6 VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919. in de inkomstenbelasting, dan kunt U er op rekenen hetzelfde te zullen betalen in den hoofdelijken omslag. De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! U drukt er zoo op, dat dit is gevraagd, maar daar kan ik mij heelemaal niets van herinneren. Er is kinderaftrek gevraagd, maar dat categorisch is gevraagd, een aftrek als in de Rijksinkomsten belasting, dat kan ik mij niet herinneren, want ik weet nog zeer goed, dat bij de behandeling van dit punt de Secretaris ons nog een verkeerde inlichting heeft gegeven omtrent den aftrek, die bepaald was bij de inkomstenbelasting. De Se cretaris heeft zich, zooals hij naderhand gezegd heeft, vergist. De Secretaris: De wet bleek op dit punt gewijzigd te zijn. De heer De Bruyn: Ik kan mij niet herinneren, dat in de openbare vergadering, waarin de begrooting is behandeld, categorisch is aangenomen, dat Burgemeester en Wethou ders de opdracht hebben gekregen om dit voorstel zoo te doen. De Voorzitter: De Commissie heeft voorgesteld een vasten aftrek van 50 gulden per kind. In haar rapport is gewezen op de inkomstenbelasting en hierop hebben Burgemeester en Wethouders toen geantwoord. In die vergadering heb ik nog voorlezing gegeven van het artikel over kinderaftrek, uit de wet zelf, juist omdat ik wist, dat het artikel gewijzigd wa». Wanneer een stelsel volgens de inkomstenbelasting ge- wenscht wordt, moet het heelemaal worden overgenomen en niet een deel er van. Bij die bespreking is ook in omvraag gebracht, of kinderaftrek zou worden gegeven en heeft de Raad besloten, aftrek te geven. Omdat alle overige bepalin gen van de verordening op den hoofdelijken omslag gelijk zijn aan de wet op de inkomstenbelasting, hebben wij ge oordeeld den kinderaftrek voor te moeten stellen, gelijk hij in de wet op de inkomstenbelasting geregeld is. Gaat de Raad hiertoe niet over, dan kan de verhoogde aftrek voor levensonderhoud van 650 gulden ook wel vervallen. Denkt de Raad er anders over, dan is ons dat natuurlijk ook goed. Een aftrek van 50 gulden per kind voor gezinnen, die niet tot den arbeidersstand behooren, noem ik niets. Hierdoor verkrijgt U alleen, dat de kinderaftrek voor een werkmansgezin veel is te noemen, maar voor gezinnen met inkomens van drie duizend gulden en meer, die drie kinderen ten hunnen laste hebben, beteekent een aftrek van honderdvijftig gulden niets. Wanneer de Raad eenmaal kinderaftrek in de verordening opneemt, moet hij liever opgenomen worden, gelijk ze hier staat. Ik heb niet beweerd, dat dit zoo reeds aangenomen was, alleen dat wij in opdracht hadden de verordening zoo voor te dragen. Was dit niet het geval, dan hadden wij beter gedaan door over te nemen, hetgeen de Commissie bij de begrooting reeds heeft voorgesteld n.1. een aftrek van 50.— voor ieder kind. Tenzij een ander voorstel wordt gedaan, zal ik nu de voorstellen van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. Artikel 20 bevat heel het voorstel. Verlagnt omtrent het gewijzigde artikel 20 een der leden stemming? De heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! Wanneer geen stemming plaats vindt, dan is dit artikel aangenomen? De Voorzitter: Dan is het aangenomen. De heer Van Gastel: Dan verlang ik stemming. Het nieuwe artikel 20 volgens het voorstel van Burge meester en Wethouders in stemming gebracht, wordt met 11 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemden de heeren: Eerstens, Schul, De Bruyn, G. Konings, K. van Wely, Heerma van Voss, Jongeneelen, Voe ten, P. Konings, A. Vos en E. van Wely. Tegen stemden de heeren: Van Gastel, Jac. Vos en de Voorzitter. De Raad stelde dus het volgende besluit vast: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; HEEFT BESLOTEN: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING tot wijziging van de verordening