14
VERGADERING VAN 30 MEI 1919.
Verschillende leden: Juist.
De heer Van Gastel: Dat is de weg.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Alle werken, die
destijds door de Commissie op de begrooting zijn gebracht,
zullen toch achtereenvolgens moeten worden afgewerkt en
nu kan ik mij wel vereenigen met de volgorde, die de Hoofd
opzichter van Openbare Werken heeft aangegeven. Het is
niet van zoo'n groot belang, of het dit jaar of het volgend
jaar zal gebeuren, maar hoofdzaak is, dat wij beginnen. Wij
zijn al zoo lang over die straten bezig, al zoo heel lang, dat
het toch eindelijk eens tijd wordt, dat er begonnen wordt.
Wanneer nu weer moet uitgesteld worden omtrent de kwes
tie der Molenstraat, dan is de zomer ongeveer voorbij en dan
is er weer niets uitgevoerd. Het komt er niet op aan, of deze
straat dit jaar of het volgend jaar wordt verbeterd, dat is van
geen groot belang. Wij zijn van plan in een paar jaar die
werken uit te voeren, dus het is zaak om te beiginnen, abso
luut beginnen en gauw beginnen. Laat er ons niet lang over
praten! De volgorde, die door Openbare Werken gegeven is,
is van dien aard, dat er niet veel op te zeggen is. En wat nu
betreft de eigenaars van de stoepen, ik geloof niet, dat die
zelf zullen komen presenteeren om hunne stoepen af te
staan. Dat zou heel mooi zijn, maar dit gebeurt niet.
De gemeente zal tot die menschen moeten gaan en vragen,
of zij bereid zijn hunne stoepen af te staan en willen zij dan
niet, dan houdt alles op. Ik stel mij voor, dat zij dat graag
zullen doen en misschien nog wel iets bijdragen zullen tot
verharding van den weg. Dus Mijnheer de Voorzitter, wij
moeten het voorstel van Publieke Werken aannemen en maar
onmiddellijk beginnen. Wat nu de kwestie van dei stoepen in
de Molenstraat betreft, laat de Molenstraat dan zoolang
wachten.
De heer G. Konings: De Molenstraat kan niet wachten.
De heer Braat: Laat ons een begin maken.
De Voorzitter: Mijne Heeren, de heer Braat stelt voor den
staat van werken, zooals die hier ter tafel is gebracht, uit
te voeren.
De heer G. Konings: Dan zou ik eerst de volgorde nog wel
eens willen hooren; die ben ik vergeten.
De Voorzitter: Het eerste voorstel van Publieke Werken
is, om de trottoirs in de Molenstraat te vernieuwen. Nu zegt
de heer Braat, ik doe het voorstel om nergens mede! te wach
ten en den staat van werken uit te voeren, zooals die ons is
toegezonden.
De heer Van Gastel: Dat is het radicaalste, afwerken!
De heer Braat: Er moet toch eens begonnen worden. Alle
maal praten! U heeft daarstraks van de Tweede Kamer ge
zegd, dat er velertien dagen gepraat was en niets uitgevoerd.
De Voorzitter: U moet mij hier niets verwijten. Ik wil
hier duidelijk doen kennen, dat de dienst van Openbare
Werken heeft te zorgen voor aankoop der materialen, dat
heb ik niet te doen. Dat doe ik ook niet, al duurt de af
werking der voorstellen nog jaren. Ik ben geen ambtenaar
in dienst van Publieke Werken. Dat hieieft ieder hoofdambte
naar te doen. Wanneer een Hoofdambtenaar zijne begroeting
heeft ingezonden, en deze wordt aangenomen, dan heeft hij
voor de uitvoering te zorgen, niet de Burgemeester! Nu
kunt U er zoolang over praten, als U wilt! De Hoofdopzich
ter in dienst van Publieke Werken heeft ons voorstellen te
doen, evenals de hoofdambtenaar aan de gasfabriek met de
commissie van toezicht op de gasfabriek, de verfraaiïngscom-
missie enz. Die zorgen voor het doen van voorstallen, niet oe
Burgemeester. Wanneer er dus een crediet is verleend
hier van f 100.000.dan heleft Publieke Werken te zorgen
voor den aankoop van de materialen. Daar behoeft om niets
op te worden gewacht. Het heeft mij meermalen verbaasd',
dat in de maand Augustus, wanneer ik gewoonlijk in va-
cantie ben, de publieke werken op de begrooting voorko
mende, worden uitgevoerd. Ik heb dat in het Dagelijksch
Bestuur meer dan eens gezegd. U moet mij niets verwijten!
De minst aangename taak voor eien Voorzitter in den Raad
is de zaak der Publieke Werken voor te staan! Ik ga niet
accoord met alles, wat hier wordt voorgesteld. Ik heb nir
nog stem in deze vergadering tot September en wanneer ik
niet voor een zaak ben, breng ik evengoed mijne! stem uit als
de overige zestien raadsleden, die hier thans zitting hebben.
Nu kan ik mijn gevoelen niet onder stoelen of banken steken
en ik zal dat gevoelen hier voorstaan en verdedigen, al sta
ik daarin ook alleen!
