8
VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919.
en Nispen in zijne openbare vergadering van den 8sten Fe
bruari 1919.
De Secretaris, De Voorzitter
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
VIII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goed
keuring van de rekening 1918 der Kamer van Koop
handel en Fabrieken.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Namens Burgemeester en
Wethouders stel ik voor de rekening 1918 van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken alhier vast te stellen in ont
vangst op ƒ300.—
in uitgaaf op„314.18
alzoo met een nadeelig saldo van14.18
Verlangt omtrent dit voorstel een der leden het woord?
Verlangt een der leden stemming? Niemand? Dan is de re
kening van de Kamer van Koophandel alhier goedgekeurd en
het volgende besluit vastgesteld:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen;
Gezien de overeenkomstig artikel 20 van het Koninklijk
besluit van 4 Mei 1896, Staatsblad no. 76 aan haar overgeleg
de rekening en verantwoording van de Kamer van Koophan
del en Fabrieken dezer gemeente over het dienstjaar 1918,
HEEFT BESLOTEN:
de rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd over het dienstjaar 191,8 vast te stellen
in ONTVANGST op een bedrag van drie honderd
gulden ƒ300.—
in UITGAAF op een bedrag van drie honderd en
veertien gulden en achttien cent „314.18
alzoo met een nadeelig saldo van veertien gulden
en achttien cent 1418
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen, den 8sten Februari 1919.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
IX. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aan
wijzen van een technisch adviseur bij de gemeente
gasfabriek.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Naar aanleiding van het ge
sprokene in onze vorige vergadering, waarbij bij besluit van
den Raad werd aangenomen om geen verder advies meer in
te winnen bij het ingenieursbureau van Van Veen Co. te
Breda, hebben Burgemeester en Wethouders zich tot de Gas
commissie gewend bij schrijven van 1 Februari en haar ver
zocht te willen berichten, of het nu niet op den weg lag om
een advies over onze gasfabriek te vragen aan de Maat
schappij tot Bouw en Exploitatie van Gemeentebedrijven,
de exploitante onzer gemeente drinkwaterleiding. In ant
woord daarop heeft de Commissie van Toezicht geadviseerd,
van welk advies ik den Secretaris verzoek voorlezing te
geven.
De Secretaris geeft hiervan voorlezing.
De Voorzitter: Ter toelichting van ons voorstel en mede
ter beantwoording van het advies der gascommissie heb ik
voor Burgemeester en Wethouders het volgende te doen
kennen:
Met genoegen vernamen wij uit het schrijven van 4 Fe
bruari 1919, no. 234 van de Gascommissie, dat deze Commis
sie zich kan vereenigen met ons voorstel om thans aan de
Maatschappij tot Bouw en Exploitatie van Gemeentebedrij
ven te Utrecht opdracht te geven tot het uitbrengen van
technisch advies omtrent de gemeente-gasfabriek.
Uit het schrijven der Gascommissie blijkt, dat door een
lid dier Commissie ernstige bezwaren tegen onze voorstellen
naar voren zijn gebracht. Burgemeester en Wethouders ho
pen bij nadere toelichting te kunnen aantoonen, dat die be
zwaren wezenlijken grond missen en vertrouwen, dat het
lid, hier aan het woord, zich niet langer tegen het inwinnen
van advies bij genoemde Maatschappij zal verklaren.
Wij erkennen, dat de bedrijfsleider der gasfabriek thans
niet de vrije keuze van de te verwerken grondstoffen heeft;
een bezwaar tegen het inwinnen van technisch advies is
zulks niet, waar de allesbeheerschende vraag niet is, welke
grondstoffen zullen worden verwerkt, doch alleen op welke
wijze de ter beschikking gestelde grondstoffen het meest eco
nomisch zullen worden verwerkt. Vóór alles praedomineert
hierbij weer de vraag, hoeveel gas uit een bepaalde hoeveel
heid dier grondstoffen wordt gefabriceerd. Licht omtrent
deze vraag hebben de tot nu toe ingekomen adviezen niet
gebracht. Wij voor ons achten de beantwoording dier vraag
zoo gewichtig, dat naar onze meening alle andere quaesties
daarbij van minder belang zijn. Het staat vast, dat bij de
vroegere op de fabriek gevoerde productiewijze uit de beste
soorten van steenkolen niet die hoeveelheid gas is geprodu
ceerd, als bij andere meer intensieve exploitaties. Nu is het
voor de hand liggend, dat uit de thans ter beschikking ge
stelde grondstoffen evenmin evenveel gas zal worden ge
haald als bij die betere exploitaties. En die quaestie is thans
van nog grooter belang dan voorheen, aangezien zij
thans niet alleen betreft bezuiniging op kapitaal, doch ook
vermeerdering van het gasrantsoen voor de aangeslotenen
aan het gemeentegasbedrijf.