op de heffing van hoofdelijken omslag in de gemeente Roosendaal en Nispen. Artikel I. Artikel 20 van de op 28 Juni 1918 vastgestelde verordening op de heffing van Hoofdelijken Omslag in de gemeente Roo sendaal en Nispen wordt gelezen als volgt: „Artikel 20. Van het zuiver inkomen van iederen belastingplichtige wordt als onbelastbaar eene som van zes honderd e^ vijftig gulden voor noodzakelijk levensonderhoud afgetrokken. Voor iederen persoon, die door ziels- of lichaamsgebreken niet in staat is in zijn eigen onderhoud te voorzien en die ten laste van den belastingplichtige is, wordt dit onbelastbaar bedrag nog vermeerderd met de helft van het bedrag in het vorig lid van dit artikel voor noodzakelijk levensonderhoud aangenomen. Voor personen, die elkander in bloed- of aanverwantschap bestaande, doch geen inwonend dienstpersoneel zijnde, samen wonen en één gezin uitmaken, doch afzonderlijk worden aan geslagen, wordt de som voor noodzakelijk levensonderhoud, genoemd in het eerste lid van dit artikel bij de berekening van het belastbaar inkomen voor ieder hunner niet ten volle afgetrokken, doch slechts in verhouding tot hun aantal en over ieder voor een gelijk deel. Het belastbaar inkomen wordt, alvorens het tarief van ar tikel 21 daarop wordt toegepast, voor ieder minderjarig eigen of aangehuwd kind of pleegkind, dat niet zelf in deze belasting wordt aangeslagen, verminderd volgens de onder staande schaal: is het belastbaar inkomen minder dan 800.—, dan be draagt de vermindering tien per honderd daarvan, berekend over geheele bedragen van f 50.met dien verstande even wel, dat de vermindering in elk geval 50.— zal bedragen; is het belastbaar inkomen 800.— of meer, doch minder dan 1000.dan bedraagt de vermindering 80.bene vens acht per honderd van elk geheel bedrag van 50.— waarmede het belastbaar inkomen /800.— te boven gaat; is het belastbaar inkomen f 1200.— of meer, doch minder dan 1800.dan bedraagt de vermindering 112.bene vens zes ten honderd van elk geheel bedrag van f 50.—, waarmede het belastbaar inkomen f 1200.— te boven gaat; is het belastbaar inkomen f 1800.of meer, doch minder dan 2600.dan bedraagt de vermindering f 142.bene vens vier ten honderd van elk geheel bedrag van f 100.—, waarmede het belastbaar inkomen f 1800.— te boven gaat; is het belastbaar inkomen 2600.— of meer, doch minder dan 3600.dan bedraagt de vermindering 180.bene vens twee ten honderd van elk geheel bedrag van f 100.—, VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919. waarmede het belastbaar inkomen f 2600.te boven gaat; is het belastbaar inkomen f 3600.— of meer, dan bedraagt de vermindering 200. Als pleegkind van den belastingplichtige wordt slechts aan gemerkt, wie door hem als een eigen kind wordt onderhou den en gevoed." Artikel II. Deze verordening wordt evenals de op 28 Juni 1918 vast gestelde verordening op de heffing van Hoofdelijken Omslag in de gemeente Roosendaal en Nispen voor het eerst toege past op de heffing van Hoofdelijken Omslag voor het belas tingjaar 1919/1920, welk belastingjaar in afwijking van het bepaalde bij artikel 23 dier laatste verordening zal loopen van 1 Januari 1919 tot en met 30 April 1920. Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosen daal en Nispen in zijne openbare vergadering van den 8sten Februari 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. De Voorzitter: Verlangt een der leden stemming over deze verordening in haar geheel? Niemand? Dan is ze met alge- mecne stemmen aangenomen en vastgesteld. VIL Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststel ling eener verordening op de heffing en invordering 1 van opcenten op de dividend- en tantièmebeiasting. De Voorzitter: Mijne Heeren- U werd ter kennisneming toegezonden eene verordening tot heffing van opcenten op de dividend- en tantièmebelasting met memorie