4 VERGADERING VAN 22 SEPTEMBER 1919. menschen, die zonder onderdak zijn of zonder dak zullen ge raken!, tenminste onderdak te verschaffen. Dat is dus heel wat anders. De kwestie van het bouwen van woningen door de gemeente is iets, wat natuurlijk onder de oogen gezien wordt,dat is mijn idéé wanneer de bouwvereenigingen niet vlug en snel genoeg zouden werken om in het tekort aan woningen te voorzien. Dus wanneer de vereenigingen en zooals ik gehoord heb, zijn er meer vereenigingen, die zich op het bouwen wil len toeleggen vlug genoeg werken, behoeft de gemeente niet in te grijpen. Mijn idéé is, wanneer dat niet vlug genoeg gaat, dat wij dan altijd nog kunnen zieni, wat ons te doen siaat. Ik ben het geheel eens met den heer Valkenburg, dat dit op de tweede plaats komt. Over hetgeen de heer Steyaard aangehaald heeft over dat gezin van Luytgaarden, moet ik U eerlijk zeggen, dat mij dit onbekend was. Ik had wel gehoord van gezinnen, die uit hun huis gezet worden, zooals nu ook weer een der gemeente arbeiders Schijven van den Kortienldiijk. Die moet morgen naar 'Breda om daar zijn uitzetting te hooreni uitspreken, maar dat het zoo erg is, wist ik niet. Ik had niet gedacht, dat dat gezin daar ergens op straat zat, ik dacht, dat het misschien een onderdak gevonden had. Nu dat niet het geval is, kan ik U toezeggen, dat ik daar onmiddellijk werk van zal maken, want dat zijn toestanden wanneer die werkelijk zijn, zoo als U gezegd heeft eni daar behoef ik niet aan te twijfelen die ongeoorloofd zijn. Dan heeft de heer Steyaard gesproken over dei aanbeste ding der woningen. Daarop kan ik antwoorden, dat die wo ningen in haar geheel te krijgen zijn bij eene firma in den Haag, kant en klaar, maar wij zijn van het standpunt uitge gaan juist met het oog op het weinige werk in de gemeente, die woningen in de gemeente te laten maken. Het wordt aan besteed in de gemeente, zoodat alle timmerlieden daar werk kunnen vinden. Verder heeft de heer Steyaard gesproken over de invoering van den achturigen arbeidsdag op dat werk en over de ar beidsvoorwaarden. Daaromtrent moet ik U zeggen, dat ik zuljks eerst moet bespreken. Dat zijn allemaal zaken, die nieuw voor mij zijn. Ik zit hier thans voor heit eerst als Wet houder en ik dacht al mijn best gedaan te hebben om dit punt zoo spoedig mogelijk aan de orde te stellen. U moet nu niet te veel van mij eischen, dat ik alles in eens doe. Ik beloof U in ieder geval, dat ik er over spreken zal, en wanneer het eenigszins mogelijk is, dat wij dan ook in dien geest werk zaam zullen zijn. Dan vroeg U naar den huurprijs. Die is thans heel moeilijk op te geven. Die huurprijs zal, denk ik, tusschen de twee en drie gulden zijn. Het worden nogal aardige woningen, een woonkamer, een keuken en twee slaapkamers en dan komt er nog een schuurtje bij. De huurprijs zal dus wel twee a drie gulden moeten zijn, maar op dat punt zijn wij niet ge heel baas, want de huurcommissie heeft daarin ook een woordje mee te spreken. Zekerheid kan ik U daaromtrent dus niet geven. De1 heer E. van Wely: Mijnheer dei Voorzitter. Zou er voor dit spoedeischend geval in eene fabriek b.v. in het Anker of Jager Co. nipt onderdak te krijgen zijn voor v. d. Luyt gaarden. De heer Heeirma van Voss: De woningen, welke bij die fabriek staan, worden afgebroken. Die kunnen wij ook niet krijgen. De1 heer Konlngs: Mijnheer de Voorzitter! Hoofdzaak is, dat zoo'n gezin hoe eerder hoe beter onder dak komt. Dan wilde ik den heer Heerma van Vo-ss nog zeggen, dat ik het bouwen van steenen woningen alleen maar in over weging heb gegeven, en na hetgeen ik van U en den heer Valkenburg gehoord heb, wil ik daar niet op terugkomen. Ik breng hier openlijk mijn dank, dat het Dagelijksch Be stuur in deze zoo voortvarend is geweest. Het heeft daar een goede daad mede gedaan. De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik zal U eenigs zins eenige toelichting kunnen geven omtrent de woningen van het Anker aan de vroegere fabriek van Janssens, VanWeel Smits Co. Die fabriek zal zeker dezen winter gesloopt worden. Daar staat wel eene woning ledig, maar het Anker vraagt een botermaker en wanneer die botermaker komt, is het Anker natuurlijk gehouden voor eene woning te zor gen. In de fabriek is nog eene bovenwoning, maar wanneer het Anker overgaat tot slooping van die fabriek, dan kan het daarin wonende huisgezin zeker ook niet op straat