4 VERGADERING VAN 30 AUGUSTUS 1919. wordt een der leden het woord? Verlangt daarover iemand stemming? Niemand? Dan is het aangenomen. UITBREIDING POLITIECORPS. Mijne Heer en! Alvorens over te gaan tot behandeling van punt VII heb ik nog machtiging te vragen voor het volgende: Het spijt mij, dat verplichte uitstedigheid oorzaak is ge weest, dat op de agenda niet voorkomt als punt 6: voorstel tot uitbreiding van het politiecorps. Indien de vergadering hiertegen geen bezwaar heeft, zal ik gaarne nog in deze vergadering dit voorstel aan de orde stellen en U dienaan gaande nadere toelichtingen geven. Bestaat er geen bezwaar bij de leden om dit punt alsnog aan de agenda toe te voegen? Bij niemand? Dan dank ik U voor de aanneming van dit voorstel. De toelichting luidt als volgt: Het politiekorps dezer gemeente bestaat thans uit: één inspecteur, één adjunct-inspecteur, één hoofdagent, en 23 agenten. Van deze laatsten zijn 19 agenten bestemd voor den dienst binnen de kom der gemeente en 4 voor den dienst daarbui ten-, Nispen daaronder begrepen. De invoering van den achturigen werkdag voor het politie korps zal vorderen, dat voor eiken te bezetten post en te verrichten bewakingsdienst drie man zullen moeten beschik baar zijn, wat voor de alhier bestaande 3 posthuizen en 3 bewakingskringen 6 maal 3 18 agenten zal vereischen. De thans bestaande verdeeling der kom in 3 bewakings kringen moet evenwel als onvoldoende worden beschouwd en splitsing in 4 kringen is dringend noodig. Deze wijziging zal dan tot gevolg hebben, dat voor den bewakingsdienst in plaats van 9, 12 agenten moeten worden bestemd. Zij brengt het groote voordeel mede, dat alsdan voor den dienst gedu rende den nacht steeds twee agenten zullen kunnen veree- nigd worden voor den dienst in beide kringen gezamenlijk. Het aantal agenten, voor den binnendienst te bestemmen, zou dan in totaal moeten bedragen 21. Waar echter elk agent 1 dag per week vrij is en boven- vendien 14 dagen per jaar verlof geniet, zullen bij een aan tal van 21 agenten slechts 21 maal 299 6279 dienstdagen kunnen worden gemaakt, terwijl eene geregelde vervulling van alle diensten vordert het maken van 21 maal 365 7665 dienstdagen. Voor dit tekort van (7665 6279) 1386 dienstdagen zal nog uitbreiding van het korps met (1386 299) 5 agenten noodig zijn. Bij eene regeling, ais ik hier héb aangegeven, zullen der halve voor den binnendienst noodig zijn 26 agenten. Voor den buitendienst was tot heden de gemeente ver deeld in 4 bewakingskringen en in elk van deze kringen was één z.g. buitenagent dienstdoende. De ondervinding heeft echter geleerd, dat de thans door de buitenagenten te bewa ken strookenl te groot zijn eni in verband hiermede zal tot splitsing in 5 bewakingskringen moeten worden overgegaan. De voortdurend toenemende administratieve werkzaam heden vergen van den Inspecteur en den Adjunct-Inspecteur zooveel administratieven arbeid, dat hunne verdere werk zaamheden van controle, onderzoek, verhoor, ene. daardoor in het gedrang geraken. Behoefte bestaat dan ook aan een schrijver, wiens uitsluitende taak het dient te zijn een groot gedeelte van het zuiver administratief werk te verrichten. Ook ten aanzien der instelling van hoofdagenten zal wijzi ging dienen plaats te vinden. De uiterst ongeregelde en drukke dienist van den thans eenig aanwezigen hoofd agent, vooral ten behoeve van de recherche, maakt uitbrei ding van het aantal hoofdagenten noodzakelijk. Door uitbrei ding van dit aantal tot 3 zou ongeveer kunnen worden be reikt, dat met elke der drie agenten-ploegen, welke door de invoeringvan den achturigen werkdag zullen ontstaan, een hoofdagent zou kunnen in dienst zijn. Met het oog op een en ander heb ik de eer Uwe vergade ring voor te stellen het politiekorps dezer gemeente eene zoodanige uitbreiding te doen ondergaan, dat dit zal komen te bestaan uit: één inspecteur, één adjunct-inspecteur, één schrijver, drie hoofdagenten, en een en dertig agenten. Deze laatste categorie te verdeelen in 9 agenten der Ie' en 22 agenteni der 2e klasse. Eene uitbreiding als ik hier heb aangegeven, zal vorderen de aanstelling van één schrijver, twee hoofdagenten, en acht agenten, waartoe ik bij dezen machtiging verzoek. Ik meen de voorstellen, zooals ik ze thans te Uwer