van toelichting. Verlangt naar aanleiding dier verordening met memorie van toelichting een der leden in haar geheel het woord! Niemand? Dan ga ik over tot artikelsgewijze behandeling. De artikelen I—II—III en IV der verordening op de heffing worden zonder bespreking en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter: Verlangt iemand stemming over de veror dening in haar geheel? Niemand? Dan is deze ongewijzigd aangenomen. Verlangt iemand artikelsgewijze behandeling der verorde ning op de invordering? Verlangt een der leden stemming? Niemand? Dan is ook de verordening op de invordering aan genomen en onder dagteeekening van heden vastgesteld. De verordeningen luiden als volgt: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; HEEFT BESLOTEN: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING op de heffing van opcenten op de dividend en tantièmebelasting in de gemeente Roosendaal en Nispen. Artikel 1. Op de hoofdsom der dividend- en tantième-belasting wor den boven de opcenten, bedoeld in artikel I der wet van 26 Juli 1918 (Staatsblad no. 502), ten behoeve van de gemeente geheven 18 opcenten. Artikel 2. De heffing, bepaald bij artikel 1, geschiedt echter slechts, indien en voor zoover hetgeen alsdan, ingevolge dat artikel en artikel 1 der wet van 26 Juli 1918 (Staatsblad no. 502), te zamen van de hier bedoelde belastingplichtigen ten behoeve van de gemeente wordt geheven, percentsgewijze niet hoo- ger is dan drie-vijfden van het percentage, dat in het laatst verstreken belastingjaar in de gemeente van het hoogste in komen is geheven. Artikel 1 blijft buiten toepassing, indien in het laatst ver streken belastingjaar geen plaatselijke directe belasting naar het inkomen in de gemeente is geheven. Artikel 3. De heffing der opcenten, in artikel 1 bepaald, geschiedt slechts voor de helft, voor zoover de belasting wordt gehe ven ter zake van het in artikel 1, b, der wet op de dividend en tantième-belasting 1917 bedoelde bedrag van ondernemin gen, die eigen kantoren of andere eigen vaste inrichtingen ten behoeve van hun bedrijf in de koloniën of bezittingen des Rijks buiten Europa of in het buitenland bezigen en voor één-vier de, voor zoover zij ter zake van het bovenbedoeld bedrag wordt geheven van ondernemingen, die hun bedrijf, of is er sprake van meer bedrijven, hun hoofdbedrijf, uitsluitend uit oefenen in die koloniën of bezittingen of in het buitenland. Artikel 4. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getre den op 1 Januari 1919. Zij is mede van toepassing op uitdeelingen, bedoeld bij arti kel 2 der wet op de dividend- en tantième-belasting 1917 en de aan belasting onderworpen salarissen bedoeld in artikel 7 dier wet, over een boekjaar, dat eindigt op of na 31 Decem ber 1918. Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen in zijne openbare vergadering van den 8sten Fe bruari 1919. De Secretaris, De Voorzitter A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; HEEFT BESLOTEN: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING op de Invordering van de opcenten op de dividend- en tantième-belasting in de gemeente Roo sendaal en Nispen. Eenig Artikel. De invordering der opcenten op de hoofdsom der dividend en tantième-belasting, waarvan de heffing is bepaald in de verordening van heden, geschiedt overeenkomstig het be paalde bij artikel 7, derde Lid, der wet van 26 Juli 1918, (Staatsblad no. 502). Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosendaal Besluit tot het opnemen van kinderaftrek in de verordening op de heffing van hoofdelijken omslag. Besluit tot het opnemen van kinderaftrek in de verordening op de heffing van hoofdelijken omslag Besluit tot vaststelling eener verordening op de heffing en invordering van opeenten op de dividend- en tantième belasting.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 4