De heer Braat heeft het voorstel gedaan om alle voorge-
gestelde werken uit te voeren. Ik breng dat voorstel graag
ir: omvraag. Ik had de voorstellen artikelsgewijze willen be
handelen, maar dat schijnt niet vlug genoeg te gaan, welnu
zooveel te gemakkelijker!
De heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! Zou het niet
nuttig zijn eene tijdelijke Commissie te benoemen, die zich
voor die uitgaaf van 200.000 gulden voor openbare werken
eens wilde inspannen, om te zien, hoe een en ander het best
zou te schikken zijn?
De Voorzitter: Wanneer U eene Commissie van Bijstand'
wenscht benoemd te zien, moeten 'Burgemeester en Wet
houders hiertoe hielt voorstel doen en aangezien het College
van Burgemeester en Wethouders bij zijn laatste vergade
ring niet voltallig is geweest, heeft U hieromtrent nu geen
voorstel bereikt, maar ik geloof wel, dat de strooming thans
in dat College is, om een dergelijk voorstel te doen. Wanneer
dat voorstel wordt gedaan, hoop ik echter, dat de Com
missie die taak ook zal uitvoeren.
De heer Van Gastel: Ik doe het voorstel om het Burge
meester en Wethouders gemakkelijker te maken.
De Voorzitter: Alle Commissies zijn voor Burgemeester
en Wethouders nog geen verbetering Mijnheer Van Gastel!
Dat zult U straks wel hooren! Men moet de werkzaamheden
verrichten ook! Een Commissie van Bijstand kan alleen wor
den benoemd op voorstel van Burgemeester en Wethouders
zelf.
Wanneer U eene Commissie ad hoe wilt benoemd zien,
welke alleen dit vraagstuk zal afdoen, dan vrees ik, dat daar
door de afdoening op de lange baan geschoven wordt.
De heieir Van Gastel: Dat kan toch zeker binnen eene
maand klaar zijn.
De Voorzitter: Wenscht U eene Commissie van drie leden
benoemd te zien?
De heer Van Gastel: Ja, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter: Dat is geene Commissie van Bijstand, maar
eene Commissie, die het onderwerp aan de orde zal afdoen.
Zijn :er leden, die het voorstel van den heer Van Gastel on
dersteunen? Niemand? Dan kan het verder geen punt van
behandeling uitmaken.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! De
reden, dat ik het voorstel van den heer Van Gastel niet
steunde was, dat wij van U gehoord hebben, dat een voorstel
kan verwacht worden tot instelling van eene Commissie.van
Bijstand; tenminste dat wordt in uitzicht gegeven.
15
VERGADERING VAN 30 MEI 1919.
De Voorzitter: Dat heb ik niet gezegd.
De heer Heerma van Voss: U heeft gezegd, dat Burge
meester en Wethouders er over denken, zoo heb ik het be
grepen. Is dat niet zoo, nu, dan hoop ik het maar en dan vind
ik het heel wat beter, dat die Commissiiei van Bijstand komt
voor alle openbare werken dan eene Commissie speciaal
voor deze werken, want dat is dan ook maar een lapmiddel.
Ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders met eien voorstel
tot het instellen eener vaste Commissie zullen komen, want
zooals ik vroeger reeds meer gezegd heb, geloof ik, dat dit
een buitengewoon goede zaak zou zijn voor onze gemeente.
Verder, Mijnheer de Voorzitter, zou ik willen voorstellen,
deze aanhangige voorstellen tot verbetering van straten tot
de volgende vergadering uit te stellen en Burgemeester en
Wethouders uitnoodigen intusschen met de eigenaars van
particuliere stoepen te praten, teneinde tot overeenstemming
te geraken betreffende den afstand dier stoepen en te zien
in hoeverre zij daarmede accoord kunnen krijgen, want zoo
lang die twee zaken niet bepaald zijn, kunnen wij m. i. niet
besluiten.
De Voorzitter: Maakt U daar een voorstel van?
De heer Heerma van Voss: Ja Mijnheer de Voorzitter.
Het voorstel van den heer Heerma van Voss wordt onder
steund door de heeren Van Gastel en Kerstens.
In stemming gebracht staken de stemmen, zoodat de be
slissing in eene volgende vergadering zal worden genomen.
Vóór het voorstel stemden de heeren: Heerma van Voss,
Van Gastel, Van Dorst, Kerstens, P. Konings, Jongeneelen
,en A. F. Vos.
Tegen stemden de heeren: Voeten, K. van Wely, G. Ko
nings, De Bruyn, Braat, E. van Wely en de Voorzitter.
XYI. Mededeeling van ingekomen stnkken.
De Voorzitter: Ik heb de vergadering mede te deelen, dat
zijn ingekomen:
1. Schrijven d.d. 24 Februari 1919, van den Roosendaal-
schen 'Bestuurdersbond, houdende klacht over het electriseh
licht, en advies der electriciteitscommissiie.
Besloten wordt dit schrijven voor de Raadsleden ter visie
te leggen.