Met het oog daarop meenen wij aan de hand van de be
grooting 1919 der gasfabriek Uwe vergadering de navolgen
de cijfers te moeten doen kennen.
Aan onze gemeente is voor 1919 een verbruik toegestaan
van 590795 M3 gas. Rekenende op een rendement van 18 M3
per H.L., zullen hiervoor derhalve 22800 H.L. steenkolen noo-
dig zijn. Wordt evenwel het rendement opgevoerd tot 20 M3,
hetgeen als normaal is te beschouwen, dan zullen ter ver
krijging van die 590795 M3 gas slechts 19500 H.L. kolen beno
digd zijn. Dat geeft alzoo eene besparing van 3300 H.L. kolen,
welke 3300 H.L. voor 70% uit steenkool en voor 30% uit
bruinkool bestaan. De prijs van steenkool is 5 gulden per
H.L. en van bruinkool f 1.10 per H.L., zooals de begrooting
aangeeft.
Deze besparing vertegenwoordigt alzoo een bedrag van
12600 gulden. Het spreekt evenwel van zelf, dat in den te-
genwoordigen tijd deze 3300 H.L. kolen, gezien het kleine
rantsoen, dat aan elk afnemer is toegedeeld, toch zouden
verbruikt worden, maar deze kolenbesparing zou tot gevolg
hebben, dat het gasrantsoen met minstens 11% zou kunnen
worden verhoogd. Dez verhooging van het rantsoen zou
den verbruikers kunnen worden toegestaan zonder dat van
hen eenige verhooging van betaling behoefde gevorderd te
worden.
VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919.
Indirect zou derhalve tevens een verlaging van den gasprijs
verkregen worden, of tnders uitgedrukt, het boven aangege
ven kapitaal van f 12600 zou door de verbruikers op de door
hen te betalen gasrechten kunnen uitgespaard worden.
Tegenover de bewering, dat het aanschaffen van werktui
gen en controle- appai alen met haast onoverkomelijke moei
lijkheden zou gepaard gaan, stellen wij dit: de Maatschappij
Mabeg exploiteert dertien gasfabrieken en bezit ter vergelij
king van de uitkomsten hunner verschillende fabrieken zelf
controle-apparaten, die zij zoo noodig bij de controle onzer
fabriek zal gebruiken. De kosten van dat verbruik, indien niet
reeds in de totale advieskosten begrepen, moeten gering zijn,
omdat deze zich in hoofdzaak zullen bepalen tot kosten van
vervoer, zoodat die kosten niet van het nemen van advies
moeten doen afzien.
Tegen het inwinnen van een advies bij Mabeg is aange
voerd, dat deze Maatschappij als hoofdbedrijf bouw van ge
meentebedrijven beoogt, maar te ontkennen valt het niet, dat
zij dertien gasfabrieken zelf exploiteert en daardoor deskun
dige adviezen bij uitstek kan geven. Vrees, dat Mabeg ver
betering van eventueel bestaande minder gewenschte toe
standen in het beheer der fabriek zou voorbijgaan om alleen
op wijzigingen in de inrichting of verbouwing der fabriek aan
te sturen komt ons ongemotiveerd voor; wij voor ons dra
gen de overtuiging, dat de Maatschappij haar adviseurstaak
zoo correct mogelijk zal weten op te vatten. Voor het geval
de Maatschappij tot verbouwing zou adviseeren, zou
daartoe niet worden overgegaan, tenzij ons daarbij wordt
overgelegd eene rentabiliteitsrekening, die ons duidelijk zou
aantoonen, dat de voorgestelde verbouwing in het wezenlijke
belang der exploitatie is. Dergelijke rentabiliteitsrekening,
als geldende voor een bestaand bedrijf, zou ons in elk geval
de meest mogelijke cijfervastheid geven. Wij weten uit de
exploitatie der waterleiding, dat de Maatschappij haar ren
tabiliteitsrekening niet flatteert, zoodat ook dit bezwaar niet
reëel is te noemen. Bovendien sluit het vragen van advies
niet de verplichting in, eventueel noodige verbouwing aan de
Maatschappij op te dragen. Mabeg zal wel begrijpen, dat
eventueele verbouwingen haar slechts zullen worden opge
dragen in vrije concurrentie met andere bouwers van gasia-
briekinstallaties.
Het spijt ons te zien, dat in dit verband gewezen wordt op
den bouw van den watertoren, welke naar de meening van
het lid der gascommissie, hier aan het woord, niet noodig
zou geweest zijn, indien een minder kostbare uitbreiding van
de prise d'eau had plaats gehad. Na de uiteenzetting van
deze kwestie door den directeur van Mabeg, den heer Hal-
bertsma, in de raadsvergadering van 31 Mei 1916 ge
geven, kon deze zaak wel achterwege zijn gelaten. Bekend
is, dat de overname van de waterleiding de gemeente uit
eene impasse hielp en er naar gestreefd moest worden het
waterleidingbedrijf niet al te zeer te drukken; het bouwen
van een nieuwen watertoren werd daarvoor tot later uitge
steld. Dat de capaciteit van de prise d'eau te klein zou zijn,
is tot nu toe uit niets gebleken. Veronderstel, dat er eene
fout begaan is in het maken van eene te kleine prise d'eau,
dan nog zou deze niet Mabeg zijn aan te wrijven, maar wel
den toenmaligen technischen adviseur der gemeente, die de
plannen der verbouwing had te beoordeelen. En deze advi
seur staat naar onze meening te hoog en zijne critische hou
ding tegenover de Maatschappij is ons te bekend, dan dat
■bij hem aan minder eerlijke praktijken kon gedacht worden.
