VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919.
het voor de eerste maal zal gelden voor de maand Januari
1919.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den
Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, den 8sten Fe
bruari 1919.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
V. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het ver
leenen van blanco crediet voor de Burgerwacht.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Het zal U allen bekend zijn,
dat de burgemeesters door de Regeering zijn verzocht, po
gingen in het werk te stellen om te verkrijgen, dat vooral in
de grootere gemeenten, burgerwachten worden opgericht. Ik
behoef hier niet te ontvouwen het doel, dat hierbij voorzit.
De Regeering wenscht, dat de gemeenten paraat worden ge
vonden om voor het geval, eene poging zou worden aange
wend om de openbare bedrijven in de gemeenten stop te
zetten en zoodoende revolutie in de gemeenten te verwek
ken, de zaken in gang te houden. Daartoe wenscht de Regee
ring, dat in elke gemeente zal worden opgericht eene gewa
pende en eene ongewapende burgerwacht. Ook in onze ge
meente is bereids eene burgerwacht ingesteld. De eerste
maal is aan den Burgemeester opgedragen het Bestuur van
eene dergelijke burgerwacht samen te stellen. Ook hier is
dat reeds geschied, en dat Bestuur is voorgedragen door die
corporaties, die in de Novemberdagen van verleden jaar ge
toond hebben niet revolutionair, maar antirevolutionair te
zijn. En daarom heb ik gemeend als Burgemeester dezer ge
meente hunne voorlichting te moeten verzoeken om de be
stuurders aan te wijzen, die ik als zoodanig zou hebben te
benoemen. Aan mijn verzoek is na gehouden conferentie,
na de tweede conferentie, waarbij ik niet tegenwoordig ben
geweest voldaan en uit de mij opgegeven candidaten heb
ik het bestuur van de Burgerwacht in zijn geheel samenge
steld, en in dat bestuur heeft rechtens zitting en is ook door
mij aangewezen de Commandant van de Burgerwacht. Waar
echter de namen van de personen tot heden niet bekend zijn,
wensch ik niet de eerste te zijn, die daarvan kennis geeft. Het
zal U duidelijk zijn, wanneer eene dergelijke burgerwacht in
in onze gemeente bestaat, dat er dan ook dient gezorgd te
worden, dat die burgerwacht kan optreden, en dat voor alle
eventualiteiten, althans voor zoover in onze macht ligt, wordt
verkregen, dat op onbekrompen wijze kan gezorgd worden,
dat aan de burgerwacht de moeite, de ontberingen en ook het
derven van loon als anderszins, kan worden vergoed. En
nu meen ik als hoofd van de politie aan U te moeten vragen
aan Burgemeester en Wethouders en zoodoende aan den
Burgemeester voor het eerste jaar althans, voor het jaar
19l9} dat wij' zijn ingegaan, een blancocrediet te verstrekken,
teneinde overeenkomstig de daarvoor bestaande en voorge
schreven regelen door de Regeering de Burgerwacht te
kunnen instandhouden. Wanneeer dit jaar zal zijn verloopen,
blijft de Burgerwacht in elke gemeente bestaan, maar dan
kan bij de a. s. begrooting een nader crediet worden ge
vraagd, waarover de Raad dan nader zal hebben te beschik
ken. Wij willen allen hopen, dat de Burgerwacht in onze ge
meente niet actief zal behoeven te zijn, noch in onze gemeen
te noch in geheel ons vaderland, maar wij willen er dan ook
voor zorgen en ik twijfel daar geenszins aan, dat in elke ge
meente eene Burgerwacht zal gevormd zijn, die steeds pa
raat is. Voor die paraatheid is het noodig, dat wij mogen be
schikken over voldoende geldmiddelen. Daarom vraag ik U
bij dezen het blanco crediet, dat als punt 5 op de agenda
voorkomt.
De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Bestaan er
overwegende bezwaren om mede te deelen hoe en uit wie
die Burgerwacht is samengesteld, het Bestuur er van?
De Voorzitter: Om de namen van het Bestuur te doen
kennen?
De heer De Bruyn: Ja.
De Voorzitter: Overwegende bezwaren bestaan hiervoor
geenszins, maar aangezien nog niet verder is gegaan dan de
benoeming van het Bestuur en het Bestuur zich nog bezig
houdt om de verdere samenstelling van de Burgerwacht uit
te breiden, heb ik gemeend daarvan geen melding te moeten
maken, temeer omdat de kennisname van het Bestuur geen
invloed kan uitoefenen op het vragen en verleenen van het
crediet. Was dat wel het geval, dan zou ik die inlichtingen
wel gegeven hebben. Het crediet wordt niet gevraagd door
het Bestuur, maar het wordt gevraagd door den Burgemees
ter.
Verschillende leden: Hier niet!
De heer E. van Wely: Hier staat voor de Burgerwacht;
aan den Burgemeester dient er dan bijgevoegd te worden.
