6E VERGADERING VERGADERING VAN 2 SEPTEMBER 1919. Beëediging der Leden. Benoeming van Wethouders. Vergadering van Dinsdag, 2 September 1919. Bijeenroepingsuur uur des voormiddags. Onderwerpen ter behandeling: 1. Beëediging der leden. 2. Benoeming van wethouders. 3. "Benoeming van leden van de Commissie voor de be drijven. 4. Benoeming van leden van de Levensmidde lencommissie. 5. Voorstel omtrent de samenstelling van de Verfraaiïngscommissie. 6. Mededeeling van ingeko men stukken. Voorzitter: de Burgemeester, de heer A. L. G. H. M. Coenen, Aanwezig met den Voorzitter: de heeren A. Heerma van Voss, J. A. Voeten, P. C. M. Konings, A. W. Braat, A. A. Jongeneelen, C. A. Valkenburg, P. J. Raats, Jac. Vos, K. F. W. M. van Wely, J. A. C. van Gastel, G. A. van Dorst, A. B. K. Steyaard, A. J. M. de Bruyn, E. H. M. van Wely, F. Geerssen, A. F. Vos en J. Verheijen. Secretaris: de heer A. A. RademakerS. De Voorzitter: Mijne Heeren! Ik verklaar deze vergade ring voor geopend. Aan de orde is: I. Beëediging der leden. De Voorzitter: Mijne Heeren! Is er een van de leden, die in mijne handen niet den eed wenscht af te leggen, doordat hij daartegen gemoedsbezwaren heeft? De heer Steyaard: Jawel, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Wenscht U dan de belofte af te leggen? De heer Steyaard: Jawel, Mijnheer de Voorzitter. De heer Geerssen: Mijnheer de Voorzitter! Ook ik wensch die belofte af te leggen. Hierna worden in handen van den Voorzitter de bij de wet vereischte eeden afgelegd door de heeren A. F. Vos, Van Dorst, Jac. Vos, Heerma van Voss, Jongeneelen, P. Konings, K. van Wely, E. van Wely, Van Gastel, Braat, Voe ten, De Bruyn, Raats en Valkenburg. Daarna leggen de heeren Steyaard en Geerssen de bij de wet gevorderde beloften af in handen van den Voorzitter. De Voorzitter: Ik verzoek de heeren zitting te nemen en beveel hun de belangen van de gemeente aan. II. Benoeming van Wethouders. De Voorzitter: Ik heb de vergadering mededeeling te doen, dat de punten drie, vier en vijf van de agenda worden af gevoerd, aangezien die punten eerst in behandeling kunnen komen, nadat de keuze van de Wethouders zal hebben plaats gehad, en de verordeningen, die met deze benoeming in verband staan, door het Dagelijksch Bestuur opnieuw on der de oogen zullen zijn gezien en aan U voorgelegd'. Voor deze en volgende in deze vergadering te houden stemmingen benoem ik tot stemopnemers de heeren Van Dorst en A. F. Vos. Hierna gaat de Raad tot stemming over. Na gehouden stemming zegt De Voorzitter: In de bus zijn bevonden 16 stembiljetten, waarvan 1 blanco, zoodat zijn uitgebracht 15 geldige stem men. Hiervan heeft verkregen de heer Heerma van Voss 6 stem men, de heer Braat 7 stemmen, de heer Verheijen 1 stem en de heer Steyaard 1 stem. Niemand-de volstrekte meerder heid verkregen hebbende, wordt tot eene nieuwe vrije stem ming overgegaan. Na afloop daarvan zegt De Voorzitter: In de bus werden bevonden zestien stem briefjes. Hiervan zijn van onwaarde twee stembriefjes, daar ze blanco zijn ingeleverd. Het aantal geldig uitgebrachte stem men bedraagt derhalve veertien. Hiervan heeft verkregen de heer Braat 8 stemmen, de heer Heerma van Voss 5 stemmen, en de heer Van Gastel 1 stem, zoodat met volstrekte meerderheid van stemmen is gekozen en mitsden benoemd tot Wehouder de heer A. W.- Braat. Mijnheer Braat hier aanwezig, verklaart gij U de benoe ming tot Wethouder te laten welgevallen? De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! De last, die bij deze benoeming op mijne schouders wordt gelegd, is zwaar. Ik weet niet, of ik dien last zal kunnen torschen. De werkzaam heden en de verantwoordelijkheid aan het ambt verbonden worden met den dag zwaarder, en helaas mijne krachten be wegen zich juist in tegenovergestelde richting. Maar Mijn heer de Voorzitter, ik heb deze benoeming niet uitgelokt, zij is mij aangeboden en ik heb gemeend niet te mogen weige ren. Noch de eer, noch het finantiëele voordeel aan het ambt verbonden hebben, mij kunnen bewegen de betrekking te aanvaarden, maar alleen plichtsbesef en gemeentebelang. Ik hoop met het nieuw gevormde Dagelijksch Bestuur in de beste harmonie te kunnen samenwerken tot heil onzer dierbare gemeente. Naar mijn bescheiden meening heb ik steeds vriendschappelijk met den Raad samengewerkt en ik mag dan ook vertrouwen op den steun van den Raad. Wat de nieuwe leden betreft, zal ik moeten afwachten, in alle ge val wil ik er het beste van hopen. Ik dank de leden, die op mij hunne stem hebben uitgebracht en ik hoop het vertrouwen, dat in mij is gesteld, niet te zul len beschamen. Hiermede, Mijnheer de Voorzitter, aanvaard ik de betrek king van Wethouder.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 41