gezet worden. Wanneer dus die botermaker niet in diei woning komt, moet genoemd huisgezin erin ondergebracht worden. Wat betreft het huisgezin van Van Es, kan ik U mededee- len, dat dit ondergebracht is in de voormalige melksalon van van de Coöperatieve Suikerfabriek. De heer Steyaard: Voorzitter! De heer Heerma van Voss heeft gezegd, dat hij niet wist, dat de mandenmaker Luyt gaarden op straat zit. Ik wil dat nog even nader naar voren brengen. Een mijner collega's, die toevallig met dien trein van Rot terdam kwam, zag aan den weg een laken en dacht, bliksem, dat is zeker' een gezin, d'at op straat gezet wordt. Met de fiets ging hij er heen, eni jawel, daar zat die man, hij was bezig een hutje te timmeren. Toen ben ik er persoonlijk naar toe gegaan. Die man had een huis gehuurd van boer Roks en woonde op dén Nieuwen Berg. Die boer Roks had twee hui zen op ongeveer honderd Meter afstand van zijne woning; die verhuurde hij. Het eene moet verhuurd zijn aan eene oude vrouw en het andere aan Luytgaarden. De oude vrouw is opgenomen in het ziekenhuis en nu dacht die boer, nu moet dien andere er ook maar uit'. Dat heeft hij van de Huurcommissie en den Kantonrechter gedaan gekregen. Hij heeft in die woning den schoorsteen en een binnenmuur uit gebroken en wil daar eene schuur van maken. Natuurlijk zijn voordeel! Die man wordt op straat gezet, hij heeft nu een paar palen in den grond geslagen, heeft struikgewas geplukt, heeft wat stroo gehaald en heeft daar een afdakje van ge maakt tegen den berm van deni weg. Daarin woont hij, daarin huist nu man en vrouw met vijf kinderen! Als U wist den toestand, waarin dat gezin verkeert, het is ellendig! Ik wil dit zeggen, het is eenvoudig verschrikke lijk en ik raad het Dagelijksch Bestuur aan eiens te onder zoeken, hoe die menschen daar wonen. Het is zoo intreurig, dat het niet treuriger kan. J.l. Zaterdag wanen er twee kin deren ziek, de man is stijf van de rheumatiek van op den grond te liggen met dit koude kille weer! Hoe kan het ook anders? Wij verlangen dan ook niet anders dan dat Burge meester en Weihouders al heit mogelijke zullen doen om zoodra mogelijk, liefst, zooal's ik reeds heb gezegd, nog heden, dat huisgezin onder dak te krijgen. De heer Heerma van Voss: Ik heb die toezegging al ge daan, dus is het niet noodig dat te herhalen. De heer Steyaard: Dan heb ik dit nog. Het voorstel is om 5 VERGADERING VAN 22 SEPTEMBER 1919. twintig noodwoningen te bouwen. Ik wilde even vragen, of de gemeente geen lokalen meer beschikbaar heeft, waar be hoorlijke houten woningen van gemaakt kunnen worden. Zoo hoor ik noemen de Java bij het Station. De heer Heeirma van Voss: Dat gebouw is niet van de ge meente. Dat is van het Comité voor de vluchtelingen of van het Rijk. Verschillende leden: Van het Rijk. De heer Steyaard: En de centrale keuken in de Hendrik Gerard Dirckxstraat? De heer Van Gastel: Die is nog noodig. De heer Heerma van Voss: Uit de gebouwen van het Le- vensmiddelienbedrijf is zoo zachtjes aan alles verdreven ge worden, doordat de Raad van Arbeid daar ingekomen is. Het Levensmiddelenbeidrijf heeft daar heelemaal geen ruimte. Ik vermoed dus, dat de keuken zoowat dient voor magazijn en kantoor, zoodat zij op 't oogenblik onmogelijk gemist' kan worden. Het eigenlijke gebouw is op één lokaal na geheel ingenomen door den Raad van Arbeid. Daar gaat niets van op, anders wist ik het wel. Neen, wij hebben lang genoeg gezocht, en andere gebouwen heeft de gemeente heelemaal niet. De Voorzitter: Verlangt nog iemand het woord? Niemand? Dan zal ik den heer Steyaard even antwoorden op zijn verwijt aan den ouden Raad gedaan, wegens zijne nalatig heid in het bouwen van woningen. De heer Steyaard heeft zoo'n schrikkelijke schildering op gehangen van het huisgezin van v. d. Luytgaarden, dat naast den weg gehuisvest is. Nu is het wel zonderling, dat wij dat hier van de sociaal-democratein moeten hooren, want als wij nagaan en lezen, wat zijn collega Gruys in den Bredaschen Gemeenteraad zegt, wanneer er sprafité~is van het Bouwen van werkmanswoningen, dan lezen wij: het ljgt niet op den weg van onze partij daaraan mede te werken! Daarom heeft het mij ook verrast, dat de heer Steyaard den oudlen Raad daarvan een verwijt maakt, omdat juist het socialisme daaraan geen hand uitsteekt! Ik vind het vreemd, dat juist zoo iemand den Gemeenteraad beschuldigt van iets, waar hij zelf