De Voorzitter: U kunt zetten in de plaats van „voor de
Burgerwacht", „ten behoeve van de Burgerwacht". Hetgeen
uitbetaald wordt aan de Burgerwacht, geschiedt niet door
haar zelf, maar door den Burgemeester. Nu staat er het
woordje „voor," maar U kunt daarvoor in de plaats zetten
ten behoeve van de Burgerwacht. De Burgerwacht heeft niet
over het crediet te beschikken, maar uitsluitend Burgemees
ter en Wethouders en de Burgemeester.
De heer De Bruyn: Ik dacht, Mijnheer de Voorzitter, dat
het blancocrediet voor de Burgerwacht was en wanneer de
Gemeenteraad een blancocrediet moet verleenen, mag deze
ook wel weten uit wie het Bestuur is samengesteld. Wan
neer dat door Burgemeester en Wethouders of den Burge
ter wordt gedaan, ben ik er niet zoo nieuwsgierig naar om
te weten, wie die menschen zijn.
De Voorzitter: Ik stel dan voor punt V der agenda te le
zen als volgt: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot het verleenen van blancocrediet ten behoeve van de Bur
gerwacht." Zoo is de bedoeling geweest.
Verlangt een der leden over het voorstel het woord? Ver
langt iemand stemming? Niemand? Dan is het aangenomen.
De Voorzitter: Teneinde te voldoen aan den wensch in
in deze vergadering geuit, wensch ik den Raad mede te dee
len, dat het Bestuur door mij benoemd, bestaat uit de vol
gende heeren; daarbij goed te verstaan, dat ik het Bestuur
heb benoemd, maar dat het Bestuur zich zelf heeft geconsti
tueerd als Voorzitter, Ondervoorzitter en Secretaris.
Het Bestuur koos uit zijn midden als Voorzitter de heer
Mr. M. P. J. van Gastel, Bankier, als Ondervoorzitter, de
heer Jac. Vos, Voorzitter van den Christelijken Boerenbond
en li(j van den Gemeenteraad. Tot hopman, commandant is
benoemd de heer Henri van Gilse Jr„ oud-reserve officier,
tot leden zijn benoemd de heeren L. C. C. M. de Bruyn, boek
binder, P. J. Raats, voorzitter van den R. K. Gildenbond, en
J. M. van Berkel, voorzitter van de Christelijke Spoorweg-
vereeniging. Deze laatste is tevens als Secretaris gekozen.
5
VERGADERING VAN 8 FEBRUARI 1919.
VI. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
en aanvulling van de verordening op de heffing van een
hoofdelijken omslag met request van den R. K. Gil
denbond.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Bij het nazien van de ge-
meentebegrooting is door de Commissie daarmede belasteen
voorstel gedaan tot wijziging van de bestaande verordening
op de heffing van hoofdelijken omslag n.1. daarin op te nemen
het stelsel van kinderaftrek.
Wij hebben in onze vorige vergadering lang en breed over
dat voorstel der Commissie gesproken en speciaal heb ik er
mij tegen verzet, omdat de heffings verordening pas is vast
gesteld. Ik heb U toen te kennen gegeven, dat voor het geval
de Gemeenteraad besluit, kinderaftrek alsnog in de verorde
ning op te nemen, ik er dan de voorkeur aan zou geven dien
aftrek op te nemen, zooals die in de wet op de Rijksinkom
stenbelasting voorkomt. De Raad heeft zich toen uitgespro
ken om alsnog kinderaftrek in de heffingsverordening te
doen opnemen en dien aftrek reeds te doen gelden voor het
loopende jaar. Toen heb ik U gezegd, te vreezen, dat de Ko
ninklijke goedkeuring wel eens te lang op zich zou laten
wachten. Dit is nog pas gebleken met de schoolgeld regeling.
Die is in Juli door ons vastgesteld en de goedkeuring daar
van is pas in Januari van dit jaar ingekomen. Ik verwacht,
dat ook hier weer een lange tijd zal overheengaan. Maar
Burgemeester en Wethouders hebben zich neer te leggen bij
de uitspraak van den Gemeenteraad en daarom hebben wij
ons gehaast om reeds in deze vergadering eene wijzigings
verordening voor te stellen, waarvan U bereids een exem
plaar is toegezonden. Ik mag dus aannemen, dat de inhoud
dier verordening U bekend is. Nadat door U besloten was
om kinderaftrek in te voeren, is er nog een adres hiervoor in
gekomen van den R. K. Gildenbond alhier. Dat adres is nog
van verdere strekking dan de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders. Wij waren gebonden aan het voorloopige
Raadsbesluit. Verder mochten wij dus niet gaan. Het adres
van den Gildenbond kwam eerst in Januari, terwijl de Raad
reeds in December j.1. een besluit tot invoering van kinder
aftrek had genomen. Ik veronderstel, dat het lezen van de
verslagen in onze plaatselijke couranten oorzaak is, dat de
organisaties wakker worden en oordeelen eene poging te
moeten wagen in de hoop van nog meer te verkrijgen dan de
Gemeenteraad bereid is te geven. Ik zou haast willen zeg
gen, dat er een soort wedloop bestaat om te zorgen toch
maar het eerste hier te komen aandragen met belangen, die
in de verschillende bonden worden voorgestaan. Dat is nu
eenmaal de geest van onzen tijd. Zoo1 beschouw ik voor mij
dit adres nu ook weer. Waar zoo kort geleden de Gemeente
raad eene heffingsverordening op den Hoofdelijken Omslag
heeft vastgesteld, en waar de Begrootings-Commissie ons in
haar rapport over de begrooting heeft gevraagd aftrek voor
kinderen toe te staan, was het waarlijk mijns inziens
overbodig nog een adres hiervoor in te zenden, zoo zouden
wij wel aan den gang kunnen blijven. Wanneer deze voor
stellen worden aangenomen, kunt U er gerust op zijn, dat alle
leden van organisaties, voor wat betreft den hoofdelijken om
slag een kolossalen voorsprong zullen maken. Wanneer deze
kinderaftrek wordt aangenomen, zullen het de meergegoe-
den zijn, die daardoor meer zullen hebben te betalen.
