fo VERGADERING VAN 31 MAART 1919. dat echter niet gedaan en bieden nu eene nieuwe verorde ning aan, waarvan ik den Secretaris verzoek voorlezing te geven. - De Secretaris geeft hiervan voorlezing. Na voorlezing zegt De Voorzitter: Verlangt over de verordening in haar ge heel een der leden het woord? De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Als ik dei zaak goed begrijp, dan is het verschil tusschen de eerste veror dening en deze, dat de drie laatsite regels daar verandering in brengen, dus dat de heffing niet of slechts ten deele zal worden toegepast, indien door verlaging van het heffings percentage der inkomstenbelasting aan den in dat artikel ge stelden eisch niet zou worden voldaan. Maar Mijnheer de Voorzitter, vervalt ook alinea 2 van ar tikel II der vorige verordening? De Voorzitter: De heele verordening vervalt. De vroegere is ingetrokken. De heer Braat: Kan dat? Is artikel 2 dan niet meei noodig? De Voorzitter: Neen. Het artikel 2 in de vorige verorde ning was eene herhaling van wat in de wet staat. Verlangt over de verordening, zooals zij U in afdruk is medegedeeld een der leden stemming? Niemand? Dan is ze aangenomen. De Voorzitter: Verlangt iemand over de verordening op de invordering, zooals zij U in afdruk is medegedeeld stemming? Niemand? Dan is ook de verordening op de invordering voor onze gemeente vastgesteld. De verordeningen luiden als volgt: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, Gelet op artikel 2 der wet van 26 Juli 1918, St.bl. No. 502, tot vaststelling van de regelen voor de heffing van opcenten ten behoeve der gemeente op de dividend- en tantièmebe lasting, alsmede op de bepalingen der gemeentewet, BESLUIT vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING tot heffing van opcenten op de hoofd som der dividend- en tantièmebelasting. Artikel 1. Boven de opcenten, bedoeld in artikel 1 der wet van 26 Juli 1918 (Staatsblad No. 502), worden op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting ten behoeve der gemeente achttien opcenten geheven. Artikel 2. Wanneer in verband met verlaging van het h'öffingsper- centage der plaatselijke directe belasting naar het inkomen door de heffing van het in artikel 1 genoemd aantal opcen ten over eenig belastingjaar niet voldaan zou worden aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 der wet van 26 Juli 1918, dan heeft de heffing niet of slechts tot een zoo danig aantal opcenten plaats als noodig is, opdat aan ge noemde bepaling voldaan wordt. Artikel 3. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getre den op 1 Januari 1919. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen van dien 31sten Maart 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, HEEFT BESLOTEN vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING op de invordering van de opcenten op de dividend- en tantièmebelasting in de gemeente Roosendaal en Nispen. Eenig artikel. De invordering der opcenten op de hoofdsom der dividend en tantièmebelasting, waarvan de heffing is bepaald in de verordening van heden, geschiedt overeenkomstig het be paalde bij artikel 7, derde lid, der wet van 26 Juli 1918 (Staatsblad No. 502). Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosen daal en Nispen in zijne openbare vergadering van den 31sten Maart 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. VIII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de jaarwedde- en dienstregeling vain den klerk ten kantore van den gemeenteontvanger. De Voorzitter: Mijne Heeren! Namens Burgemeester en Wethouders heb ik U voor te stellen de jaarwedderegeling van den ambtenaar, die als klerk verbonden is aan het kan toor van den gemeenteontvanger, gelijk te doen zijn aan de regeling voor de klerken ter secretarie werkzaam, zooals zij in onze vergadering van 15 October j.1'. voor die klerken is vastgesteld, verder te bepalen, dat de benoeming, schorsing en ontslag zullen geschieden door Burgemeester