niet aan mededoet. Dus hieruit blijkt, dat de sociaal-democraten wel groote en dikke woorden opzetten, maar als het er op aankomt om mede te werken, zeggen zij: het ligt niet op den weg van onze partij. De heer Steyaard: Dat wij sociaal-democraten de sociale belangen zouden vertrappen, dat zal de heer Braat wel on dervinden in de vier jaar, dat wij in den Raad zitting heb ben. Dan zullen wij wel eens zien wie eigenlijk de sociale belangen in den Gemeenteraad zullen behartigen, de oude ledien van den Raad of de nieuwe leden. Ik geloof wel, dat het de nieuwe leiden zullen zijn. Wat verder den heer Gruys betreft, dat hij zou gezegd heb ben, dat het niet op den weg ligt van de S.D.A.P. om in den woningnood te voorzien, kan ik niet aannemen van U, want het is een feit, dat overal, waar de Sociaaldemocraten in den Raad zitten, wordt gehamerd op woningbouw. Ziet' U maar eens wat in Amsterdam gebeurt, dat daar de sociaal-demo craten geheel nieuwe wijken bouwen, dat het juist de' so ciaal democraten zijn, die voor woningbouw opkomen, dat zij het zijn, die zien, dat de belangen van den woningbouw door de kapitalistische klasse niet worden gediend, omdat de woningbouw geen rente opbrengt. Het zijn juist de sociaal democraten', die in den woningnood willen voorzien en dezen nood voor de arbeiders willen lenigen'. Ik ga daarin dan ook in het geheel niet met den heer Braat accoord. De heer Valkenburg: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan in zekeren zin de woorden van den heer1 Steyaard souslignee- ren, maar ik zou daartegenover kunnen zetten, dat b.v. in Haarlem door den R. K. wethouder Boomans ontzettend veel is gedaan voor den woningbouw. Ik zou echter liefst zien, dat U over deze zaak de debatten sloot, want het wordt tenslotte drijverij tusschen politieke partijen, waarmede de zaak van den woningbouw in zich niet wordt gediend. Ik doe daarom het voorstel om de debatten hierover te sluiten. De Voorzit'ter: Ik wil nog even antwoorden, dat ik het door mij aangehaalde in het officiëele verslag van den Bredaschen Gemeenteraad gelezen heb em hiermede sluit ik de debatten. Heeft iemand bezwaar tegen het voorstel van Burgemees ter en Wethouders tot het bouwen van 20 houten noodwo ningen? Niemand? Verlangt iemand stemming? Niemand? Dan is het aangenomen en is het volgende besluit vastgesteld: De Raad der' gemeente Roosendaal en Nispen, Gehoord1 het voorstel van Burgemeester en Wethouders om ter voorziening in den woningnood in deze gemeente over te gaan tot het bouwen van twintig houten noodwoningen, overeenkomstig een daarvan door hen opgemaakt plan, wor dende dte kosten van het bouwen van een dier woningen op 2100.begroot, HEEFT BESLOTEN: tot het bouwen van twintig houten noodwoningen overeen- komstig het daarvan door 'Burgemeester en Wethouders op gemaakte plan te doem overgaan. Gedaan in de openbare vergadering van den Raad der ge meente Roosendaal en Nispen, den 22sten September 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. A. W. BRAAT, 1. B. Wij hebben nu nog te besluiten eene leening aan te gaan groot /45.000.voor het bouwen van houten noodwonin gen, welke leening zal verdeeld zijn in obligatiën groot 500.—, de rente zal bedragen 6% en de aflossing zal ge schieden in 15 jaar, ieder jaar zullen zes schuldbrieven' wor den uitgeloot en verder zal de leening onder de gewone voorwaarden worden gesloten. De heer Steyaard; Die leening tegen 6% vind ik wel wat hoog, kan die niet tegen 5% door de gemeente verkregen worden? De heer E. van Wely: Wij moeten blij zijn, dat men het geld tegen 6% geeft. De Voorzitter: Wanneer wij 6% bepalen, wordt in den regel boven pari ingeschreven, zoodat dit ongeveer op het zelfde neerkomt. De' heer E. van Wely: De heer Steyaard zal toch ook wel weten, dat de gemeente Zaandam in het geheel geen geld kon krijgen! Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van Bur gemeester en Wethouders tot het aangaan der geldleening aangenomen. De Voorzitter: Thans stel ik voor het in verband met het aangaan der geldleening voor den bouw van noodwoningen Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen bouwen van twintig houten noodwoningen. Besluit tot het doen bouwen van twintig houten noodwoningen. Besluit tot het aangaan eener geldleening van f45000.— voor den bouw van twintig houten noodwoningen.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 47