9E VERGADERIiNG.
1
VERGADERING VAN 29 SEPTEMBER 1919.
Vergadering van Maandag, 29 September 1919.
Bijeenroepingsuur uur des namiddags.
Punten ter behandeling:
1. Vaststelling van de notulen van vorige vergaderingen.
2. Vaststelling van d!e verordening tot regeling van de
wijze van uitbetaling der jaarwedden van de onderwijzers
aan de openbare lagere scholen en tot regeling van de in
houding dier jaarwedden bij verlof tot afwezigheid. 3.
Voordracht van Burgemeester en Wethouders tot instel
ling van eene Commissie van Bijstand voor Openbare
Werken. 4. Vaststelling van d'e verordening regelende
de samenstelling en werkkring van de Commissie voor de
Bedrijven. 5. Vaststelling van de verordening regelende
de samenstelling en werkkring van de Commissie voor
Openbare Werken. 6. Benoeming van twee leden van
de Commissie voor de Bedrijven. 7. Benoeming van
twee leden van de Commissie voor Openbare Werken.
8. Benoeming van vier leden van de Levensmiddelencom
missie. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging van het besluit regelende de samenstelling
van de Verfraaiïngscommissie. 10. Voorstel van Bur
gemeester en Wethouders tot aanleg eener centrale ver
warming in het gebouw van Openbare Werken ten be
hoeve van den Raad van Arbeid en den Dienst van
Openbare Werken. 11. Brieven van Gedeputeerde
Staten betreffende de besluiten tot wijziging van de be
grooting 1918. 12. Request van den Nederlandschen
Volkszangbond houdende verzoek om eene subsidie. 13.
Request van het Bestuur der R. K. Landbouwwinter-
school alhier, houdende verzoek om eene subsidie. 14.
Request van het Hoofdbestuur van de vereeniging van
verloskundigen in Nederland, houdende verzoek om her
ziening van de belooning der gemeente'-vroedvrouw.
15. Meldedeeling van ingekomen stukken.
Voorzitter: de Burgemeester, de heerA. L. G. H. M. Coenen.
Aanwezig met den Voorzitter de heerten: A. W. Braat en
A. Heerma van Voss, Wethouders en de heeren: A. A. Jon-
geneelen, C. A. Valkenburg, J. A. Voeten, A. F. Vos, P. J.
Raats, Jac. Vos, J. Verheijen, A. B. K. Steyaard', F. Geerssen,
A. J. M. d!e Bruyn, P. C. M. Konings, E. H. M. van Wely
en J. A. C. van Gastel, leden.
Afwezig: de heeren G. A. van Dorst en K. F. W. M. van
Weily.
Secretaris: de heer A. A. Rademakers.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Ik verklaar deze vergade
ring voor geopend.
Aan de orde is:
I. Vaststelling van de notulen van vorige vergaderingen.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Aangezien de nog niet goed
gekeurde notulen niet in druk verschenen zijn, kan niet tot
de vaststelling daarvan overgegaan worden.. Ik stel U dus
voor dit punt van de agenda af te voeren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen
II. Vaststelling van de verordening tot regeling van
de wjjze van uitbetaling der .jaarwedden van de onder
wijzers aan de openbare lagere scholen en tot regeling
van de inhouding dier jaarwedden by verlof tot afwezigheid.
De Voorzitter: Mijne He,'eren! De wet van 14 Juli 1919,
Staatsblad no. 493, tot wijziging van de wet tot regeling van
het lager onderwijs, wordt geacht in werking te zijn ge
treden van 1 Januari 1919 af.
Die wet maakt het noodig, dat in elke gemeente enkele
voorzieningen worden getroffen, en wel:
Vóór 1 October 1919 moeten de plaatselijke verordenin
gen tot flegeling van de jaarwedden der onderwijzers aan de
openbare lagere scholen vervangen worden door regelingen
overeenkomstig de bepalingen, vervat in artikel I der Wij
zigingswet.
Door den Gemeenteraad moet vóór dien datum eene ver
ordening worden vastgesteld tot regeling van de wijze van
uitbetaling en tot regeling van de inhouding dier jaarwedden
bij verlof tot afwezigheid.
Die verordening is aan de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten onderworpen ingevolge artikel 26 undecies, derde lid,
der lageronderwijswet.
Ingevolge deze wetsbepaling hebben Burgemeester en
Wethouders U dóen toekomen eene concept-verordening re
gelende de wijze van uitbetaling door de wet verlangd.
Ik stel thans voor tot vaststelling dier verordening over
te gaan. Verlangt omtrent deze verordening in haar geheel
een der leden het woord?
De heer Steyaard: Voorzitter! De geheele verordening
zooals zij is samengesteld, is m. i. slechter dan de vorige, en
op grond daarvan, zou ik gaarne zien, dat die verordening
artikelsgewijze werd behandeld.
De Voorzitter: Het is de gewoonte, dat de Voorzitter aan
de vergadering vraagt, of iemand over de verordening in
haar geheel het woord verlangt; daarna volgt de artikels
gewijze behandeling. Ik moet mij houden aan het reglement
van orde.
Ik herhaal dus, verlangt omtrent de verordening in haar
geheel een der leden het woord? Niemand? Dan ga ik over
tot artikelsgewijze behandeling.
Bij artikel 1 zegt:
De heer Steyaard: Voorzitter! Wanneer wij de oude ver
ordening inzien, dan lees ik daarin:
Vaststelling van de verordening tot regeling van de wijze van uitbetaling der jaarwedden van de Onderwijzers aan de
openbare lagere scholen en tot regeling van de inhouding dier jaarwedden bij verlof tot afwezigheid.