en Wethou ders, evenals dat voor de ambtenaren ter secretarie is be paald en tevens, dat zijn werkkring, instuctie en diensttijd door Burgemeester en Wethouders worden vastgesteld. Ver der te bepalen, dat dit besluit te allen tijde door den Raad kan worden aangevuld en gewijzigd en zal ingaan met in gang van 1 April a.s, Verlangt een der leden het woord? Niemand? Dan stel ik voor het volgende besluit te nemen, waarvan ik den Secre taris verzoek voorlezing te geven. Na voorlezing zegt: De Voorzitter: Mijne Heeren! Ik acht het nog wenschelijk de vergadering mede te deelen, dat Burgemeester en; Wet houders met dit voorstel beoogen, dat de klerk geheel gelijk behandeld zal worden zooals dat in de meeste gemeenten het geval is als de klerken ter secretarie, dat die dus ge lijke rechten en verplichtingen hebben. Dat wanneer een der gelijk ambtenaar ziek wordt, hij de rechten heeft, welke in de jaarwedderegeling voor de klerken ter secretarie zijn om schreven. Voor hien geldt dus niet alleen dezelfde jaarwedde, maar ook dezelfde jaarwedderegeling; dat wensch ik duide lijk te doen uitkomen. Wanneer hij dus de akte bezit voor candidaat-secretaris, dan krijgt hij evengoed' de daarvoor ge stelde belooning als die klerken ter secretarie. Het is dus to- VERGADERING VAN'31 MAART 1919. taal gelijk, of een klerk ter secretarie werkzaam is of ten kan tore van den gemeente-ontvanger. Ik wensch U dat duidelijk te maken, opdat er later geen verschil van meening over kan bestaan. Verlangt nu iemand stemming? De heer Jongeneelen treedt de vergaderzaal binnen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Bij inzage van het concept-besluit is mijne aandacht gevallen op het ver melden in het besluit van den datum der verordening rege lende de salarisregeling, waarnaar verwezen wordt. Ik zou U in overweging willen geven dien datum in het conceptbe sluit te doen vervallen, omdat het besluit herziening zou be hoeven tegelijk met de herziening van de jaarwedderegeling ■en wanneer U den datum niet vermeldt, werkt het besluit automatisch door. Wanneer dat besluit niet zou worden her zien, zou de klerk bij den ontvanger aangesteld blijven op de oude regeling, wat niet de bedoeling is. De Voorzitter: Ik erken, dat de datum er gerust kan uit blijven. Het gaat er maar om, dat de jaarwedderegeling voor beiden geheel gelijk is. Verlangt over het aldus gewijzigde besluit iemand stem ming? Niemand? Dan is het als volgt vastgesteld: De Raad dier gemeente Roosendaal en Nispen, Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders, HEEFT BESLOTEN: Ten kantore van den gemeente-ontvanger is als ambtenaar verbonden een klerk, wiens jaarwedderegeling gelijk is aan die der klerken werkzaam ter gemeente-secretarie vervat in de „Jaarwedderegeling van de ambtenaren ter secretarie," wiens benoeming, schorsing en ontslag door Burgemeester en Wethouders geschieden en wiens werkkring, instructie en diensttijd door Burgemeester en Wethouders worden vast gesteld. Dit besluit treedt in werking op den eersten April 1919 en kan ten allen tijde door den Gemeenteraad worden aange vuld en gewijzigd. Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosen daal en Nispen in zijne openbare vergadering van den 31sten Maart 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. IX. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aanstel ling van een tweeden bevolkingsagent. De Voorzitter: Mijne Heeren! Blijkens ingekomen verzoek van den gemeente-secretaris acht deze hoofdambtenaar het gewenscht, dat aan de afdeeling bevolking een tweede be volkingsagent zal worden aangesteld, aangezien de diensten, welke van den ©enigen bevolkingsagent gevorderd worden van dien aard zijn, dat hij onmogelijk zijn dienst naar behoo- ren kan vervullen. Met dat naar behooren vervullen bedoel ik niet, dat hij zijn werk niet naar behooren vervult, maat dat hij zijn werk niet afkan. Teneinde iets, wat zoo noodzakelijk is, het juiste