Wat de algemeen loopende geruchten betreft, door de ge
meente Bergen op Zoom ongeveer een tiental jaren geleden
met de firma Carl Francke opgedaan, deelen wij mede, dat
wij als geheel staande buiten de kwestie deze niet objectief
kunnen beoordeelen, en wij in elk geval niet hebben in te gaan
op geruchten, waar wij zelf daartegenover kunnen stellen
een tienjarige ervaring met de Mabeg zelf, welke ervaring
ons bij de waterleiding heeft doen zien een bouw zoo dege
lijk als slechts mogelijk is en zoo flink en economisch ge
voerd, als wij voor de gasfabriek niet beter kunnen wen-
schen.
Tot slot willen wij nog ter verdediging van ons voorstel
aanvoeren, dat daardoor slechts wordt voortgegaan op den
weg door de gemeente in 1917 betreden, een weg, die ons,
door omstandigheden buiten de gemeente om, niet tot het
gewenschte doel heeft geleid, doch welken wij meenen te
moeten volgen tot ons op de reeds vermelde praedominee-
rende vraag een afdoend antwoord zal zijn gegeven. In elk
geval kan deze weg ons voeren tot gerustheid omtrent de
exploitatie der gasfabriek, vooral nu deze in de naaste toe
komst een zware concurrentie tegemoet gaat met het nieuw
opgerichte electriciteitsbedrijf. De Raad overwege bij zijn te
nemen beslissing, welke offers de gemeente voor dit net
heeft gebracht en bedenke, dat de kosten van het advies van
de gasfabriek, zelfs al zoude dit tot bouwkosten voeren, in
elk geval niet met die voor het electrisch net zullen kunnen
worden vergeleken. Het behoud der gasfabriek is evenzeer
een gemeentebelang als het oprichten van welk ander bedrijf
ook en haar behoud kan alleen verzekerd worden als haar
exploitatie zoo economisch mogelijk geschiedt. Wij achten
het niet noodig nader uit te weiden over de voordeelen,
welke er voor de gemeente in kunnen gelegen zijn bij de te
genwoordige schaarschte aan steenkolen eveneens afdoend
advies te verkrijgen omtrent het stoken van hout en turf. En
zeker is het, dat door het aannemen van het door ons ge
dane voorstel binnen korten tijd zoodanig advies in ons bezit
zal komen.
Wij vertrouwen ons voorstel, gesteund door de meerder
heid in de Commissie van Toezicht op het Gasbedrijf, na
deze toelichting te zien aangenomen.
Verlangt na deze toelichting een der leden alsnog het
woord?
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik
herinner mij nog, dat een jaar geleden de begrootingscommis-
sie waarvan ik ook lid was, en met mij meen ik de heeren
De Bruyn en Van Dorst, verder weet ik niet juist meer,
welke heeren nog meer, bij de behandeling van de begroo
ting der gasfabriek, naar aanleiding van de resultaten daar
mede bereikt, meende het voorstel te moeten doen aan Bur
gemeester en Wethouders, om een technisch adviseur voor
de fabriek te benoemen, teneinde het technisch bedrijf eens
na te zien en daaromtrent een advies te geven, waaraan wij
meer zouden hebben dan aan de meer administratieve advie
zen, die wij zoo dikwijls hadden gekregen, een technisch ad
vies van een terzake geheel kundig persoon. De Commissie
meende toen tevens te moetes adviseeren om speciaal daar
voor te nemen een van de gasdeskundigen van Mabeg, omdat
zij achtte, dat zoo'n prrsoon wel zeker het meest deskundig op
dat gebied zou zijn. Het Dagelijksch Bestuur meende toen
niet te moeten ingaan op ons advies, wat betreft het nemen
van dien persoon, maar vond het beter de opdracht te ver
strekken aan het bureau Van Veen te Breda. Wij hebben
Besluit tot goedkeuring van de rekening 1918 der Kamer van Koophandel en Fabrieken, alhier. Voorstel om aan
M.A.B.E.G. opdracht te geven tot het uitbrengen van technisch advies in zake de gemeente-gasfabriek.
Voorstel om aan M.A.B.E.G. opdracht te geven tot het uitbrengen van technisch advies in zake de gemeente-gasfabriek.