6
VERGADERING VAN 30 AUGUSTUS 1919.
werkzaamheden in het College van Burgemeester en Wet
houders te scheiden;, dus te zorgen, dat U een Wethouder zult
krijgen, die belast is met' de zorg voor openbare bedrijven, en
een Wethouder, die belast is met de zorg voor onderwijs en
financiën waarschijnlijk.
Het zal dus noodig zijn, dat ieder Wethouder de onder hem
ressorteerende takken van dienst geheel en al behandelt. Zij
zullen geregeld ten gemeentehuize zitting moeteni houden om
de ingezetenen in de gelegenheid te stellen hen te spreken.
Zoowel in den Raad, als in het College van Burgemeester
en Wethouders zullen zij over de onderwerpen, die hen aan
gaan, het woord moeten voeren. Ik wensch dit van te voren
te zeggen. U begrijpt, dat de taak der Wethouders daardoor
wordt verzwaard en dat de mijne heel wat wordt verlicht.
Naar aanleiding daarvan meende ik aanvankelijk reeds in
deze vergadering het voorstel te doen de jaarwedde der
Wethouders te verhoogen. Het College van Burgemeester en
Wethouders heeft echter geoordeeld, dat dit bij de behande
ling der begrooting voor het dienstjaar 1920 diende te ge
schieden. Dan zullen U dus dergelijke voorstellen bereiken.
De Wethouders worden nu alles behalve schitterend beloond
voor de werkzaamheden, die zij hebben te verrichten en voor
de verantwoordelijkheid, die zij te dragen hebben, en die in
de naaste toekomst voor ieder hunner nog zwaarder zal
worden.
De leden, die zich de keuze tot Wethouder hunner mede
leden zullen laten welgevallen, komen dus door de nieuwe
taakverdeeling van de leden van het College van Burgemees
ter en Wethouders niet voor een nieuw feit te staan. In de
eerste vergadering van Burgemeester en Wethouders, die
vermoedelijk op 4 September a.s. zal worden gehouden zal ik
aan de nieuwe Wethouders een afgewerkt voorstel omtrent dit
onderwerp voorleggen. Ik zeg dus nogmaaals: De Wethou
ders hebben de belangen van de onder hen ressorteerende
takken van dienst geheel en al te behartigen, hebben het
woord te voeren in den Raad en in de vergaderingen van
Burgemeester en Wethouders, terwijl ik als Voorzitter de
algemeene behoud.
Thans stel ik voor in comité-generaal over te gaan. Heeft
iemand daartegen bezwaar? Niemand? Dan schors ik de
openbare vergadering.
Na heropening der openbare vergadering zegt de Voor
zitter
Ik stel voor het eerste suppletoire kohier dienstjaar 1918
vast te stellen op een bedrag van f 11053.58, het tweede op
een bedrag van 5498.4814 en het derde op een bedrag van
2472.75.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
Niets meer aan de orde zijnde en geen der leden meer het
woord verlangende wordt de vergadering door den Voorzitter
gesloten.
Ter voldoening aan artikel twaalf van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van
den Raad zijn vorenstaande notulen na de goedkeuring door den Gemeenteraad in zijne vergadering van den
negentienhonderd en negentien door ons onderteekend.
De Secretaris,
De Voorzitter,
Voorloopige mededeeling van den Voorzitter omtrent de taakverdeeling in het nieuwe College van Burgemeester en
Wethouders. Vaststelling suppletoire kohieren dienst 1918.