwijten naar het hoofd te laten slingeren
Ik ga thans over tot behandeling van het rapport der
Commissie en het antwoord van Burgemeester en Wethouders.
UITGAVEN:
Hoofdstuk II, Afdeeling I, artikelen 6 en 23. Hoofdstuk V,
artikel 10. Hoofdstuk VIII, Afdeeling I, artikel 1.
Rapport der Commissie.
Hoofdstuk II, Afdeeling I, artikelen 6 en 23.
De Commissie kan zich vereenigen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot uitbreiding van het aantal
adjunct-commiezen tot twee, zoomede tot het voteeren van
een nieuwen post onder artikel 26 voor de bezoldiging van
den secretaris der commissie voor openbare werken.
Hoofdstuk V, artikel 10.
Het wil onze Commissie toeschijnen, dat de voorgestelde
verbeteringen aan de ziekenbarak aan de hygiëne en daar
mede aan de bruikbaarheid van deze inrichting in die mate
bevorderlijk zijn, dat zij de op dezen post voorgestelde
uitgaaf billijken. De Commissie kan zich dan ook met het
geraamd bedrag vereenigen.
Hoofdstuk VIII, Afdeeling I, artikel 1.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver
hooging van de belooning van de vakonderwijzeressen in
de nuttige handwerken heeft mede de instemming der
Commissie, zoodat zij zich voor de aanneming van dat
voorstel verklaart.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders.
Het was ons aangenaam, dat de Commissie zich met de
onder Hoofdstuk II, Afdeeling I, artikelen 6 en 23, en
Hoofdstuk VIII, Afdeeling I, artikel 1, gedane voorstellen
kan vereenigen.
Wij vertrouwen, dat de Raad deze zal kunnen voteeren.
De VoorzitterKan de Raad zich met de hier gedane
voorstellen vereenigen? Dan zijn ze aangenomen.
Hoofdstuk VIII, Afdeeling III, artikelen 3 en 4.
Rapport der Commissie.
Door een der leden werd de wenschelijkheid bepleit om
te beginnen met het jaar 1920 op artikel 3 een bedrag op
de begrooting te brengen, teneinde, in navolging van ver
schillende andere gemeenten, ook te dezer plaatse een
aanvang te maken met de verstrekking van gemeentewege
van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen.
Enkele andere leden, die het denkbeeld van verstrekking
van voeding en kleeding op zich zelf ten zeerste toejuichten,
wijl de ervaring heeft aangetoond, dat daaraan in tal van
gevallen nijpende behoefte bestaat, zouden de verwezenlijking
daarvan echter wenschen te zoeken in den vorm van steun
aan vereenigingen of instellingen, die uit den aard der zaak
meer van nabij met: de behoeften van de verschillende ge
zinnen bekend zijn.
Hiertegenover werd er op gewezen, dat bij subsidieering
van vereenigingen, behoeftigen, niet leden eener vereeniging
zouden kunnen worden uitgesloten, terwijl overigens met
toekenning van subsidiën aan vereenigingen behoedzaamheid
zeer is aan te bevelen, wijl bevoorrechting hierbij vaak een
groote rol speelt en daardoor niet steeds de meest behoef
tigen den dikwerf hoog noodigen steun geboden wordt.
Teneinde nu de verstrekking van voeding en kleeding
niet op een meeningsverschil omtrent de wijze, waarop deze
zou plaats vinden, te doen stranden, werd op voorstel van
een der leden besloten op de artikelen 3 en 4 beide een
memoriepost voor te stellen, zoodoende aan Uwen Raad de
beslissing overlatende, welke weg in deze het meest de
voorkeur zou verdienen.
De Commissie noodigt Burgemeester en Wethouders uit
hunne meening hieromtrent aan den Raad te doen kennen.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders.
Ook wij kunnen ons verklaren voor de verstrekking van
voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen.
Er dient evenwel aan gedacht te worden, dat, indien
zoodanige verstrekking plaats heeft, deze dient te geschieden
overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 der Leerplicht
wet en den daaruit voortvloeienden algemeenen maatregel