16
VERGADERING VAN 81 MAART 1919.
XIV. Behandeling van het rapport der begrooting 1919 om
trent het doen uitvoeren van buitengewone worken.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Voldoende tijd is U gelaten
om het rapport van de Commissie belast met het onderzoek
der gemeente-begrooting en het daarop door Burgemeester
en Wethouders gegeven antwoord in studie te nemen en
daaraan uwe volle aandacht te kunnen schenken. Wij heb
ben ik een onzer vorige vergaderingen breedvoerig over deze
zaaik gesproken. Wij worden van alle zijden, en niet het minst
door de Regeering aangespoord, dat toch vooral bestuurs
lichamen zullen zorgen, dat in hunne gemeenten openbare
werken worden uitgevoerd en dat zij niet hiermede zullen
wachten, gelijk particulieren uit financieel oogpunt moeten
doen, tot prijsverlaging van materialen zal zijn ingetreden.
Dien aandrang ontvingen wij eveneens van de hoogste
autoriteiten in onze Provincie. Burgemeester en Wet
houders wenschen zooveel mogelijk de werkloosheid in
de gemeente te bezweren en van gemeentewege aan de be
drijven de behulpzame hand te bieden, en tot afdoening van
sommige werken in de gemeente voorstellen te doen.
Ik wil mij nog sterker uitdrukken. Burgemeester en
Wethouders zouden zeer gaarne zien, dat hier een brug
geslagen werd over datgene, wat ons verdeeld heeft gehou
den bij de vaststelling der gemeente-begrooiting in December
j.1., en dat wij alles zullen doen om ook de werkgevers ein
werknemers in de gemeente te helpen door publieke werken
te doen uitvoeren en daartoe een besluit te nemen. Daarom
stel ik namens Burgemeester en Wethouders voor op ae
allereerste plaats uitvoering te geven aan ons vroeger voor
stel, dat van de verste strekking is en dat te vinden is in het
antwoord van Burgemeester en Wethouders op de voorstel
len van de Commissie van onderzoek der gemeente-begroo
ting. Ik breng derhalve in behandeling het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders bij hun memorie van antwoord
voor de begrooting 1919 met betrekking tot het uitvoeren
van buitengewone werken gedaan. Die memorie luidt in dat
opzicht als volgt:
„Eveneens meenen wij aan Uwe vergadering te moeten
overlaten de beslissing op de door de Commissie gedane
voorstellen betreffende de verbetering van waterloopen en de
voorzieningen in den reinigingsdienst.
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de
door de Commissie gedane voorstellen betreffende de verbe
tering van straten en wegen binnen en buiten de kom der ge
meente. Waren wij niet teruggeschrikt voor de enorm hoogs
prijzen der materialen, dan zouden ook wij, als voorstanders
dier verbeteringen, voor de uitvoering van vele daarvan
over reeds vroegere jaren de noodige voorstellen hebben ge
daan. Mocht de Raad met de Commissie van meening zijn,
dat tot uitvoering van de aangegeven werken dient te wor
den overgegaan, dan zouden wij er de voorkeur aan geven
die werken over de jaren 1919 en 1920 uit te voeren. Naar
ons oordeel evenwel dient de verharding van de straten in
de kom der gemeente te geschieden over de volle breedte
met het aanbrengen van trottoirs en de noodige afwatering,
aangezien alleen op die wijze een goede toestand kan wor
den verkregen. Om de uitvoering van de voorgestelde ver
beteringen in dien geest mogelijk te maken, zal het noodig
zijn eene geldleening aan te gaan tot een bedrag van
ƒ200000.af te lossen in 30 jaar, waardoor het gemeente
lijk budget jaarlijks met een bedrag van f 15000.zal
worden verhoogd.
Bij zijne beslissing dient Uwe vergadering evenwel in het
oog te houden, dat wanneer zal worden overgegaan tot het
verharden van particuliere straten, die met of zonder voor
kennis van de gemeente zijn aangelegd, dit praecedent er
aanleiding toe zal geven, dat ook reeds gedeeltelijk verharde
particuliere straten (die met hun als rijweg verhard midden
gedeelte in den winter vol slik en in den zomer vol stof zijn)
door de gemeente in denzelfden toestand dienen te worden
gebracht, en de gemeente in geen geval tot verharding of
verbetering van particuliere straten mag overgaan, zonder
dat die straten in haren vollen en onbezwaarden eigendom,
en derhalve ook vrij van alle servituten en erfdienstbaarhe
den, zullen zijn overgebracht.