2. Schrijven van Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d.
16 April 1919, G. nr. 215, ten geleide van het goedgekeurde
raadsbesluit d.d. 31 Maart 1919 tot het aangaan eener geld-
leening, groot f 16000.— ten behoeve van de verfraaiing
der gemeente.
3. Schrijven d.d. 16 April 1919, G. nr. 214 van Gedeputeer
de Staten dezer provincie ten geleide van hielt goedgekeurde
Raadsbesluit d.d. 31 Maart 1919 tot wijziging der begroo
ting 1919.
4. Schrijven d.d. 16 April 1919 van den Nederlandschen
Bond van Gemeente-Ambtenaren, houdende dankbetuiging
voor diö toegekende bijdrage voor haar rust- en vacantieoord
De brieven nr. 2, 3 en 4 worden voor kennisgeving aan
genomen.
5. Verzoek d.d. 26 April 1919 van J. B. Baeke tot aan
koop van grond.
Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voor
lezing van het verzoek.
De Voorzitter: Dit verzoek had reeds op de convocatie
moeten zijn geplaatst. Ik wensch de zaak niet aan te houden
tot onze volgende vergadering; daarom vraag ik machtiging
eene schattingscommissie aan te wijzen.
Baeke heeft de twee woningen in het Zand, eenige jaren
terug daar door het Burgerlijk Armbestuur gebouwd, aan
gekocht. Hij wenscht thans het boschje, naast die woningen
gelegen, van de gemeente aan te koopen. Dat: boschje is
ongeveer 28 Aren 60 c.A. groot. Ik wil trachten de zaak
voortgang te doen hebben. Ik zag gaarne eenei_ Commissie
van drie leden aangewezen, die ons eene schatting van de
waarde van het hoekje grond zal geven voor de eerstvol
gende vergadering. Ik heb de eer tot leden dier Commissie
te benoemen de heeren Konings, wethouder, E. van Wely
en Van Gastel.
De heer P. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Gaarne zou
ik van deze benoeming worden ontheven, omdat het voor mij
bezwaarlijk is zoo ver te loopen. Ik kan daaraan niet vol
doen, of er zou voor mij een rijtuig beschikbaar moeten
worden gesteld.
De Voorzitter: De heer Konings heeft bezwaar om de be
noeming aan te nemen. Ik neem daar genoegen mee en wijs
nu in zijne plaats aan den heer Van Wely, wethouder, als
Voorzitter.
De heer E- van Wely: Ik ben nog wat ouder dan de heer
Konings, Mijnheer de Voorzitter! Gelijke monniken, gelijke
kappen! Zou U mij ook niet ontheffen?
De Voorzitter: Verklaart U ook zoover niet meer te kun
nen loopen?
De heer E. van Wely: Neen. neen.
De Voorzitter: Dan bestaat er geen reden voor.
Verlangt er thans, alvorens in comité-generaal over te
gaan, in deze openbare zitting nog een der leden het woord?
De heer Van Dorst: Mijnheer de Voorzitter! In Nispen ligt
over den Heybeekschen waterloop, in de Heybeeksche
siraat een houten brug. In enkele seizoenen van het jaar kan
de brug het doorstroomende water niet verzetten. Die brug
is te smal om veel water te kunnen doorlaten. Vandaar, dat
er den laatsten tijd overstroomingen hebben plaats gehad,
waardoor de weg wel een vijftig strekkende Meters onoei
water stond. Ik zou U willen vragen Mijnheer de Voorzitter
of dat niet te verhelpen zou zijn met een noodduiker te leg
gen. Deze duiker naast de brug gelegd zou de groote hoe
veelheid water, die daaar komt, kunnen doorlaten.
De belanghebbenden ter plaatse zijn bereid den weg te
verbeteren. In den laatsten tijd is door de boeren wel een
drie a vierhonderd karren zand in den weg verwerkt. De
gelander, wiens eigendommen aan weerszijden van de brug
zijn gelegen, is bereid den waterloop te laten verbrieeden
om zoodoende het water beter door den duiker te kunnen
doen uitloozen. Verder was het wel gewenscht, dat de sloo-
ten op de plaats, waar de weg werd overstroomd, eens na
gezien werden, omdat die slooten zoo goed als dicht zitten.
De heer G. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Zoudt U mij
kunnen inlichten hoe het staat met de aanlegplannen voor
een rijwielpad van Roosendaal naar Nispen? Destijds, tijdens
den oorlog, is tot aanleg van dat rijwielpad besloten. Ten
gevolge der tijdsomstandigheden is de aanleg echter uitge
steld. Nu wij wel kunnen aannemen, dat de tijdsomstandig
heden, wat het verkeer op dien weg aangaat, vrijwel nor
maal zijn, vernam ik gaarne van U, hoever bet met genoemd
plan staat en of daar spoedig uitvoering aan zal worden ge
geven. T
Verder wensch ik U te vragen, of U misschien m de gele-
Bespreking verbetering en aanleg van straten en wegen.
Bespreking verbetering en aanleg van straten en wegen. Mededeeling ingekomen stukken. (Benoeming schattingscom
missie voor verkooping van grond aan J. B. Backx) Rondvraag (Heybeekeche brugfietspad van Roosendaal naar Nispen)