VERGADERING VAN 29 SEPTEMBER 1919.
Bij vertrek, ontslag, overlijden van het hoofd eener school
of een onderwijzer of eene onderwijzeres van bijstand rege
len Burgemeester en Wethouders de wijze van afrekening
der wedde, der vergoeding voor- em de tegemoetkoming in
de huishuur, en der kindertoelage, echter met dien verstande,
dat alle betalingen kunnen geschieden binnen veertien dagen
nadat de betrekking is opengevallene
Bij overlijden wordieni de jaarwedden, dei vergoedingen
voor- ,en de tegemoetkomingen in de huishuur en de kinder
toelage uitgekeerd aan die naar het oordeel van Burgemees
ter en Wethouders daarvoor het meest in aanmerking ko
mende bloed- of aanverwanten van den overleden onderwij
zeres) tot en met de zesde week, volgende op die, waarin
het overlijden heeft plaats gehad.
Hier staat dus, d'at de bezoldiging nog zes weken na den-
dag van overlijden aan de weduwe of nagelaten betrekkingen
wordt uitbetaald. De nieuwe verordening zegt: de uitbetaling
geschiedt tot en met den dag van overlijden.
Voorzitter1, het zal wel niet de bedoeling zijn van het Da-
gelijksch Bestuur van de gemeente Roosendaal om in dezen
duren tijd nog eene verordening te maken, die1 het salaris
van het personeel nog een beetje naar omlaag brengt. Ik
stel daarom voor het tweede punt van dit artikel aldus te
wijzigen:
„Bij overlijden wordt de jaarwedde uitbetaald tot en met
de zesde week na den dag van overlijden aan de nagelaten
betrekkingen."
De Voorzitter: Ik ben het er volkomen mede eens, dat het
niet op dien weg van den Gemeenteraad kan liggen om min
der gunstige bepalingen te maken dan in eene bestaande ver
ordening voorkomen, of, welke de uitbetaling der1 salaris
sen slechter maakt, voor welke categorie van ambtenaren
ook, maar U moet zich hierin niet vergissen. In de verorde
ning, die U aanhaalt, lag de geheele macht bij het Gemeente
bestuur. Dat is thans niet meer zoo. Door de rijksregeling
hebben wij niets meer te vertellen. De Regeering heeft voor
schriften gegeven, die wij hebben op te nemen, en wij heb
ben niet te bepalen-, hoelang aan weduwen of weeizen, van
onderwijzers de jaarwedde kan worden uitbetaald. Ande-rs
zoudt U de oude bepaling ook in de nieuwe verordening
hebben teruggevonden.
De heer Steyaard: Maar dan is het toch vrijwel' overbodig
om punt 3 in dat artikel te zetten, wanneer daar eene rijks
regeling voo-r bestaat.
De Voorzitter: Ik heb niet gezegd, dat er eene Rijksrege
ling voor bestaat. De jaarwed-den wo-rden uitbetaald door
het Rijk en bij voorschot door hef Gemeentebestuur. Het Rijk
betaalt den onderwijzers niet langer de jaarwedde uit id'an
tot -en met den dag van overlijden.
De heer Steyaard: Dan is het vrijwel overbodig, dat het
nog -eens in deze verordening staat.
De Voorzitter: Wilt U dan het voorstel doen om het er uit
te laten?
De heer Steyaard: Dat is dan tenminste precies gelijk. Ik
doe dus Idit voorstel.
De Voorzitter: Kan een der leden het voorstel' door den
heer Steyaard' gedaan, ondersteunen?
De heer Geerssen: Jawel, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter: Wordt het voorstel1 verder door niemand
ondersteund'? Dan kan het geen punt van behandeling uit
maken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna artikel I onver
anderd aangenomen-
Artikel 2, le lild! wordt zonder hoofdelijke stemming en
zonder beraadslaging aangenomen.
Bij artikel 2, 2e lid, zegt:
De heer Steyaard: Voorzitter! Dit tweede punt van arti
kel 2 is weer een verslechtering en tevens is het onduid'elijk.
Daar staat, wanneer de ziekte langer duurt dan een jaar,
wordt ten hoogste zes maanden uitgekeerd' twee derden van
de bezoldiging. Nu zou ik wel eens willen weten van het
Dagelijksch Bestuur' der gemeente, of men eerst neemt twee
derden van de jaarwedde, dat is b.v. f 800.-en dan zes
maanden lang dat bedrag uitkeert, dus f 400.totaal, of dat
men zegt een twaalfde van de jaarwedde is b.v. f 200.per
maand en daar twee derde deel van?
De Voorzitter: Ik zie totaal' geen verschil in dit artikel
met de' bestaande bepaling. Alle1 ambtenaren in dienst: van
gemeente-, niet dei onderwijzers alleen, hebben! ziekteverlof
onder dezelfde voorwaarden. Alleen staat in d'e oude veror
dening, dat 14 Idleir jaarwedde wordt ingehouden!, terwijl
hierin staat, dat 2/3 der jaarwedde wordt uitbetaald. Deze
bepaling is gemaakt voor alle ambtenaren in dienst van de
gemeente. Dat staat in alle reglementen en is niet gewij
zigd'. Alleen zegt het artikel van de bestaande regeling, dat
Ys wordt ingehouden en hier wordt gezegd, dat 2/3 wordt
uitgekeerld', dat is bij mij hetzelfde.