Wanneer ook Uwe vergadering de wenschelijkheid mocht
erkennen van het aanleggen van de door de Commissie be
doelde brug en van het invoeren van het systeem van pneu
matische lediging der privaatputten zal door ons de noodige
opdracht tot het maken van de daartoe vereischte plannen
worden gegeven."
Wat dit laatste betreft moet ik er op wijzen, dat dit voor
stel bij Burgemeester en Wethouders nog niet voldoende is
voorbereid om reeds nu aan Uwe vergadering ter beslissing
voorgelegd te kunnen worden. Het voorstel lot het maken
van een brug over de Vliet blijft derhalve vooiloopig ritge-
steld. Wij komen daar later op terug.
Wat de pneumatische lediging der privaatputten betreft, is
tot het maken van de vereischte plannen toen de toestem
ming reeds gegeven.
Burgemeester en Wethouders stellen U thans voor eene
geldleening aan te gaan groot f 200000.af te lossen in 30
jaar, ter afdoening van alle werken, die in het rapport der
Commissie zijn genoemd.
De heer K. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Onder deze
werken is niet begrepen de gedeeltelijke demping van de
haven niet waar?
De Voorzitter: Neen, alleen verbetering, aanleg en verhar
ding van straten, wegen en pleinen.
De heer K. van Wely: Zou dat er ook niet bij genomen
kunnen worden.
De Voorzitter: Hiertoe is reeds besloten.
De heer K. van Wely: Ja, maar daar is nog geen kwestie
van uitvoering.
De Voorzitter: Dat is eenmaal besloten. Dit zijn nieuwe
werken, en wanneer de Raad dit besluit neemt, kunnen wij
beginnen ook in de zomermaanden de klinkerwegen verder
te laten afwerken, want wij hebben hiermede slechts gewacht
op de materialen. Dit is nu een besluit om de zaak te over
bruggen en wij zullen in de eerstvolgende vergadering be
slissen, welke werken het eerst aan de orde zullen
worden gesteld.
De heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter- Is het de bedoe
ling om iedere straat in Roosendaal te verharden, de Antver-
piastraat, Fortuinstraat enz.?
De Voorzitter: U heeft gezien, dat particulieren eerst tot
Burgemeester en Wethouders zullen moeten komen met
hunne desbetreffende voorstelfen. Wij zullen eerst moeten
beginnen met de gemeentestraten. Die werken worden ver
deeld over twee jaar. Burgemeester en Wethouders zullen
voorstellen te beginnen met de straten, die hier genoemd zijn
en eigendom der gemeente zijn, dat spreekt van zelf.
17
VERGADERING VAN 31 MAART 1919.
De heer G. Konings: Is onder dat plan begrepen, het aan
leggen van nieuwe trottoirs binnen de gemeente?
De Voorzitter: Verbetering van de trottoirs in do Molen
straat, Achterstraat, Kade, wordt verlangd.
Verlangt omtrent dit voorstel een der leden stemming?
Niemand? Dan is het aangenomen.
De heer E. van Wely: Toe maar, alweer 200.000 gulden.
De Voorzitter: Thans stel ik nog voor in verband met de
'genomen beslissingen omtrent dit punt en omtrent de ver
fraaiing het navolgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen.
Overwegende, dat er met het oog op de verbetering van
de bestratingen in de gemeente, zoomede in verband met het
aanbrengen van beplantingen ter verfraaiing der gemeente in
1919 uitgaven te doen zullen zijn, waarvoor geen post op de
begrooting is geraamd,
HEEFT BESLOTEN:
de begrooting van ontvangsten en uitgaven dier gemeente
voor het dienstjaar 1919 te wijzigen als volgt:
in ONTVANGSTEN:
Hoofdstuk VII, artikel 3, „Opbrengst van geldleeningen
voor buitengewone uitgaven" wordt VERHOOGD met
216000.—
in UITGAVEN:
Aan Hoofdstuk XVI worden TOEGEVOEGD:
Artikel 12a. Kosten voor de verbetering van de bestratin
gen der gemeente f 200.000.
Artikel 12b. Kosten van de verfraaiing der
gemeente 16.000.
216.000.—
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen van den 31sten Maart 1919.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
Verlangt iemand stemming over dit besluit? Niemand? Dan
is het aangenomen.
Mijne Heeren! Nu heb ik nog mededeeling te doen van
een brief van den Roosendaalschen Bestuurdersbond d.d.
24 Februari 1919, Nr. 15, betreffende den aanleg van straten,
waarvan ik den Secretaris verzoek voorlezing te geven.
De Secretaris geeft hiervan voorlezing.
De Voorzitter: Ingevolge het door Uwe vergadering ge
nomen besluit, stel ik voor dit schrijven als afgedaan te be
schouwen en voor kennisgeving aan te nemen.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter: Verlangt in deze openbare zitting nog een
der leden het woord?