Mijne Heeren! Wanneer een adres op zegel aan den Raad
inkomt, is de Voorzitter verplicht daarvan kennis te geven
aan den Raad. Ik wil het adres dan ook doen voorlezen, al
vorens met de behandeling van dat punt verder te gaan.
Hierop geeft de Secretaris voorlezing van het adres. Na die
voorlezing zegt:
De Voorzitter: Uit het voorgelezene zal U gebleken zijn,
dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders niet ge
heel aan de verlangens van adressanten beantwoorden. Bur
gemeester en Wethouders bezitten hiervoor geen opdracht
van den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders wen-
schen geene andere voorstellen te doen. Wanneer daartoe
dus geen stem uit den boezem van den Raad zich doet hoo-
ren, dan behandel ik alleen de verordening, die aan U in af
druk is medegedeeld.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben altoos
voor kinderaftrek geweest, al jaren lang heb ik daarover ge
sproken. Maar nu is die aftrek progressief van f 50.— tot
ƒ200.—. Dat beteekent dus, dat de meergegoeden meer mo
gen aftrekken dan de mindergegoeden. Mijne bedoeling was
meer om voor iedereen, onverschillig voor wie, 75.af te
trekken als kinderaftrek. Dan zouden diegenen, die f 1600.-
1700.verdienen, ook nog wel wat kunnen aftrekken.
Maar zooals het nu is, vrees ik, dat het percentage, dat nu
gesteld is voor den hoofdelijken omslag door dien kinderaf
trek belangrijk zal moeten verhoogd worden.
De Voorzitter: In antwoord op hetgeen de heer Van Wely
te berde brengt, kan ik zeggen, dat Burgemeester en Wet
houders zich gebonden achten door eene voorloopige bespre
king, die over kinderaftrek in eene vorige vergadering is ge
houden. Wij hebben letterlijk overgenomen, hetgeen hierom
trent in de wet op de Rijksinkomstenbelasting voorkomt. Bij
deze voorstellen krijgen alleen zij met een inkomen van
3600.en hooger een aftrek van f 200.voor elk kind,
zooals ook op den U toegezonden staat is aangegeven,' maar
waar wij door het Raadsbesluit der vorige vergadering ge
bonden zijn, kunnen wij geen ander voorstel doen. Ik zou
het er heelamaal uitgelaten hebben, wat mij persoonlijk be
treft. Burgemeester en Wethouders hebben uitvoering gege
ven aan de voorloopige beslissing, die hier in de vergadering
genomen is. Wanneer wij tot kinderaftrek besluiten, gevoel
ik er heel veel voor om menschen, die een hoogeren levens
standaard kunnen voeren, wat meer te ontheffen, dan
personen met een meer beperkt inkomen, te meer waar er
nog bijkomt, dat nu de aftrek voor noodzakelijk levensonder
houd gebracht wordt op 650 gulden, zoodat b.v. een gezin
met vier kinderen, hetwelk een inkomen geniet van f 1200.—
nog niets zal hebben te betalen. Mij dunkt, dat dit waarach
tig een mooie verbetering voor hen is en nu mogen belasting
plichtigen met hoogere inkomens, die hoogere eischen voor
hunne kinderen moeten stellen, toch wel een hoogeren aftrek
voor hunne kinderen genieten. Wanneer wij het stelsel van
kinderaftrek invoeren en men wil dit zeer democratisch op
stellen, dan ben ik er voor, dat het gelijk wordt vastgesteld
met de bepalingen van de Rijksinkomstenbelasting. Nu be
grijp ik heel goed, dat de beter gegoeden vrijwel het dub
bele zullen krijgen te betalen. Verlies niet uit het oog, dat de
verhooging voor levensonderhoud van f 400.op f 650.is
voorgesteld, dit komt vooral de werklieden ten goede. Uit
eene voorloopige uitrekening volgens deze voorstellen blijkt,
dat de omslag voor alle personen in de inkomstenbelasting
en in den hoofdelijken omslag gelijk zal zijn. Dat is zoo wat
lood om oud ijzer. Wanneer U nagaat, wat U heeft te betalen
Besluit tot het verleenen van blanco crediet aan Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de Burgerwacht.
Besluit tot opnemÏDg van kinderaftrek in de verordening op de heffing van hoofdelijken omslag.