bijhouden van de bevolking, in de hand te wer ken, doen Burgemeester en Wethouders bij dezen het voor stel om een tweeden bevolkingsagent aan te stellen. Verlangt iemand daaromtrent het woord? Niemand? Dan stel ik voor het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen, Overwegende, dat tengevolge van de talrijke wisseling van de bevolking dier gemeente, zoomede met het oog op het verblijf en het verkeer van vreemdelingen eene gestadige controle van den stand der bevolking gewenscht is; dat dientengevolge in het belang eener goede administratie van de bevolking der gemeente het contrólepersoneel uit breiding dient te ondergaan, HEEFT BESLOTEN: Burgemeester en Wethouders te machtigen tot aanstelling van een tweeden bevolkingsagent in die gemeente, zulks overeenkomstig de bij zijn besluit van 15 October 1918 vast gestelde verordening, regelende de bezoldiging en den voor- loopigen pensioensgrondslag van de bevolkingsagenten als beambten aan de gemeente-secretarie verbonden. Dit besluit treedt in werking op 1 April 1919. Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge meente Roosendaal en Nispen van den 31sten Maart 1919. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. Verlangt iemand stemming? Niemand? Dan is het aan genomen. X. Verzoek van den heer Th. A. M. Bissels om eervol ontslag als onderwijzer aan de U.L.O. school te Nispen. De Voorzitter: Mijne Heeren! .Wij hadden gehoopt in deze vergadering, hoe kort geleden het verzoek om ontslag ook is ingekomen, het dateert n.1. van 8 Maart, U reeds de voor dracht tot de benoeming van een plaatsvervanger, van een nieuwen onderwijzer te kunnen aanbieden. Echter zijn wij in onze pogingen niet geslaagd. Ofschoon het aanvangssala ris voor onderwijzers; in onze gemeente is gebracht op 1400.— hebben wij slechts twee sollicitanten gekregen en hebben wij ons daardoor genoodzaakt gezien eene herhaalde oproeping te plaatsen. Wij hebben den termijn voor sollicita tie verlengd tot 8 April e. k. Inmiddels is nog een sollicitatie ingekomen, zoodat wij nu althans keuze hebben uit drie. Wij hebben er nu in onze hieirhaalde oproeping bijge schreven, dat het niet een dorpsschooltje is, zooals er wel meer zijn, maar dat het eene school is, waar op 't oogenblik 266 leerlingen school gaan. Dat kan misschien tot gevolg hebben, dat wij eenige sollicitanten meer krijgen. De heer Bissels heeft na zijne benoeming verzuimd on middellijk Burgemeester en Wethouders en den Raad hier van kennis te geven en ontslag te verzoeken. Ik heb U de vorige maal bij de vaststelling van de salarisregeling, op 15 October duidelijk en bij herhaling gezegd, dat de datum van ontslag niet moet worden bepaald door den onderwijzer, maar dat hij zijn wensch mag te kennen komen geven, en dat de Raad daarin vrijblijft. Nu vraagt de heer Bissels met in gang van 1 Mei of 1 Juni ontslag. Namens Burgemeester en Wethouders stel ik U voor om aan den heer Bissels met in gang van 1 Juni eervol ontlag te verleenen uit zijne betrek king van onderwijzer aan dei school voor uitgebreid lager onderwijs te Nispen. Is daar niemand tegen? Niemand? Dan beschouw ik het ontslag als eervol verleend. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Moet er niet gestemd worden over de kwestie van eervol ontslag? Vaststelling eener verordening tot heffing van opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting.Besluit tot gelijkstelling van de jaarwedderegeling van den klerk ten kantore van den gemeente-ontvanger met die der klerken ter secretarie. Besluit tot gelijkstelling van de jaarwedderegeling van den klerk ten kantore van den gemeente-ontvanger met die der klerken ter secretarie Besluit om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot net aanstellen van een tweeden SkinSsagent! VeSèn van eervol ontsla! aan den heer Th. A. M. Bissels als onderwijzer aan de U. L. O. school te Nispen.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1919 | | pagina 14