kennis heb gebracht en toegelicht, aan Uwe vergadering te moeten doen: lo. omdat invoering van den achturigen werkdag voor „het politiekorps zonder uitbreiding niet mogelijk is en 2o. omdat de in deze jaren helaas zoo toenemende criminaliteit d.e instelling van een voldoend sterk politiekorps niet alleen wettigt, doch dringend eischt. Door aanneming van deze voorstellen zal kunnen worden bereikt, dat zoowel gedurende den dag als des nachts de 3 in de kom van Roosendaal aanwezige posthuizen steeds door een agent zullen zijn bezet, terwijl steeds 4 agenten binnen bedoelde kom zullen surveilleeren. Verlangt een der leden hierover het woord? Verlangt een der leden stemming? Niemand? Dan is het aangenomen en dank ik de vergadering voor het genomen besluit. YI. Mededeeling Tan ingekomen stukken. De Voorzitter: Ik heb de vergadering mede te deelen, dat zijn ingekomen: 1. Een schrijven van den heer J. A. Kools d.d. 17 Augustus j.1. met bericht, dat hij zijne benoeming tot onderwijzer aan school A, alhier, aanneemt. 2. Een schrijven van den heer J. H. Govaarts, d.d. 16 Au gustus j.1. met bericht, dat hij zijne benoeming tot onderwijzer aan school B, alhier, aanneemt. 3. Dankbetuiging van den Directeur en de leeraren der burgeravond- en teekenschool alhier, d.d. 19 Augustus 1919 voor de in de vorige vergadering tot stand gekomen salaris herziening. 4. Dankbetuiging van den heer Kortman, gemeente-veearts, d.d. 22 Augustus 1919 voor de herziening van zijn salaris. 5. Dankbetuiging van den Conciërge der Burgeravond school voor de verbetering van zijn salaris. 6. Dankbetuiging van den heer Opzichter der gemeente- plantsoenen voor de verbetering van zijn salaris. 7. Dankbetuiging van het bestuur en de leden van de R. VERGADERING VAN 30 AUGUSTUS 1919. K. Politie-beambten vereeniging „St. Joris" alhier, d.d. 25 Augustus 1919 voor de verhooging van de salarissen van het politiepersoneel. 8. Dankbetuiging van ambtenaren en beambten ter secre tarie en van den controleur van gemeente-financiën d.d. 29 Augustus j.1. voor de herziening hunner salarissen. 9. Dankbetuiging van den Hoofdopzichter van gemeente werken namens de ambtenaren, beambten en werklieden in dienst van Openbare Werken voor de herziening hunner salarissen. 10. Proces-verbaal van de opneming van de boeken en de kas van den gemeente-ontvanger door den Controleur van gemeente-financiën over het 2e kwartaal 1919. Hieruit blijkt dat het totaal der ontvangsten heeft bedragen f 1.024.642.26 V* en het totaal der uitgaven 924.307.99/4 met een voordeelig saldo van 100.334.27 Al deze brieven worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter1: Mijne He-eren! Verlangt in deze openbare zitting nog een der leden het woord? De heer Jongeneelen: Mijnheer de Voorzitter! Dezer da gen ben ik aangesproken door iemand, die reeds twee, drie maal de waterleiding heeft aangevraagd, doch ze nog niet heeft gekregen. Er is zelfs nog niet naar omgezien. Die per soon is een zekere Van den Broek, wonende in de Spoor straat even voorbij de fabriek van Van Osta. De Voorzitter: Ligt de leiding daar? De heer jongeneelen: Ja, zijn water was zoo slecht, dat hij het niet kon gebruiken. De Voorzitter: Ik zal het door U medegedeelde ter kennis van den directeur der waterleiding brengen, in de hoop, dat dan aan het verzoek van Van den Broek zal worden gevolg gegeven. Mijne Heer en! Alvorens over te gaan in comité- generaal gevoel ik mij aangespoord U allen te bedanken, voor de aangename wijze, waarop U mij de taak als leider dezer vergadering heeft weten te vergemakkelijken, en te vens voor de medewerking, die het College van Burgemees ter en Wethouders en ik op onze voorstellen steeds hebben mogen ondervinden in deze vergadering. Aan de leden, die met 1 September niet meer in onze ver gadering zitting zullen hebben, betuig ik afzonderlijk dank voor hetgeen zij in het belang der gemeente hebben gedaan. Tevens hebben de heeren Wethouders mij verzocht U te kennen te geven, dat zij voor eene herbenoeming als Wet houder niet meer in aanmerking wenschen te komen. Wij hebben] hun besluit te eerbiedigen, maar ik meen de tolk van, U allen te zijn, wanneer ik hen in deze laatste vergade ring hartelijk dank zeg voor hetgeen zij in die betrekking in het belang der gemeente hebben verricht. Ik breng hun openlijk hulde voor de vriendschappelijke wijze, waarop zij met mij in het College van Burgemeester en Wethouders en in deze vergadering steeds hebben samengewerkt. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Onvoorbereid moet ik het woord nemen; ik zal daarom kort zijn. Naar aan leiding van de hartelijke woorden, door U gesproken tot de scheidende Wethouders ein Raadsleden, acht ik mij verplicht als oudste lid van den Raad ook U, die als Raadslid van ons scheiden gaat, hartelijk te danken voor al hetgeen U in het belang van de gemeente gepraesteerd hebt, maar ik voeg daar den wensch aan toe, dat U nog vele, vele jaren als Voorzitter van den Raad zult fungeeren. De heer G. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Ik acht mij verplicht als, buiten Uw persoon, het eenig hier aanwezig zijnde der scheidende Raadsleden U dank te zeggen eni ik hoop daarbij ook de tolk te zijn van mijne niet aanwezige collega's voor de waardeerende woorden ten onzen op zichte gesproken. Ik dank U hartelijk, Mijnheer de Voorzitter en ook U, me deleden, voor de prettige samenwerking, die ik gedurende zes jaren van U heb mogen ondervinden, en ik geef U de verzekering, Mijnheer de Voorzitter, dat die zes jaar, welke ik in Uw midden, in Uw College heb mogen doorbrengen, steeds voor mij in een zeer aangename herinnering zullen blijven. Het spijt mij dan ook in de toekomst door omstan digheden niet langer in het belang van onze dierbare ge meente werkzaam te kunnen zijn. Ik hoop in het belang van de gemeente, dat de nieuwe Raad, wanneer hij het werk weer gaat voortzetten, steeds even prettig en even eens gezind moge samenwerken als zulks in de laatst afgeloopen jaren het geval is geweest. Ik ben er van overtuigd, dat het dan niet anders kan, of dit zal strekken tot bloei en heil onzer dierbare gemeente. De heer P. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Bij het af scheid nemen als Wethouder dezer gemeente gevoel ik mij gedrongen iets te zeggen op de woorden, die de Burgemees ter zooeven aan ons beider adres heeft geuit, en die hem, ik weet dit zeker, uit het hart geweld zijn. Met een zekere mate van leedwezen en weemoed neem ik op 't oogenblik afscheid van mijn ambt als eersten Wethouder, omdat ik natuurlijk vaarwel moet zeggen op de eerste plaats aan den Voorzitter, die mij zoovele jaren trouw ge holpen heeft om het zware ambt, dat mij op de schouders gelegd was, zoo best mogelijk naar mijne krachten te ver vullen, omdat ik verder afscheid moet nemen van den jong- sten Wethouder, waarmede ik altoos zeer gesymphatiseerd heb en van den Secretaris, die mij immer alle mogelijke in lichtingen, mijn ambt betreffende, heeft gegeven en ook van de leden van den Raad, met wie ik in de verschillende Com missies als Voorzitter moest optreden. Daar zal ik in mijn verderen leeftijd nog dikwerf aan kunnen' denken, dat wij het zoo prettig met elkaar eens waren en op de best moge lijke wijze in het belang onzer dierbare gemeente gewerkt hebben. Ook van geheel het personeel, van den laagsten tot den hoogsten ambtenaar, scheid ik met een gevoel, dat ik niet onder woorden kan brengen, maar van den anderen kant is het mij ook een reden tot tevredenheid en genoegdoening, nu mij het Wethouderschap te bezwarend wordt, de werkzaam heden steeds omvangrijker en talrijker worden, dat mij nu met het oog op mijn leeftijd de welkome gelegenheid geboden wordt om althans nog eenige jaren, naar ik hoop, een rustig leven te kunnen leiden. De Voorzitter': Mijne Heeren! Ik heb naar het gesprokene der verschillende heeren met genoegen geluisterd en ik hoop, dat de eenstemmigheid in de vergadering ook onder de evenredige vertegenwoordiging zooveel mogelijk behouden zal blijven. Naar aanleiding van hetgeen de heer P. Konings heeft ge zegd, wensch ik nog het volgende aan de vergadering mede te deelen Het ligt in mijn voornemen om zoodra het nieuwe College zal zijn samengesteld dit kunnen zij, die zich de keuze van Wethouder willen laten welgevallen, overwegen de Besluit tot uitbreiding van het politiecorps. Mededeeling van ingekomen stukken. •n Mededeeling van ingekomen stukkeu. Afscheidswoorden der aftredende Wethouders en Raadsleden.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 39