De heer Steyaard: Artikel 2 van de oude verordening zegt,
dat dit gedurende een jaar word't uitbetaald. Hier staat ge
durende zes maanden. Daar1 heeft twaalf gestaan, dit is door
gehaald! -en is en zfes boven gezet.
Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voor
lezing van het bestaande artikel. Na voorlezing zegt:
De Voorzitter: Ik zie er geen verschil in.
De heer Steyaard: Ik vind toch de bepaling vrij slecht. Ik
zou -d'aarvan willen maken, dat na de eerste twaalf maanden
nog geduriende twaalf maanden 2/3 zal worden uitbetaald. Ik
vind het niet billijk, d'at iemand die ziek wordt, een jaar lang
vol loon krijgt en als het jaar om is, gedurende zes maanden
wordt gezet op 2/3 en na die: zes maartdfen op pensioen wordt
gesteld. Dat kon toch best veranderd worden in twaalf
maanden.
De Voorzitter: Dient U dan maan het voorstel in.
De heerSteyaard: Ik stel voor punt 2 van artikel 2 aldus
te wijzigen
„Blijkt bij hief verstrijken van de twaalf maanden, in het
vorig lid böd'oeld, uit een rapport van den geneesheer, dat
de onderwijzer nog niet in staat is zijn werkzaamhelen te
hervatten, dan kan hiem wederom toch voor ten hoogste
twaalf maanden verlof worden- verleend. Echter wordt over
den vollen termijn van dit verlof aan den onderwijzer slechts
twee derden zijner jaarwedde uitbetaald."
Dit voorstel wordt ondersteund door den heer Geerssen.
De Voorzitter: Het voorstel van den heer Steyaard worldt
slechts ondersteund doori den heer Geerssen. Niet voldoende
ondersteund zijnde, kan het geen punt van behandeling uit
maken.
Artikel 2 wordt in zijn geheel zonder hoofdelijke stem
ming ongewijzigd1 vastgesteld.
VERGADERING VAN 29 SEPTEMBER 1919.
Bij artikel 3 zegt:
De heer Steyaard: Voorzitter! Ik vind dit een eigenaardig
geval en wel op g;r(ond van het volgende: Een onderwijzeres
krijgt bij zwangerschap drie maanden- vóón de bevalling ver
lof -eni twie-e maanden em na, met behoud! echter van de helft
van haar loon, terwijl aan de onderwijzers bij ziekte het eer
ste jaar vol loon wordt gegeven. Ik vind, een onderwijzeres
is dan toch ook ziek en ze moet dan in -eene dergelijke pe
riode ook nog versterkende middelen hebben. Het is dus zeer
nad'eelig voor de onderwijzeressen', wanneer -een dergelijke
bepaling wondt opgenomen. Mien moet den termijn van ziekte
voor onderwijzeressen met vijf maanden verlengen. Men
moet hen daarbij niet een jaar d!e volle bezoldiging geven,
maar een jaar -en vijf maanden.
Ik stel voor dit artikel als volgt te wijzigen:
1. Aan de gehuwde onderwijzeres, die haar bevalling te
gemoet ziet, woedt een verlof verleend, ingaande d!rie maan
den vóór het tijdstip, waarop de bevalling kan wordenl ver
wacht, en eindigende twee maanden na d'e bevalling.
2. Over den tijd van dit verlof wordt aan de onderwijzeres
de geheele jaarwedde uitbetaald!.
3. Is de onderwijzeres twee maanden na d!e bevalling, vol
gens het oordeel van den b-ehandeilencilen of controleeren-den
geneesheer, nog niet in staat haar werkzaamheden- aan de
school te hervatten, dan tr'edlen de gewone nege-len van ver
lof bij ziekte in.
Het voorstel van den heer Steyaard wordt alleen onder
steund -door den heer Geerssen. Niet voldoende ondersteund
zijnde kan het geen punt van behandeling uitmaken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt artikel 3 daarna onge
wijzigd aangenomen.
Bij artikel 4, sub 1 en 2 zegt:
De he-er Steyaard: Voorzitter! Kijk eens, als ik het goed
begrepen heb, dan hebben wij nu weer eene verslechtering
tegenover de oude bepaling, want in de oudle bepaling staat,
voo-r zoo-ven mij bekend is:
Aan de hoofden van scholen eni d!e onderwijzers van bij
stand, die ingevolge de bepalingen den Militie-, der Land
weer- of d'e-t Landstormwet verplicht zijn ond'er de wape
nen of in werkelijken dienst te komen, wordt voor den duur
daarvan verlof v-erleend, met behoud van wedde.