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Nu de Minister
goedgekeurd heeft, dat de gemeentebesturen de oorlogs
winstbelasting van den hoofdelijken omslag kunnen aftrekken,
De Voorzitter: Heeft de Minister dat goedgekeurd? Weet
U dat zeker?
De heer Braat: Dat heb ik gelezen. Ik zal U eens voor
lezen, wat in de Zoom daaromtrent voorkomt.
Ik zou alleen willen vragen, of de desbetreffende aanvra
gen in onze gemeente kunnen afgedaan worden?
De Voorzitter: Ik heb van een officieele beslissing nog
niets vernomen. Ik heb juist altijd het tegendeel gehoord.
De heer Braat: Het is indertijd door den Gemeenteraad
aangenomen, dat het afgetrokken zou worden.
De heer G. Konings: Dat meen ik ook.
De heer Braat: Het is afgetrokken. Die aftrek is van 1916.
De Voorzitter: Dan hebben ze iets gedaan, wat niet mocht.
Het spijt mij, dat te moeten vernemen. Er is in onze verga
dering gezegd, dat zullen wij zoo doen, dat geef ik gereedelijk
toe. Naar aanleiding van ons voorstel is eenzelfde besluit
genomen in Eindhoven. Wij hebben onze beslissing genomen
vóór Eindhoven, maar in Eindhoven heeft het raadsbesluit
bezwaar ontmoet.
De heer Braat: Verschillende gemeenten hebben het aan
genomen, Delft, Rotterdam.
De Voorzitter: Maar de Regeering heeft er bezwaar te
gen gemaakt.
De heer Braat: Nu niet meer. Over 1916 is de oorlogs
winst bij mij afgetrokken.
De Voorzitter: Ik wist niet, dat U dat teruggekregen
had. Dan zijt U goed af.
De heer Braat: Over 1916 is afgetrokken.
De heer Verheijen: De uitvoering van het Raadsbesluit is
opgeschort in verband met de quaestie Eindhoven.
De heer G. Konings: Het Raadsbesluit is er toch geweest.
De heer Verheijen: Het Raadsbesluit bestaat, maar de uit
voering daarvan is opgeschort tot inzake de verordening
Eindhoven zou zijn beslist.
De heer Braat: Dan kan ik mij in het jaartal vergissen,
maar dan zal het over 1915 geweest zijn, dat weet ik toch
De Voorzitter: Dan zullen wij dat laten onderzoeken, dan
moet U dat weer teruggeven.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter- Ik zou U nog
willen vragen, of het waar is, dat door den Minister van
Binnenlandsche Zaken een schrijven aan de Gemeentebestu
ren is gericht, waarin zou aangedrongen worden op onmid
dellijke invoering van den achturigen werkdag?
De Voorzitter: Bij Burgemeester en Wethouders is derge
lijk schrijven ingekomen, als ik mij niet vergis, tenminste
een verzoek om niet te wachten maar Burgemeester en
Wethouders hebben dat niet ter tafel durven brengen. In
eene vorige vergadering ben ik daarvan de eenige voor
stander geweest. Toen ben ik tot mijn grooten spijt alleen
blijven staan; dus U kunt van mij geen voorstel wachten.
De heer Braat: Wij leven snel Mijnheer de Voorzitter en
wat toen onze goedkeuring niet kon wegdragen, kan dat nu
misschien wel. Het komt mij voor, dat wij zedelijk verplicht
zijn onze Regeering met alle macht en kracht te steunen.
Wanneer de Regeering zegt: Gemeentebesturen voert den
achturigen werkdag in, dan dunkt mij, dat wij verplicht zijn
daaraan gehoor te geven.
Ik wil daarom de volgende motie voorstellen:
„De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, gezien de
„circulaire van Zijne Excellentie den Minister van Binnen-
Jandsche Zaken, inzake den achturigen werkdag,
„overwegende, dat de Gemeentebesturen zedelijk ver-
„pïicht zijn onze Regeering met alle macht en kracht te steu
nen,
BESLUIT:
„Burgemeester en Wethouders te verzoeken een desbe-
Behandeling van het rapport der begrooting 1919, omtrent het doen uitvoeren van buitengewone werken (doen bestraten
en verbeteren van straten, wegen en pleinen;.
Besluit tot het aangaan eener geldleening groot f 200,000 en tot wijziging der begrooting 1919 in verband
verbeteren van straten, wegen en pleinen. Rondvraag (vraag van den heer Braat omtrent het doen aftrekken der oor
logs winstbelasting van "den hoofdelijken omslag en voorstel van denzelfden betreffende invoering van den achturigen werkdag).