In de oude bepaling wordt dus gezegd, dat zij hun volle
loon behouden en hier gaat men e-r, aan snipperen met pro
centen. Hieri staat: voor zoover zij zich in werkelijken dienst
bevinden voorn eerste oefening, verlengd verblijf in wer
kelijken dienst als gevolg van opleiding tot een rang inbe
grepen of als behoorende tot het zoogenaamd blijvend ge
deelte, vijfentwintig procent der jaarwedde.
Het was mijne bedoeling daarvan te maken: volle loon on
der aftrek van de militaire inkomsten. De onderwijzers be-
hooren in dergelijke omstandigheden toch niet in traktement
achteruit te gaan. Eenmaal hebben zij -een dergelijke plaats
in de Maatschappij ingenomen, men moet hun die plaats la
ten behouden.
Verder lees ik:
2o. voor zoover zij zich in wer-keljken dienst bevinden
voor herhalingsoefeningen, de volle jaarwedde, en
3o. voor zoover zij zich in werkelijken- dienst bevinden ten
gevolge van eene oproeping wegens buitengewone omstan
digheden:
a. het eerste jaar de volle jaarwedde
b. na het ee-rste jaar:
kostwinners vijfenzeventig procent van hunne jaarwedde,
niet kostwinners vijfentwintig procent van hunne jaarwedde
Het was mijne bedoeling 'daarvan te maken: volle loon, en
ik stel daarom voor, dat het artikel als volgt wordt gelezen:
Artikel 4.
1. Onderwijzers, op wie militaire dienstplicht rust, genieten
verlof, zoolang zij zich verplicht m werkelijken dienst be
vinden.
2. Zij genieten over den1 tijd van dit verlof:
lo. voo-r zoover! zij zich in werkelijken dienst bevinden
voo-r eerste oefening verlengd verblijf in werkelijken
dienst als gevolg van opleiding tot een rang inbegrepen
of als behoor-ende tot het zoogenaamd blijvend gedeelte, het
volle loon o-nder aftrek van de militaire inkomsten.
2o. voor zoover! zij zich in werkelijken dienst bevinden
voo-r, herhalingsoefeningen, d'e volle jaarwedde;
3o. voor zoover zij zich in werkelijken dienst bevinden
ten gevolge van een oproeping wegens buitengewone om
standigheden de volle jaarwedde,.
De Voorzitter: Het eenige verschil' met de bestaande be
palingen is, -d'at de lotelingen, die op moeten komen en. die ge
noemd zijn in artikel 4, sub 2o. en meestal ongehuwd zijn,
25% van de jaarwedde als douceurtje zullen ontvangen. Het
overige is letterknechtig te vinden in de bestaande verorde
ning. U heeft zich daarin vergist. Bij wijze van algemeenen
maatregel is vooiri alle ambtenaren -eene bijzondere regeling ge
troffen; in die bijzondere regeling is bepaald, als ik mij niet
vergis, dat gehuwden krijgen 85%, gezinshoofden en kost
winners van een gezin 75% en ongehuwden 25%, een en
andeir na aftrek van hunne militaire inkomsten, die zij in den
rang van sergeant of in een hoogerieni rang genieten.
Ik zie dius niet in, waarom voor de onderwijzers eene
andere regeling zou moeten geld-en. Die regeling is
gemaakt naar aanleiding van een voorschrift, dat
daaromtrent is gegeven doori Gedeputeerde Staten der
Provincie Noord-Brabant, en is vastgesteld den 28en Juni van
het vorige jaar. Daar hebben Burgemeester en Wethouders
zich aan gespiegeld en hebben dit, misschien in e-en anderen
zinsbouw, in deze verordening neergelegd. Aan de eerste
categorie, aan de jongelui, die in dienst moe-ten treden-,
wordt thans 25% van hunne jaarwedde toegekend, en dat
was bij de laatste -regeling niet het geval.
Wenscht U na deze toelichting Uw voorstel nog te hand
haven!?
De heer Steyaard: Ja, Voorzitter.
De Voorzitter: Ondersteunt iemand het voorstel van den
heer Steyaard?
De heer Geerssen ondersteunt het voorstel.
De Voorzitter: Niet voldoende ondersteund zijnde, kan het
geen punt van behandeling uitmaken.
Artikel 4 sub 1 en 2 wordt hierna ongewijzigd aangenomen.
Bij artikel 4 sub 3, zegt:
De heer Steyaard: Voorzitter! Het is mijne bedoeling, dat
dit punt gelezen wordt als volgt:
Vaststelling van de verordening tot regeling van de wijze van uitbetaling der jaarwedden van de Onderwijzers aan de
openbare lagere scholen en tot regeling van de inhouding dier jaarwedden bij verlof tot afwezigheid.
Vaststelling van de verordening tot regeling van de wijze van uitbetaling der jaarwedden van de Onderwijzers aan de
openbare lagere scholen en tot regeling van de inhouding dier jaarwedden bij verlof tot afwezigheid.